ECLI:NL:RBSGR:2008:BG8860

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/535612-08
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Rabbie
  • Smelt
  • Meessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing voorlopige hechtenis na overlevering voor andere feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 december 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die door de Spaanse autoriteiten aan Nederland was overgeleverd. De verdachte werd oorspronkelijk verdacht van wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarvoor de voorlopige hechtenis op 8 oktober 2008 was opgeheven. Echter, na de overlevering bevond de verdachte zich in voorlopige hechtenis op verdenking van verkrachting en mishandeling, feiten die dateren van vóór de overlevering. De rechtbank constateerde dat uit het Europees aanhoudingsbevel en de overige stukken niet bleek dat de overlevering was gevraagd of toegestaan voor deze nieuwe verdenkingen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte ten onrechte in voorlopige hechtenis werd gehouden voor feiten die niet onder de overlevering vielen. De rechtbank oordeelde dat op grond van artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit, het niet toegestaan is om de verdachte voor deze feiten van zijn vrijheid te beroven. De officier van justitie had zich verzet tegen de opheffing van de voorlopige hechtenis, maar de rechtbank oordeelde dat de officier vooralsnog niet-ontvankelijk was in enige vordering tot vervolging of vrijheidsberoving in verband met deze feiten. De rechtbank heeft daarom het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
parketnummer : 09/535612-08
Toewijzing verzoek
De rechtbank, raadkamer in strafzaken, heeft gezien het verzoek van:
[verzoeker]
geboren te [plaats] op [geboortedatum]
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting]
strekkende tot opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft de stukken in deze zaak gezien.
In raadkamer zijn gehoord de verdachte en zijn raadsvrouwe, mr. J.I. Echteld, alsmede de officier van justitie.
De raadsvrouwe heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat verdachte door Spanje is overgeleverd voor een ander feit dan waarvoor hij zich thans in voorlopige hechtenis bevindt. Toestemming van de Spaanse autoriteiten om ook voor de onderhavige feiten te vervolgen ontbreekt, terwijl verdachte daarmee evenmin heeft ingestemd.
De officier van justitie heeft zich tegen de opheffing verzet. De Spaanse autoriteiten is inmiddels om toestemming gevraagd om voor de bedoelde feiten te vervolgen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De Overleveringswet biedt geen toetsingskader voor een geval als het onderhavige. De rechtbank zal deswege de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering uitleggen conform het Besluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002, PbEG L 190, betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (het Kaderbesluit).
Verdachte is door de Spaanse aan de Nederlandse autoriteiten overgeleverd in het kader van een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek, waarin hij verdacht wordt van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De raadkamer heeft de voorlopige hechtenis ten aanzien van dit feit op 8 oktober 2008 opgeheven. Verdachte bevindt zich thans in voorlopige hechtenis op verdenking van verkrachting en mishandeling, beide daterend van voor de overlevering. Uit het Europees aanhoudingsbevel, zoals uitgevaardigd, noch uit de overige stukken in het dossier blijkt dat de overlevering is gevraagd of toegestaan voor verkrachting en/of mishandeling.
Verdachte bevindt zich derhalve thans in voorlopige hechtenis voor feiten begaan vóór de overlevering, anders dan het feit dat de reden tot de overlevering was. Op grond van artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit is dat niet toegestaan.
De officier van justitie heeft bij brief van 14 november 2008 aan de bevoegde autoriteiten van Spanje verzocht om toestemming als bedoeld in artikel 27, derde lid, onder g. van het Kaderbesluit. Die toestemming is nog niet verkregen.
Voorts is niet gebleken dat de situatie van artikel 27, eerste lid, van het Kaderbesluit of een van de andere uitzonderingen als bedoeld in artikel 27, derde lid, van het Kaderbesluit zich voordoet.
Voor de uitleg dat verdachte hangende de behandeling van het verzoek als bedoeld in artikel 27, derde lid, onder g van het Kaderbesluit voor deze feiten van zijn vrijheid beroofd zou kunnen worden is, gelet op de formulering van het tweede lid van dat artikel geen plaats.
De rechtbank oordeelt dat de officier van justitie vooralsnog niet-ontvankelijk is in enige vordering tot vervolging, berechting of vrijheidsberoving in verband met deze feiten. Zij zal dan ook het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevelen.
Beslissing :
De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis op en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 4 december 2008 door mrs Rabbie, voorzitter, Smelt en Meessen, rechters, in tegenwoordigheid van Walters, griffier.