Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
vreemdelingenkamer
Uitspraak
artikel 8:81 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en artikel 8:70 van de Awb jo artikel 94 en artikel 106 van de Vw 2000
reg. nrs.:
AWB 08/39300 (voorlopige voorziening)
AWB 08/39299 (beroep asiel)
AWB 08/39301 (beroep vrijheidsontnemende maatregel)
V-nr.: [nummer]
inzake:
[eiser], die stelt te zijn geboren op [1979], van gestelde Sierraleoonse dan wel Nigeriaanse nationaliteit, verblijvende in het Detentiecentrum Noord-Holland, locatie Oude Meer, verzoeker/eiser, hierna te noemen: eiser,
gemachtigde: mr. G. Jairam, advocaat te Rotterdam,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.P. Lamfers, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Op 29 oktober 2008 is eiser op grond van artikel 13 jo artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op 30 oktober 2008 de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
2. Bij beroepschrift van 4 november 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
3. Op 4 november 2008 heeft eiser tevens beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 november 2008 waarbij de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 is afgewezen. Op diezelfde datum is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, waarbij is verzocht uitzetting van eiser achterwege te laten totdat op het beroep zal zijn beslist.
4. Het verzoek om een voorlopige voorziening, alsmede het beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel, is behandeld ter zitting van
14 november 2008. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A.Y.C. Sikkens, tolk in de Engelse taal. De voorzieningenrechter/rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. ASIELRELAAS
Eiser heeft het volgende relaas aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is opgegroeid bij adoptiefouders in een klein dorp in Nigeria. Nadat zijn adoptiefvader in 2003 overleed, werd hij door zijn adoptiefmoeder nog slechter behandeld dan voorheen. Op een dag probeerde de adoptiefmoeder eiser te dwingen gemeenschap met haar te hebben en nadat hij zich verzette stak zij eiser met een fles in zijn rechtervoet. In haar woede vertelde ze vervolgens dat eiser uit een weeshuis in Sierra Leone was gehaald en toonde ze hem de adoptiepapieren. Eiser vluchtte daarop uit huis en slaagde erin elders een nieuw leven op te bouwen. Na enige tijd werd eiser achterhaald door vier leden van een geheim genootschap, genaamd Ogboni, waarvan eisers adoptiefmoeder de tweede sterke persoon is. Eiser wist aan hen te ontkomen en ontmoette op zijn vlucht een Sierraleoonse man, die hem hielp te vluchten via Sierra Leone naar Nederland.
III. STANDPUNTEN PARTIJEN TER ZAKE VAN DE ASIELAANVRAAG
1. Verweerder heeft de aanvraag van eiser binnen 48 procesuren in het aanmeldcentrum (AC) afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, juncto artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000. Eiser heeft toerekenbaar geen documenten overgelegd met betrekking tot zijn identiteit, nationaliteit, reisroute en asielrelaas. Eiser heeft een eigen verantwoordelijkheid om zijn gestelde identiteit en de door hem afgelegde reisroute te onderbouwen. Eiser heeft geen pogingen gedaan om aan identiteitsdocumenten of de adoptiepapieren te komen. Voorts heeft eiser geen reisdocumenten overgelegd en heeft hij nagenoeg geen verifieerbare of coherente verklaringen afgelegd over de reisroute. Eisers gebrek aan scholing is geen verschoonbare reden voor het ontbreken van kennis inzake zijn reis. Nu eiser toerekenbaar niet de benodigde documenten heeft overgelegd, dient van het asielrelaas positieve overtuigingskracht uit te gaan. Dit is niet het geval, nu eiser zijn gestelde Sierraleoonse nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft de kennisvragen over Sierra Leone niet dan wel onjuist beantwoord. De stelling dat hij geadopteerd werd toen hij twee jaar oud was en hij ook niet in de gelegenheid is geweest om zijn adoptiefouders daarover vragen te stellen is hiertoe niet afdoende. Eiser heeft immers tegenstrijdig verklaard over de wijze waarop hij op de hoogte is geraakt van het feit dat hij zou zijn geadopteerd. Tijdens het eerste gehoor heeft eiser eerst verklaard dat zijn adoptiefvader hem dit heeft verteld, terwijl hij later heeft verklaard dat zijn adoptiefmoeder dit eerst na het overlijden van zijn adoptiefvader heeft verteld. