ECLI:NL:RBSGR:2008:BL9867

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/3435
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank `s-Gravenhage sector bestuursrecht
derde afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 07/3435 WRB
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Gravenhage, verweerder.
I Ontstaan en loop van het geding
Bij formulier van 29 december 2006, door verweerder ontvangen op 2 januari 2007, is verweerder verzocht om ten behoeve van eiser een toevoeging als bedoeld in artikel 24 Wet op de rechtsbijstand (Wrb) af te geven ter zake van nietig ontslag.
Bij besluit van 17 januari 2007 heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 27 april 2007, verzonden op 9 mei 2007, heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 10 mei 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
De zaak is op 19 maart 2008 ter zitting behandeld.
Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. van Dort.
II. Motivering
1. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het vastgestelde inkomen van eiser tezamen met het partnerinkomen in het peiljaar 2005 de bij de wet gestelde grens overschrijden, zodat afgifte van een toevoeging moet worden geweigerd.
Voor bepaling van het peiljaar is verweerder uitgegaan van de datum van binnenkomst van het verzoek, te weten 2 januari 2007.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder een onjuist peiljaar heeft gebruikt. Hij heeft zijn toenmalige raadsvrouw verzocht het verzoek om toevoeging voor 31 december 2006 in te dienen zodat als peiljaar 2004 zou gelden, omdat zijn inkomen in 2004 substantieel lager was dan in 2005. Door een fout van de raadsvrouw is dit niet gebeurd. De extra hoge kosten voor eiser die daarvan het gevolg zijn mogen niet ten nadele van eiser komen.
4. Artikel 34 Wrb luidt als volgt:
"1. Rechtsbijstand overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verleend aan hen wier inkomen per jaar € 22.400 of minder bedraagt, indien zij alleenstaand zijn, dan wel, indien zij met één of meer anderen een gemeenschappelijke huishouding voeren, ten hoogste € 31.700.
2. (. .).
3. Bij de vaststelling van het inkomen en vermogen van de rechtzoekende worden, behoudens het geval van onderling tegenstrijdige belangen, mede in aanmerking genomen het inkomen en vermogen van:
a. de echtgenoot of geregistreerde partner van de rechtzoekende, tenzij deze op het moment van de aanvraag duurzaam van hem gescheiden leeft;
b. (..)."
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, Wrb wordt onder peiljaar verstaan het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag om een toevoeging wordt gedaan.
Ingevolge artikel 34a, eerste lid, Wrb -voor zover van belang- is het inkomen van de rechtzoekende het verzamelinkomen in het peiljaar.
Ingevolge artikel 34a, tweede lid, Wrb wordt, indien geen aanslag inkomstenbelasting wordt vastgesteld, onder inkomen verstaan het belastbaar loon in het peiljaar.
5. Met betrekking tot de datum van indiening van de aanvraag stelt de rechtbank vast dat het aanvraagformulier is gedateerd op 29 december 2006 - overigens stelt eiser in zijn brief aan verweerder van 16 februari 2007 dat hij de aanvraag op 30 december 2006 ten kantore van zijn advocaat heeft opgesteld - en op 2 januari 2007 bij verweerder is ontvangen. Aldus is de aanvraag in 2007 gedaan en is, gelet op artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, Wrb, 2005 het peiljaar.
Dat eiser mogelijk - gezien de datum op de aanvraag - op 29 december 2006 de aanvraag met zijn advocaat heeft opgesteld en deze rechtsbijstandverlener niet heeft gezorgd voor een bezorging daarvan voor 1 januari 2007 dient voor rekening van eiser te komen.
Blijkens de stukken heeft eiser in het peiljaar 2005 een belastbaar loon gehad van € 33.628; en zijn partner € 13.724,-. Nu de inkomens van eiser en zijn partner tezamen de bij de wet gestelde grens overschrijden, heeft verweerder op goede gronden het besluit om aan eiser geen toevoeging te verlenen, gehandhaafd.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
III Beslissing
De Rechtbank ‘sGravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. drs. J.E.M.G. van Wezel en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2008, in tegenwoordigheid van de griffier J.E. van Caspel.