ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7058

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/41269
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en behoud van Nederlandse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 december 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de vreemdelingenbewaring van eiser, die Rwandese nationaliteit heeft en in een penitentiaire inrichting verblijft. Eiser was op 14 november 2008 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Hij heeft beroep ingesteld tegen deze inbewaringstelling, met het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan eiser op zijn verzoek bij koninklijk besluit het Nederlanderschap is verleend, gebaseerd op persoonsgegevens die hij had verkregen via een verblijfsdocument dat hij had gekocht van een andere persoon in België. De rechtbank overweegt dat, hoewel de persoonsgegevens niet correct waren, het koninklijk besluit niet is ingetrokken en eiser derhalve zijn Nederlandse nationaliteit heeft behouden. Dit betekent dat hij niet kan worden aangemerkt als vreemdeling die in bewaring kan worden gesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en beveelt de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming. Tevens wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan eiser, vastgesteld op € 1.595,00, en de proceskosten van eiser, begroot op € 644,00, dienen door de Staat te worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat de bewaring van eiser vanaf het begin onrechtmatig was, wat aanleiding geeft tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/41269
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2008
inzake
[eiser],
geboren op [1972],
nationaliteit Rwandese,
alias [alias],
geboren op [1977],
nationaliteit Nederlandse,
verblijvende te Alphen aan den Rijn in de penitentiaire inrichting,
eiser,
gemachtigde mr. M. Wiersma,
tegen
de staatssecretaris van Justitie,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde M.C. Tilman.
Procesverloop
Op 14 november 2008 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld.
Op 21 november 2008 is namens eiser tegen zijn inbewaringstelling beroep ingesteld. Voorts is om schadevergoeding verzocht.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 december 2008, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank beoordeelt thans of de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring in overeenstemming is met de wet en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is.
2. Namens eiser is - kort weergegeven - aangevoerd dat, nu aan hem de Nederlandse nationaliteit is toegekend en hem deze niet is ontnomen, hij ten onrechte in bewaring is gesteld. Verwezen is naar de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2006 (JV 2006, 314).
3. Deze beroepsgrond treft doel. Onder verwijzing naar de genoemde uitspraak overweegt de rechtbank dat volgens artikel 14, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) een vóór 1 april 2003 verleend naturalisatiebesluit dat berust op valse of fictieve persoonsgegevens géén rechtsgevolg heeft, behoudens bijzondere omstandigheden die de aanvrager desondanks voldoende identificeerden ten behoeve van een behoorlijk antecedentenonderzoek. Een na die datum verleend naturalisatiebesluit heeft wél rechtsgevolg zolang het niet met toepassing van artikel 14, eerste lid, van de RWN is ingetrokken (ook) in gevallen waarin de aanvrager weliswaar zijn personalia niet juist heeft opgegeven en het besluit hem derhalve niet met de juiste personalia aanduidt maar niet in twijfel is dat het op deze persoon betrekking heeft. Het standpunt van verweerder dat het Nederlanderschap geacht wordt nimmer te zijn verkregen, druist aldus in tegen de rechtszekerheid die met de invoering van genoemd artikel 14 werd beoogd.
4. De rechtbank stelt vast dat aan eiser op zijn verzoek bij koninklijk besluit het Nederlanderschap is verleend met dien verstande dat dit is gebeurd op basis van persoonsgegevens op een verblijfsdocument dat hij had gekocht van een bestaande andere persoon die in België verblijft. Anders dan verweerder meent is hiermee niet het Nederlanderschap verleend aan die andere persoon in België. De verlening van het Nederlanderschap is als rechtshandeling verricht jegens eiser die het verzoek tot naturalisatie heeft gedaan. Voorts staat vast dat het koninklijk besluit waarbij aan eiser het Nederlanderschap is verleend niet is ingetrokken. Eiser heeft derhalve tot op heden zijn Nederlandse nationaliteit behouden en kan om die reden niet worden aangemerkt als een vreemdeling die in bewaring kan worden gesteld. Het beroep is gegrond.
5. Nu de bewaring blijkens het voorgaande van aanvang af onrechtmatig is, acht de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig om eiser schadevergoeding toe te kennen.
6. Uitgangspunt bij de vaststelling van de schadevergoeding vormt de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak betreffende de vergoeding van immateriële schade bij inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, die uitgaat van een schadevergoeding van € 105,00 voor elke dag die in een politiecel is doorgebracht en van € 80,00 voor elke dag die in een huis van bewaring is doorgebracht.
7. Overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank de dag waarop de bewaring is geëindigd, te weten 2 december 2008, buiten beschouwing laten bij de vaststelling van de schadevergoeding, zodat eiser over de periode van 14 november 2008 tot en met 2 december 2008 schadevergoeding toekomt. In totaal bedraagt de schadevergoeding 6 x € 105,00 en 12 x € 80,00 = € 1.595,00.
8. De rechtbank acht voorts termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1.
9. Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
10. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gericht tegen de bewaring gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming ex artikel 59 van de Vw 2000 van eiser met ingang van 2 december 2008;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe, ten laste van de Staat der Nederlanden, ten bedrage van € 1.595,00;
- veroordeelt verweerder in de door de eiser gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 644,00, te vergoeden door de Staat der Nederlanden, te voldoen aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. A.B.M. Hent als rechter in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2008.
?
Voornoemd lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 1.595,00 (ZEGGE: EENDUIZEND VIJFHONDERDVIJFENNEGENTIG EURO).
Aldus gedaan op 2 december 2008 door mr. A.B.M. Hent.