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de datum waarop hij het huis van zijn adoptiefmoeder zou hebben verlaten, te weten 2005 en 2 oktober 2007. Ook heeft hij tegenstrijdig verklaard over het dorp in Nigeria waar hij zou hebben verbleven en het moment waarop hij op de hoogte zou zijn geraakt van zijn Sierraleoonse nationaliteit. Eiser heeft bovendien niets kunnen verklaren over de wijze waarop de adoptie tot stand zou zijn gekomen. Derhalve heeft eiser zijn gestelde nationaliteit niet aannemelijk gemaakt en heeft hij evenmin aannemelijk gemaakt waarom hij dit niet kan. In het verlengde daarvan is het ook niet geloofwaardig dat eiser is geadopteerd en wordt geen geloof gehecht aan zijn asielmotieven. Hieruit volgt dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a tot en met d, van de Vw 2000.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de aanvraag, gelet op de vereiste zorgvuldigheid, niet binnen 48 procesuren heeft kunnen afdoen. Eiser meent dat hij in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning. Eiser kan niet worden verweten dat hij geen documenten heeft overgelegd waarover hij nimmer de beschikking heeft gehad en heeft kunnen hebben. Eiser bevond zich immers in een acute vluchtsituatie en is naar Nederland gereisd met behulp van een reisagent. Voorts heeft eiser over zijn reisroute alles verteld wat van hem onder de gegeven omstandigheden kan worden verwacht. Dit geldt evenzeer voor de verklaringen van eiser omtrent zijn nationaliteit. Eiser heeft geen kennis over Sierra Leone, omdat hij daar niet is opgegroeid. Eiser heeft gesteld dat hij niet weet of hij de Sierraleoonse of de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Daarom is ten onrechte geconcludeerd dat er geen positieve overtuigingskracht uitgaat van het asielrelaas. Eiser betwist voorts dat hij tegenstrijdig heeft verklaard. Eiser heeft eenduidig verklaard over het moment waarop hij kennis heeft genomen van het feit dat hij geadopteerd is. Eiser heeft niet verklaard dat dit direct na de dood van zijn adoptievader was. Ook heeft eiser niet tegenstrijdig verklaard over het adres van zijn adoptiefouders. Dit was in het dorp Olowe, van waaruit eiser is gevlucht naar Boko en vervolgens naar Akunagbe. Voor zover er al sprake zou zijn van een tegenstrijdigheid, ziet het niet op een essentieel onderdeel van het asielrelaas.
3. Ter zitting heeft eiser verwezen naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 juni 2005 (AWB 05/22945), waarin is overwogen dat het mogelijk is om te reizen zonder zelf reisdocumenten in handen te krijgen. Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder, gelet op jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), het ontbreken van positieve overtuigingskracht niet enkel kan baseren op het ontbreken van documenten en het niet aannemelijk kunnen maken van de Sierraleoonse nationaliteit.
4. Verweerder heeft ter zitting opgemerkt dat het asielrelaas geen positieve overtuigingskracht heeft, omdat het asielrelaas teveel tegenstrijdigheden bevat. De kennisvragen over Sierra Leone zijn gesteld om eiser de gelegenheid te bieden zijn nationaliteit aan te tonen. Verweerder handhaaft voorts het standpunt dat eiser in de gelegenheid is geweest om zijn adoptiefouders daarover vragen te stellen. De overwegingen met betrekking tot de positieve overtuigingskracht zijn wel degelijk gescheiden van de overwegingen over het ontbreken van documenten en de Sierraleoonse nationaliteit.
IV. STANDPUNTEN PARTIJEN TER ZAKE VAN DE VRIJHEIDSONTNEMENDE MAATREGEL
Eiser en verweerder hebben zich beide gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
V. OVERWEGINGEN
1. Aan de orde is de vraag of er gegeven de spoedeisendheid van het verzoek aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat het besluit van verweerder om de uitzetting niet achterwege te laten wordt geschorst.
2. Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Eiser is tijdig op deze bevoegdheid gewezen.
