ECLI:NL:RBSGR:2009:BH9957

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/757445-08, 09/665776-06 (tul)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Poustochkine
  • A. de Bruijn
  • M. Meijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in moordzaak en bewezenverklaring van vermogensdelicten

In de zaak tegen verdachte Y, die beschuldigd werd van betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer] op 7 november 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 3 april 2009 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de moord, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op enige wijze betrokken was bij het delict. De belangrijkste bewijsstukken, waaronder een afgeluisterd gesprek (OVC-gesprek) tussen de verdachte en medeverdachte [V], werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist van een voornemen tot moord en dat zijn opmerkingen in het gesprek niet als bewijs konden dienen voor zijn betrokkenheid.

Naast de vrijspraak voor de moord, werden er wel verschillende vermogensdelicten bewezen verklaard. De verdachte werd schuldig bevonden aan meerdere diefstallen van motoren en heling van gestolen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de diefstal van een Yamaha motor en andere voertuigen, en dat hij opzettelijk goederen in zijn bezit had waarvan hij moest vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht. Tevens werden er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder [eigenaar 1] en [eigenaar 2].

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers 09/757445-08, 09/665776-06 (tul)
Datum uitspraak: 3 april 2009
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte Y],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting PI Midden Holland, HvB De Geniepoort, te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 15 juli 2008, 9 september 2008, 2 en 5 december 2008, 24 februari 2009, 16, 17, 18 en 20 maart 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. N.M. Boersma en mr. A. Rijsdorp alsmede van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J.M. van Dam , advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 november 2007 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten
rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad
en rustig overleg, althans met dat opzet,
met een of meer vuurwapen(s) (op korte afstand) tenminste vier, althans een of
meer, kogel(s) afgevuurd op/naar, althans in de richting van, de hals/nek
en/of borst en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte X] op of omstreeks 07 november 2007 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] (in
diens woning aan de [adres]) van het leven heeft/hebben beroofd,
immers heeft/hebben die [X] en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, met een of meer
vuurwapen(s) (op korte afstand) tenminste vier, althans een of meer, kogel(s)
afgevuurd op/naar, althans in de richting van, de hals/nek en/of borst en/of
het (boven)lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is
overleden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 7 november 2007 te
's-Gravenhage opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door toen en daar tezamen
en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen opzettelijk:
- voorafgaand aan die moord danwel doodslag (te weten rond 14.30 uur) de
omgeving van de woning van die [slachtoffer] aan de [adres] en/of het
schuin tegenover die woning gelegen benzinestation (Texaco) voor te verkennen
en/of aldaar observaties te doen en/of
- voorafgaand aan die moord danwel doodslag (rond 18.00 uur) de wandelgangen
en/of bewegingen en/of de aankomst van die [slachtoffer] bij zijn woning in kaart
te brengen en/of in de gaten te houden en/of
- die [X] (telkens) op de hoogte te stellen van vorenstaande en/of
- een fiets, althans een vervoermiddel, ter beschikking te stellen aan
voornoemde [X] en/of
- in de nabijheid van de woning op de uitkijk te staan en/of
- die [X] naar en/of (weg) van de plaats des misdrijfs te vervoeren
en/of
- na te laten om op enigerlei wijze die [X] te beletten dat hij die [slachtoffer] zou doodschieten en/of na te laten de politie op de hoogte te stellen
van en/of te waarschuwen voor deze moord en/of doodslag en/of
- op enigerlei andere wijze die [X] opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2007 tot en met 7 november 2007 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, kennisdragende van het voornemen van [medeverdachte X] en/of en of meer ander(en) tot moord op [slachtoffer], althans een persoon, op een tijdstip waarop het plegen van dit misdrijf nog kon worden voorkomen, opzettelijk heeft nagelaten daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren van justitie of politie, hetzij aan de bedreigde ([slachtoffer]), zulks terwijl genoemd misdrijf op 7 november 2007 is gevolgd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2007 tot en met 26 oktober 2007
te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
parkeergarage ([naam]) aan de [adres] heeft weggenomen
een motor (merk Yamaha, type XT600E, kleur zwart), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door
een stuurslot te forceren/verbreken en/of een kettingslot door te knippen,
althans te verbreken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2007 tot en met 7 november 2007
te 's-Gravenhage en/of Voorburg, althans elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motor, merk Yamaha,
type XT600E, kleur zwart heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die motor wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat
het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 tot en met 11 oktober 2007 te Voorburg,
gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
parkeergarage (aan het [adres]) heeft weggenomen een motor (merk
Suzuki, type Hayabusa, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [eigenaar 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door
twee, althans een, kettingslot(en) door te knippen, althans te verbreken;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 tot en met
12 september 2007 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een)
