ECLI:NL:RBSGR:2008:BH3573

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/17490
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
  • T.A.K. Jager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tewerkstellingsvergunning voor body-to-body massage als seksuele handeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 december 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een tewerkstellingsvergunning voor een masseuse die een body-to-body massage zou verrichten. De werkgever had op 4 december 2007 een aanvraag ingediend voor de tewerkstellingsvergunning voor de Roemeense werknemer, maar deze aanvraag werd op 3 april 2008 door de Centrale organisatie werk en inkomen (COWI) afgewezen. De werkgever maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft de werkgever beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de body-to-body massage, waarbij de masseuse haar gehele lichaam gebruikt, valt onder de definitie van seksuele handelingen zoals beschreven in artikel 3 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van de masseuse, die ook seksuele handelingen kunnen omvatten, niet in het Nederlands belang zijn en dat de tewerkstellingsvergunning terecht is geweigerd. De rechtbank benadrukte dat er geen ruimte is voor een afweging van belangen, gezien het imperatieve karakter van de wetgeving.

De rechtbank verklaarde het beroep van de werkgever ongegrond en wees het verzoek om compensatie in de vorm van een tewerkstellingsvergunning af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. T.A.K. Jager.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 08 / 17490
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 19 december 2008
in de zaak van:
[naam eiser] ,
gevestigd te [plaatsnaam],
eiser (hierna: de werkgever)
gemachtigde: drs. F.J. Heskes
tegen:
de Centrale organisatie werk en inkomen (COWI),
gevestigd te Zoetermeer,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.J.M. Van den Boogaard, werkzaam bij COWI.
1. Procesverloop
1.1 De werkgever heeft op 4 december 2007 een aanvraag ingediend (gedateerd 1 december 2007) tot het verlenen van een tewerkstellingsvergunning voor het verrichten van arbeid als masseuse door de werknemer [naam], geboren op [1982] en van Roemeense nationaliteit. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 3 april 2008 afgewezen. De werkgever heeft tegen het besluit op 9 april 2008, door verweerder ontvangen op 11 april 2008, bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 7 mei 2008 ongegrond verklaard. De werkgever heeft tegen dit besluit op 10 mei 2008, door de rechtbank ontvangen op 14 mei 2008, beroep ingesteld.
1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 21 november 2008. De werkgever is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Verweerder stelt zich - voor zover van belang - op het standpunt dat de tewerkstellingsvergunning voor de masseuse tot wiens werkzaamheden een sensuele oliemassage behoren waarbij zij, naast het standaard masseren met de handen, haar gehele lichaam gebruikt, terecht is geweigerd op grond van artikel 3 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Besluit) en de Nota van Toelichting op dit Besluit (hierna: de Nota).
2.3 De werkgever heeft - voor zover van belang - hiertegen het volgende aangevoerd. Verweerder heeft ten onrechte artikel 3 van het Besluit en paragraaf 18 van het Delegatie- en Uitvoeringsbesluit Wet Arbeid Vreemdelingen (Staatscourant 168 d.d. 31 augustus 1995) (hierna: Uitvoeringsregels) van toepassing verklaard nu het gebruik van het gehele lichaam voor een massage, de zogenaamde 'body to body massage', geen seksuele handeling betreft. Voorts heeft verweerder in strijd gehandeld met het motiverings- en zorgvuldigheidsvereiste door wél te stellen dat werkgever niet heeft uitgesloten dat geen seksuele handelingen zouden worden uitgevoerd maar niet te onderbouwen wat ontbreekt in de redenering van werkgever. Tot slot stelt de werkgever zich op het standpunt dat hem als compensatie voor de te lange besluitvorming een tewerkstellingsvergunning toekomt.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 In artikel 8, eerste lid, aanhef en onder e, Wet arbeid vreemdelingen (hierna: WAV) is de bevoegdheid neergelegd om bij amvb te bepalen dat een tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd voor werkzaamheden, waarvan het niet in het Nederlands belang is deze door de vreemdeling te laten verrichten. In artikel 3 van het Besluit is hieraan uitvoering gegeven. Artikel 3 van het Besluit bepaalt dat een
tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd voor werkzaamheden geheel of ten dele bestaande in het verrichten van seksuele handelingen met derden of voor derden. Volgens de Nota valt onder genoemd artikel onder meer tewerkstelling in de prostitutie, alsmede aanverwante werkzaamheden als animeermeisje of in seks-shows. Ingevolge paragraaf 18 van de Uitvoeringsregels dienen onder de in artikel 3 van het Besluit genoemde dwingende weigeringsgrond alle werkzaamheden te worden begrepen waarvan het niet ongebruikelijk is dat het verrichten van seksuele handelingen of het verlenen van seksuele diensten daarvan onderdeel uitmaakt. Hierbij wordt met name gedoeld op werkzaamheden in de prostitutie, maar daarnaast ook op werkzaamheden als animeermeisje, als stripteasedanser of -danseres of werkzaamheden in seks-shows of escortservices.
2.5 Ter zitting heeft werkgever desgevraagd bevestigd dat de 'body to body massage' in ieder geval bestaat uit het naakte lichaam van de masseuse op het naakte lichaam van de klant, terwijl de laatste op een massagematras ligt. De masseuse beweegt zich als het ware als een slang over het lichaam van de klant, waarbij massageolie voor een soepele beweging zorgt. Hoewel de voorkeur van werkgever niet uitgaat naar het stimuleren van de geslachtsdelen als onderdeel van de ' body to body massage' kan dit niet worden uitgesloten, nu hij de masseuse op dit punt geen aanwijzingen mag verschaffen.
2.6 Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder de werkzaamheden van de masseuse, waartoe ook een 'body to body massage' behoort, onder de in de Nota genoemde 'aanverwante werkzaamheden' brengen, alsmede onder de in de Uitvoeringsregels beschreven werkzaamheden. Verweerder heeft de tewerkstellingsvergunning dan ook terecht geweigerd op grond van lid 3 van het Besluit. Gelet op het imperatieve karakter van artikel 8, eerste lid, onder e, van de WAV en artikel 3 van het Besluit is er geen plaats voor een afweging van het algemeen Nederlands belang tegenover het belang van werkgever bij het verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning. Hetgeen namens de werkgever in dit verband is aangevoerd kan derhalve niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden. Gelet hierop is er geen grond voor het oordeel dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsvereiste heeft gehandeld.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank leidt de overschrijding van de beslistermijn in de primaire besluitvormingsfase niet tot een ander oordeel. Het verzoek om compensatie in de vorm van een tewerkstellingsvergunning wordt dan ook afgewezen.
2.8 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
2.9 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en op 19 december 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. T.A.K. Jager, griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, 's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.