3. De AC-procedure voorziet in afdoening van asielverzoeken binnen 48 procesuren. Deze procedure leent zich slechts voor die zaken waarvan verweerder, daarbij de vereiste zorgvuldigheid in acht nemend, binnen deze korte termijn kan beoordelen of de aanvraag op grond van artikel 30 of 31 van de Vw 2000 kan worden afgewezen.
4. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is de Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.
5. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan - voor zover hier van belang - een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
6. Artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 wordt afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van genoemd artikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van
deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
7. De voorzieningenrechter is met verweerder en op de door verweerder aangevoerde gronden van oordeel dat eiser toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn identiteit, nationaliteit, reisroute en asielrelaas. Eiser heeft niet weersproken dat hij geen pogingen heeft ondernomen om identiteitsdocumenten of de adoptiepapieren te verkrijgen. Verweerder heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich in een acute vluchtsituatie bevond, zodat het ontbreken van identiteitsdocumenten ook om die reden niet verschoonbaar kan worden geacht. Evenmin heeft eiser verschoonbare redenen aangevoerd voor het ontbreken van reisdocumenten. De verwijzing naar de uitspraak van 9 juni 2005 (AWB 05/22945) kan eiser niet baten, reeds omdat er geen sprake is van vergelijkbare gevallen. De vreemdeling in die zaak had immers voldoende concrete en verifieerbare verklaringen afgelegd over zijn reisroute. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat eiser nagenoeg geen verifieerbare en coherente verklaringen over de reisroute heeft afgelegd. Verweerder heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze omstandigheden afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen en dat van zijn asielrelaas een positieve overtuigingskracht dient uit te gaan.
8. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat zijn oordeel dat eisers asielrelaas positieve overtuigingskracht ontbeert niet uitsluitend is gebaseerd op het ontbreken van documenten. Verweerder concludeert namelijk in het bestreden besluit dat het asielrelaas ongeloofwaardig is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt de Sierraleoonse nationaliteit te bezitten dan wel waarom hij dit niet kan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarbij evenwel een onjuist uitgangspunt gehanteerd. Eiser heeft immers gesteld niet te weten welke nationaliteit hij heeft en bovendien stelt hij na zijn adoptie nimmer (bestendig) verblijf in Sierra Leone te hebben gehad. Reeds bij aanvang van het eerste gehoor (pagina 1) heeft eiser verklaard niet te weten welke nationaliteit hij bezit, dat hem is verteld dat hij is geboren in Sierra Leone en dat hij op tweejarige leeftijd naar Nigeria is gebracht. Ook in het vervolg van de procedure heeft eiser consistent verklaard niet in Sierra Leone te zijn opgegroeid en ook niet op andere wijze kennis over dit land te hebben verkregen. De vraag of eiser de Sierraleoonse nationaliteit heeft raakt dan ook niet de kern van eisers asielrelaas. Verweerder heeft voorts nagelaten kennisvragen te stellen over Nigeria, terwijl de gestelde gebeurtenissen zich aldaar zouden hebben afgespeeld. Verweerder kon daarom geen oordeel geven over de geloofwaardigheid van de asielmotieven zonder deze ook op hun eigen merites inhoudelijk te beoordelen. Het bestreden besluit is in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd.
9. Uit het voorgaande volgt tevens dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan beoordeling van de hoofdzaak. De voorzieningenrechter ziet derhalve aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk op dat beroep ter zake van de asielaanvraag te beslissen.
Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, ex artikel 8:72, derde lid, van de Awb, geheel in stand te laten. Daartoe wordt het volgende overwogen.
10. Zoals hiervoor onder V.8 is overwogen heeft verweerder op onjuiste gronden, namelijk dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt de Sierraleoonse nationalteit te bezitten dan wel waarom hij dit niet kan, geconcludeerd dat aan de asielmotieven van eiser geen geloof kan worden gehecht. In het bestreden besluit heeft verweerder ter onderbouwing van die onjuiste gronden wel de geloofwaardigheid van de asielmotieven gemotiveerd beoordeeld. Het besluit (pagina 5, derde alinea en pagina 6, tweede en derde alinea) bevat overwegingen over de wisselende en/of tegenstrijdige verklaringen die eiser zou hebben afgelegd over (het moment waarop hij op de hoogte is geraakt van) zijn gestelde adoptie, over zijn gestelde verblijfplaats in Nigeria en over het moment dat hij het huis van zijn adoptiefmoeder heeft verlaten. Ter zitting heeft verweerder voorts gewezen op de door hem geconstateerde tegenstrijdigheden in het asielrelaas en gesteld dat het relaas daarom geen positieve overtuigingskracht heeft. Daargelaten dat verweerder daarbij niet heeft erkend dat van eiser, gelet op zijn relaas, niet kon worden verwacht over kennis over Sierra Leone te beschikken, is op voorhand duidelijk dat verweerder bij een nieuw te nemen besluit slechts tot één conclusie kan en zal komen.
