ECLI:NL:RBSGR:2009:BH6629
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Mr. de Graaff
- Rechtspraak.nl
Vonnis ex artikel 36e SR inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de politierechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 11 maart 2009 uitspraak gedaan in een vordering ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie tegen de veroordeelde. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A. van der Horst, heeft verweer gevoerd tegen de vordering, stellende dat zijn verklaringen afgelegd tijdens politieverhoren niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Hij betoogde dat hij niet op de hoogte was gesteld van zijn recht op rechtsbijstand, hetgeen volgens hem in strijd is met het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De politierechter heeft dit verweer echter verworpen, oordelend dat de veroordeelde voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verdediging te voeren en dat er geen bewijs is dat zijn verklaringen onder dwang zijn afgelegd.
De zaak betreft een hennepkwekerij die op 24 oktober 2007 in een door de veroordeelde gebruikt bedrijfspand is aangetroffen. De officier van justitie heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op € 200.938,32, maar de politierechter oordeelde dat de veroordeelde geen financieel voordeel heeft verkregen uit de hennepkwekerij, aangezien alle aangetroffen planten in beslag zijn genomen en vernietigd. De politierechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde in de periode van januari 2005 tot oktober 2007 wederrechtelijk inkomen had verkregen uit de hennepkwekerij.
De politierechter heeft de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van het vermeende voordeel afgewezen, omdat het bewijs voor de ontnemingsvordering niet overtuigend was. De rechter heeft vastgesteld dat de financiële onderbouwing van de vordering tekortschiet en dat er geen duidelijke link is tussen de vermeende opbrengsten van de hennepkwekerij en de financiële situatie van de veroordeelde. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijk proces en de noodzaak van degelijk bewijs in ontnemingszaken.