RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 08/12314, V-nummer: [v-nummer] ,
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[eiseres] , eiseres,
gemachtigde: mr. F. Fonville, advocaat te Haarlem,
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.P. Schelfaut, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 1 april 2008 afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij faxbericht van 7 april 2008 beroep ingesteld.
De zaak is op 4 november 2008 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Voorts is ter zitting verschenen O. Ilmi, tolk.
2.1. Voor zover hier van belang luidt artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000):
"1. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden verleend aan de vreemdeling:
a) die verdragsvluchteling is;
b) die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c) van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst.
Ingevolge art. 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 gelezen in verband met het eerste lid van deze bepaling, wordt bij het onderzoek naar de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
Ingevolge artikel 1, onder A, aanhef en onder 2, van het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1954, 88; hierna: het Vluchtelingenverdrag) in samenhang met artikel I, onder 2, van het bijbehorende Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76), voor zover thans van belang, geldt voor de toepassing van dit verdrag als 'vluchteling' elke persoon die zich uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land, waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen.
Ingevolge artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) mag niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
2.2. Het bestreden besluit strekt tot afwijzing van de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiseres haar aanvraag niet heeft onderbouwd met reis- of identiteitspapieren. Dat eiseres haar paspoort aan de reisagent heeft afgegeven na binnenkomst in Nederland, wordt haar toegerekend, omdat zij de bescherming van de Nederlandse overheid in had kunnen roepen. Dat eiseres stelt niet te weten dat zij de bescherming van de Nederlandse overheid in kon roepen en dat zij zich moest houden aan de instructies, wordt niet gevolgd. De oprechtheid van het asielrelaas acht verweerder daarom op voorhand aangetast en er wordt afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van het relaas. De verklaring van eiseres voor wat betreft de gestelde uithuwelijking wordt geloofwaardig geacht. Voor wat betreft haar gestelde ontsnapping, acht verweerder het relaas niet geloofwaardig. Niet geloofwaardig wordt geacht dat de buurvrouw van eiseres, die haar weg moest brengen, niet het Amhaars beheerst, nu dit de officiële taal van Ethopië is. Daarom is evenmin geloofwaardig dat zij het verzoek van eiseres om hulp aan de taxichauffeur niet had kunnen verstaan. Dat de taxichauffeur bovendien direct bereid zou zijn om eiseres te helpen, hij een autoprobleem als smoes heeft verzonnen om vervolgens de buurvrouw alleen in de woestijn achter te laten, wordt niet gevolgd. Niet wordt ingezien waarom de chauffeur, met alle risico's van dien, zoveel moeite zou doen voor eiseres. De vrees van eiseres dat zij bij terugkeer door haar vader gedood zal worden, wordt door verweerder niet realistisch geacht. Eiseres baseert deze vrees enkel op hetgeen zij van haar tante heeft vernomen en op grond van eigen vermoedens. Ten aanzien van de vrees van eiseres dat zijn na terugkeer opnieuw zal moeten samenleven met een man die ouder is dan zij, wordt overwogen dat deze vrees, gelet op de informatie die beschikbaar is over de algemene situatie in het land van herkomst van betrokkene, wel geloofwaardig wordt geacht. Deze problemen kunnen echter niet leiden tot vluchtelingschap, nu zij in de privésfeer liggen. Eiseres kan hieromtrent de bescherming van de autoriteiten inroepen. Dit heeft zij ten onrechte nagelaten, zodat niet gebleken is dat deze autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden tegen de vader van eiseres. Niet kan worden aangenomen dat eiseres bij terugkeer in het land van herkomst om enigerlei reden de bijzondere aandacht van de autoriteiten heeft te verwachten. Voorts kan eiseres zich aan de gestelde problemen met haar vader kan onttrekken door zich elders in Ethiopië te vestigen. Dat eiseres heeft verklaard ongeletterd te zijn, zodat ze niet op eigen benen kan staan, doet hier niet aan af. Derhalve is niet aannemelijk dat eiseres in het land van herkomst gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging in de zin van het Verdrag. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een reëel risico bestaat dat zij bij terugkeer in het land van herkomst zal worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke behandelingen of bestraffingen. De medische problemen die eiseres heeft, leiden niet tot de conclusie dat zij zich bevindt in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium van een ongeneeslijke ziekte en er geen medische voorzieningen en sociale opvang in het land van herkomst aanwezig zijn. De verklaringen van eiseres zijn niet van dien aard, en ook overigens is er geen sprake van aanwijzingen die leiden tot de conclusie dat aannemelijk is dat van haar als gevolg van traumatische ervaringen, die verband houden met de redenen van vertrek uit het land van herkomst in redelijkheid niet kan worden verwacht terug te keren naar het land van herkomst.
