Sector familie- en jeugdrecht
Rekestnummer: FA RK 08-2168
Zaaknummer: 307189
Datum beschikking: 11 december 2008
Beschikking op het op 19 maart 2008 ingekomen verzoek van:
wonende te [woonplaats]
advocaat (thans): mr. R. Koelman, kantoorhoudende te Leiderdorp.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
wonende te [plaats], Verenigde Staten,
advocaat: mr. J.G. Schnoor, kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage.
Procedure
Bij beschikking van 20 juni 2008 van deze rechtbank en kamer is de behandeling met betrekking tot de verzoeken tot voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de vrouw respectievelijk de man en het verzoek tot vaststelling van een voorlopige kinderbijdrage aangehouden tot 1 november 2008 pro forma in afwachting van het verloop van de bij deze rechtbank aanhangige teruggeleidingsprocedure; partijen dienden zich uiterlijk vóór voornoemde proformadatum schriftelijk uit te laten over de stand van zaken in die teruggeleidingsprocedure en de voortgang van deze procedure.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 7 oktober 2008, met bijlage, en de faxberichten d.d. 19 en 27 november 2008 van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht d.d. 27 oktober 2008 van de zijde van de man.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
De vrouw heeft in het geding gebracht de beschikking van deze rechtbank d.d. 30 september 2008 in de teruggeleidingsprocedure. Bij deze beschikking is het verzoek van de Centrale Autoriteit tot teruggeleiding van de [minderjarige], geboren op 30 oktober 2003 te [geboorteplaats] Verenigde Staten, naar de Verenigde Staten afgewezen.
De vrouw heeft uitspraak verzocht terzake van de voorlopige voorzieningen, waarbij zal worden beslist over de toevertrouwing van de minderjarige en de voorlopige kinderbijdrage.
De man heeft te kennen gegeven dat hij geen beroep zal instellen tegen de uitspraak in de teruggeleidingsprocedure, dat partijen met elkaar in gesprek zijn en dat er zijnerzijds geen behoefte bestaat aan een uitspraak in het kader van de voorlopige voorzieningen en een verdere mondelinge behandeling.
Nu de vrouw bij genoemd faxbericht d.d. 27 november 2008 heeft gepersisteerd bij haar verzoeken, zal de rechtbank in het kader van de voorlopige voorzieningen uitspraak doen.
Aan de orde zijn de verzoeken tot voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de vrouw respectievelijk de man met bevel tot afgifte van dit kind aan haar respectievelijk aan hem en het verzoek tot vaststelling van een voorlopige kinderbijdrage.
De voorlopige toevertrouwing van de minderjarige
In de teruggeleidingsprocedure heeft de rechtbank het verzoek van de Centrale Autoriteit tot teruggeleiding van de minderjarige naar de Verenigde Staten afgewezen, omdat naar haar oordeel Nederland als de gewone verblijfplaats van de minderjarige moet worden beschouwd en er derhalve geen sprake is van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van artikel 3 van het (Haagse) Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980.
Nu de vrouw ter terechtzitting van de voorlopige voorzieningen d.d. 5 juni 2008 onweersproken heeft gesteld dat zij de minderjarige sinds zijn geboorte altijd heeft opgevoed en dat de minderjarige altijd bij haar heeft verbleven en de beslissing in de teruggeleidingsprocedure een voorlopige toevertrouwing aan de vrouw niet in de weg staat, acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat hij voorlopig wordt toevertrouwd aan de vrouw. De rechtbank zal aldus beslissen.
Nu ingevolge artikel 821 lid 5 jo 812 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering reeds van rechtswege in de afgifte van de minderjarige bij de voorlopige toevertrouwing is voorzien, is de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot afgifte.
Het verzoek van de man tot voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan hem met bevel tot afgifte van dit kind aan hem zal gelet op het vorenstaande worden afgewezen.
De voorlopige kinderbijdrage
De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw in die zin dat de vrouw op geen enkele wijze de behoefte van de minderjarige inzichtelijk heeft gemaakt. De man heeft geen draagkrachtverweer gevoerd.
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij leeft van een studiefinanciering ad € 540,-- per maand. Zij heeft aangegeven dat zij het bedrag ad € 500,-- heeft bepaald aan de hand van de tabel kosten van kinderen en een geschat inkomen van de man.
Nu de man niet heeft weersproken dat de vrouw van genoemde studiefinanciering leeft en hij verder geen inzage heeft gegeven in de hoogte van zijn inkomen, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw, mede in aanmerking genomen dat de man geen draagkrachtverweer heeft gevoerd, als onvoldoende weersproken toewijzen.
bepaalt, dat het minderjarige kind [minderjarige], geboren op 30 oktober 2003 te [geboorteplaats] Verenigde Staten, voorlopig aan de vrouw zal worden toevertrouwd;
bepaalt de som welke de man met ingang van heden voorlopig zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van het kind op € 500,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot afgifte van de minderjarige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr.C.F. Mewe, tevens kinderrechter, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2008.