Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
voorzieningenrechter
Uitspraak
artikel 8:75a en 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nrs.: AWB 08/34667
V-nr.: [nummer]
inzake:
[verzoeker], geboren op [1966], van Congolese nationaliteit, voorheen verblijvende in het Detentiecentrum Schiphol-Oost te Haarlemmermeer, verzoeker,
gemachtigde: mr. P.A. Blaas, advocaat te ‘s-Hertogenbosch,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. C. Brand, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
Op 7 augustus 2008 is verzoeker op grond van artikel 13, juncto artikel 5 van de Schengengrenscode, dan wel artikel 3, eerste lid, juncto artikel 3, derde lid van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van verzoeker is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Tegen de toegangsweigering heeft verzoeker op 15 augustus 2008 administratief beroep ingesteld. Bij brief van 25 september 2008 heeft verzoeker verzocht een voorlopige voorziening te treffen totdat in hoogste instantie op het administratief beroep is beslist.
Op 2 oktober 2008 heeft verweerder de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven.
Bij brief van 8 oktober 2008 heeft verzoeker het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken, met het gelijktijdige verzoek om ingevolge artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Het onderzoek ter zitting ter zake van het verzoek om een proceskostenveroordeling heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2008. Verzoeker is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld om nadere inlichtingen te verstrekken over de stand van zaken betreffende de (feitelijke dan wel juridische) toegangsweigering. Bij faxbericht van 14 oktober 2008 heeft verweerder deze inlichtingen verstrekt. Bij faxbericht van 16 oktober 2008 heeft de gemachtigde namens verzoeker een reactie gegeven op de door verweerder verstrekte inlichtingen.
Op 17 oktober 2008 heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder op 2 oktober 2008 de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 heeft opgeheven. Uit de door verweerder op 14 oktober 2008 verstrekte inlichtingen blijkt dat de maatregel is opgeheven naar aanleiding van een miscommunicatie tussen de IND en de Dienst Terugkeer & Vertrek. Als gevolg van de opheffing heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening connex aan het administratief beroep ingetrokken. Verzoeker ging ervan uit dat aan hem door de opheffing zowel de feitelijke toegang als de juridische toegang was verleend. Bij de intrekking heeft verzoeker verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a van de Awb te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten voor het indienen van het verzoekschrift.
2. In artikel 8:75, eerste lid, van de Awb is - voor zover hier van belang - bepaald dat de rechtbank bij uitsluiting bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken.
3. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
4. Ingevolge artikel 8:84, vierde lid, in samenhang gelezen met artikel 8:75a van de Awb kan de voorzieningenrechter een proceskostenvergoeding uitspreken in geval het verzoek is ingetrokken omdat geheel of gedeeltelijk aan de indiener daarvan is tegemoetgekomen.
5. De rechtbank ziet zich derhalve gesteld voor de vraag of verweerder met de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel aan het verzoek van verzoeker tot toegangsverlening is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
6. Verweerder heeft zich in het voornoemde faxbericht van 14 oktober 2008 op het standpunt gesteld dat aan verzoeker met de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel weliswaar feitelijk doch niet juridisch toegang is verleend. Nu geenszins aan het verzoek van verzoeker is tegemoetgekomen ziet verweerder niet in waarom verzoeker zijn verzoek tot een voorlopige voorziening heeft ingetrokken. Derhalve bestaat er geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die gemaakt zijn voor het indienen van het verzoekschrift. In het faxbericht van 16 oktober 2008 heeft verzoeker erkend dat hij abusievelijk in de veronderstelling heeft verkeerd dat met de feitelijke toegangverlening aan hem ook de juridische toegang zou zijn verleend. Nu deze toegangsweigering onrechtmatig moet worden bevonden, dient verweerder te worden veroordeeld in het vergoeden van de proceskosten, aldus verzoeker.
7. Ter zitting is de voorzieningenrechter in beginsel uitgegaan van de gedachtegang dat het feit dat de feitelijke toegang is verleend, niet betekent dat ook de toegang in juridische zin is verleend. Bij nader inzien en onder verwijzing naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 16 oktober 2002 (AWB 02/75697; JV 2003/61) komt de voorzieningenrechter tot de navolgende overwegingen. Voor de vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland op grond van artikel 3 van de Vw 2000 wordt geweigerd en vervolgens met een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 van de Vw 2000 in Nederland wordt geplaatst, is er weliswaar sprake van feitelijke toegang in die zin dat die vreemdeling zich feitelijk niet meer aan de grens bevindt, maar wordt door verweerder nog (enige) controle uitgeoefend ten aanzien van de vreemdeling en wordt op die wijze de juridische toegangsweigering feitelijk gehandhaafd. Op het moment dat de vrijheidsontnemende maatregel wordt opgeheven en de vreemdeling in Nederland door verweerder in vrijheid wordt gesteld is daarvan echter geen sprake meer. Het grensbewakingsbelang, dat wil zeggen het voorkomen van binnenkomst in Nederland (in het Schengengebied) van een vreemdeling die niet is toegelaten, wordt daarmee immers de facto prijsgegeven. Dat de maatregel is opgeheven als gevolg van een miscommunicatie doet daar niet aan af.
8. De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat aan verzoeker is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
9. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a, juncto artikel 8:84, vierde lid, en artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor de voorlopige voorziening, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter;
veroordeelt verweerder in de hierboven bedoelde proceskosten, begroot op € 322,-- (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2008 door mr. G.S. Crince Le Roy, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Talsma, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.