2.3. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Zij is door haar vader aan een oude man uitgehuwelijkt ter aflossing van een schuld van haar vader aan die man. Nadat zij weigerde gemeenschap met hem te hebben, is zij naar haar vader teruggestuurd. Omdat zij als excuus voor haar weigering had aangevoerd dat zij zodanig besneden was, dat zij geen gemeenschap kon hebben, werd zij door haar vader met een buurvrouw naar het ziekenhuis gestuurd. De buurvrouw ging met eiseres per taxi onderweg naar kennissen, die haar besnijdenis ongedaan moesten maken. Onderweg in de taxi heeft eiseres in het Amhaars, dat haar buurvrouw niet verstond, om hulp gevraagd aan de taxichauffeur. Deze heeft een autoprobleem voorgewend en eiseres en de buurvrouw uit laten stappen. Vervolgens heeft hij eiseres weer in laten stappen en heeft de buurvrouw in de woestijn achtergelaten. Eiseres is naar een tante gebracht. Deze tante heeft haar geholpen om naar het buitenland te gaan. Eiseres meent dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat zij opnieuw uitgehuwelijkt zal worden, nu zij al uitgehuwelijkt is. Verweerder heeft ten onrechte niet de vrees van eiseres beoordeeld dat zij na terugkeer opnieuw zal moeten samenleven met een man die ouder is dan zij. Dat eiseres zich aan dit probleem kan onttrekken door de bescherming van de autoriteiten in te roepen, heeft verweerder ten aanzien van deze vrees niet overwogen. Nu verweerder geloofwaardig heeft geoordeeld dat eiseres zal moeten samenleven met een man die ouder is dan zij, heeft verweerder ten onrechte nagelaten om deze vrees van eiseres te beoordelen. Seksuele slavernij valt onder het bereik van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 EVRM.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat eiseres geen verschoonbare reden heeft aangevoerd voor het niet overleggen van enig document waarmee zij haar identiteit, nationaliteit en reisroute kan aantonen. Dat eiseres afhankelijk was van haar reisagent, brengt niet met zich mee dat eiseres ter zake van het ontbreken van enig document waarmee ze haar identiteit, nationaliteit en reisroute kan aantonen, geen verwijt kan worden gemaakt. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 tegen kunnen werpen.
Gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder andere in de uitspraak van 27 januari 2003, LJN AF5566) dient er, gelet op het feit dat verweerder in redelijkheid bovenstaande omstandigheden aan verzoekster tegen heeft kunnen werpen, van het relaas van verzoekster een positieve overtuigingskracht uit te gaan.
Verweerder heeft in redelijkheid ongeloofwaardig kunnen achten dat de taxichauffeur, zodra eiseres daarom verzocht, eiseres belangeloos heeft willen helpen, de buurvrouw heeft achtergelaten en met eiseres is weggereden, zodat verweerder in redelijkheid de gestelde ontsnapping ongeloofwaardig heeft kunnen achten.
Ten aanzien van de beroepsgrond dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld dat eiseres al uitgehuwelijkt is aan de 80-jarige [naam] , en dat de vrees van eiseres dat zij moet samenleven met een man, die (veel) ouder is dan zij, niet beoordeeld is, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het geheel van de beschikking valt af te leiden dat verweerder de door eiseres gestelde problemen met betrekking tot de uithuwelijking door haar vader en haar vrees dat zij bij terugkeer met de 80-jarige [naam] zal moeten samenleven, als zodanig beoordeeld heeft. Dat verweerder heeft gesproken van 'dreigende uithuwelijking', waar eiseres al uitgehuwelijkt is, laat onverlet dat verweerder op basis van de door eiseres aangedragen omstandigheden heeft geoordeeld dat er sprake is van privé-problemen die niet zijn te herleiden tot het Vluchtelingenverdrag en dat eiseres de bescherming van de autoriteiten in had moeten roepen dan wel zich elders in Ethiopië had moeten vestigen. De beroepsgrond faalt derhalve.
Met betrekking tot de beroepsgrond dat ook seksuele slavernij ook onder het bereik van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 EVRM valt, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de bescherming van de autoriteiten heeft ingeroepen of dat zij dit na kon laten, omdat evident is dat de autoriteiten geen bescherming bieden tegen de door eiseres ondervonden problemen. Voorts heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij zich niet aan de problemen kon onttrekken door zich elders in Ethiopië te vestigen. De enkele stelling van eiseres dat zij zich niet staande kan houden, omdat zij analfabeet is, is daarvoor onvoldoende.
Gelet hierop heeft verweerder terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt te vrezen voor vervolging de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat eiseres geen aanspraak kan maken op vergunning op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
De rechtbank 's-Gravenhage,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, en door deze en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Men wordt verzocht een afschrift van de uitspraak mee te zenden.