11. Zo heeft eiser tegenstrijdig verklaard over degene die hem zou hebben verteld over de gestelde adoptie. Hoewel eiser in de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor (brief van 1 november 2008) stelt dat alleen zijn adoptiefmoeder hem dit heeft verteld en hij sindsdien heeft volgehouden dat dit na de dood van zijn adoptiefvader is gebeurd, is dit onvoldoende om de geconstateerde tegenstrijdigheid op dit punt niet langer tegen te werpen. Volgens het verslag van het eerste gehoor heeft eiser immers drie keer verteld dat zijn adoptiefvader hem erover vertelde (pagina’s 3 en 6), waarbij in het verslag ook de naam van zijn adoptiefvader is genoemd. Eiser heeft voor deze discrepantie - ook in beroep - geen verklaring gegeven. Voorts heeft eiser geen enkele verklaring gegeven voor het feit dat hij blijkens de verslagen verschillende data heeft genoemd voor zijn vlucht uit het ouderlijk huis. Het verschil tussen 2005 en 2 oktober 2007 is te groot om eraan voorbij te gaan. Ook de stelling dat eiser eenduidig heeft verklaard dat hij van Olowe naar Boko naar Akunagbe is gegaan vindt geen steun in de verslagen van de gehoren. Op pagina 6 van het eerste gehoor staat immers dat eisers adoptiefmoeder in Boko woonde, en niet in Olowe.
12. Ten slotte kan eiser niet worden gevolgd in zijn stelling dat de geconstateerde tegenstrijdigheid niet de essentie van zijn asielrelaas zou raken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter raken alle drie geconstateerde tegenstrijdigheden juist direct de omstandigheden waaronder eiser zou hebben vernomen dat hij geadopteerd is, van wie hij dit gehoord heeft, wanneer hij uit huis is gevlucht en waar hij heeft verbleven. Eiser heeft op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken dat hij is geadopteerd. Dan blijft slechts de conclusie over dat de gestelde adoptie, en daarmee het gehele asielrelaas, geen positieve overtuigingskracht heeft en daarom niet geloofwaardig is.
13. Nu de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen wegens gebrek aan belang.
14. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep is er aanleiding om verweerder als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van beide zaken redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 966,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
VI. OVERWEGINGEN INZAKE DE VRIJHEIDSONTNEMENDE MAATREGEL
1. Ten aanzien van het beroep ter zake van de vrijheidsontnemende maatregel overweegt de rechtbank het volgende.
2. Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
Verweerder voert het beleid dat onder meer tot - voortzetting van - de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 wordt besloten indien de asielaanvraag binnen de aanmeldcentrumprocedure is afgewezen. Indien een beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag gegrond wordt verklaard, dan wel een verzoek om een voorlopige voorziening door de rechter is toegewezen, zal verweerder bezien of dit aanleiding vormt de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen.
3. De rechtbank stelt vast dat de rechtmatigheid van de oplegging en voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel door eiser niet is betwist.
4. Voor zover de rechtmatigheid van de maatregel ambtshalve door de rechtbank moet worden getoetst, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting, de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 thans niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. Verweerder wordt in de gelegenheid gesteld zich over de voortzetting van de maatregel te beraden en daarover te beslissen binnen afzienbare termijn. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.
5. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000.
VII. BESLISSING
De voorzieningenrechter
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 08/39299
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 08/39300
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
in de zaken AWB 08/39299 en AWB 08/39300:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 966,-- (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier.
De rechtbank
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 08/39301
- verklaart het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel ongegrond;
- wijst het verzoek om toekenning van schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.S. Crince Le Roy, voorzitter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
21 november 2008.