voortuin(en) aan de [adres] heeft weggenomen:
a. een motor, merk Yahama, kenteken [kenteken] en/of
b. een motor, merk Yahama, kenteken [kenteken] en/of
c. een motor, merk Yahama, kenteken [kenteken],
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
a. [eigenaar 3] en/of
b. [eigenaar 4] en/of
c. [eigenaar 5],
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
zulks (telkens) na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben
gebracht door het/de stuurslot(en) van die motor(en) te forceren/verbreken
en/of het/de slot(en) door te knippen, althans te verbreken;
5.
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2008 tot en met 30 januari 2008
te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Porsche), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 6], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
6.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2007 tot en met 23 november
2007 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een personenauto (zwarte Volkswagen, kenteken [kenteken]) en/of (een)
kentekenpla(a)t(en) ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [eigenaar 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2007 tot en met 1 april 2008 te
's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, twee, althans een,
kentekenpla(a)t(en) ([kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die kentekenpla(a)t(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
7.
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 4 november 2007 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een motor (merk Yamaha Rj03, kenteken [kenteken]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 8],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), zulks na het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik te hebben
gebracht door het schijfremslot/stuurslot te forceren/verbreken en/of het
kettingslot door te knippen, althans te verbreken;
8.
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2007 tot en met 9 december 2007
te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (zilverkleurige) hardtop
(behorende bij een Mazda), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [eigenaar 9], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2007 tot en met 23 december 2007
te Voorburg en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, een (zilverkleurige)
hardtop (behorende bij een Mazda), heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van hardtop wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie(1)
De verdenking komt er op neer dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de moord/doodslag op [slachtoffer]. Volgens de officier van justitie was de verdachte betrokken bij zowel de voorbereiding als de uitvoering van de moord/doodslag. Twee weken van tevoren heeft de verdachte voor medeverdachte [X] een motor gestolen terwijl hij wist dat deze motor voor iets ergs gebruikt zou gaan worden. Op de dag waarop [slachtoffer] is doodgeschoten, heeft de verdachte [X] uiteindelijk per fiets naar de plaats van het delict vervoerd en heeft hij gewacht tot [X] de klus had geklaard.
Subsidiair komt de verdenking er op neer dat de verdachte medeplichtig is aan de moord/doodslag op [slachtoffer] omdat hij de omgeving van de woning van [slachtoffer] heeft verkend, hem in de gaten heeft gehouden, [X] op de hoogte heeft gehouden, een fiets heeft geregeld en [X] met de fiets naar de plaats van het delict heeft vervoerd.
Meer subsidiair komt de verdenking er op neer dat de verdachte heeft nagelaten om de autoriteiten te informeren omtrent het voornemen van [X] om [slachtoffer] te vermoorden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3, 4, 6 subsidiair, 7 en 8 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en de verdachte zal vrijspreken van hetgeen onder 5, 6 primair en 8 primair tenlastegelegd is.
Ten slotte komt de verdenking er op neer dat de verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen diverse voertuigen (motoren en een auto) heeft gestolen of geheeld en zich schuldig heeft gemaakt aan heling van nummerplaten en een zogenaamde 'hardtop' van een Mazda cabriolet.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 (primair, subsidiair en meer subsidiair) tenlastegelegde feit, alsmede van de onder 2 primair, 3, 4, 5, 6 primair, 7 en 8 tenlastegelegde feiten.
De verdediging heeft zich gerefereerd voor wat betreft de onder 2 subsidiair en 6 subsidiair tenlastegelegde feiten.
3.3 Vrijspraak
De verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen onder 5, 6 primair en 8 primair tenlastegelegd is. Dat behoeft geen motivering aangezien de officier ten aanzien van deze feiten vrijspraak heeft gevorderd.
3.4 Het door de verdediging gevoerde betrouwbaarheidsverweer
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verklaringen van [C] die hij op 9 november 2007 en 15 april 2008 bij de politie heeft afgelegd alsmede diens bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring uitgesloten dienen te worden van het bewijs. Daartoe heeft de verdediging aan de hand van enkele voorbeelden aangevoerd dat zijn verklaringen onbetrouwbaar, aantoonbaar onjuist en leugenachtig zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Weliswaar is gebleken dat [C] zijn verklaring op onderdelen door conclusies sterker had aangezet dan feitelijk juist was, met zijn relativerende opmerkingen bij de rechter-commissaris is dat echter voldoende recht gezet. [C] heeft voor het overige op een groot aantal onderdelen consistent verklaard. Zijn verklaringen vinden dermate veel steun in andere uit het onderzoek gebleken feiten en omstandigheden, dat het niet juist zou zijn om deze als onbetrouwbaar terzijde te stellen. Voorts is niet gebleken dat de verklaringen van [C] dermate aantoonbaar onjuist en leugenachtig zijn, dat zij van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De door de verdediging gestelde voorbeelden kunnen een dergelijke conclusie onvoldoende dragen.
Feit 1 (de moord/doodslag op [slachtoffer])
In het hierna volgende zal eerst het bewijs terzake de betrokkenheid van de verdachte bij de moord/doodslag op [slachtoffer] worden besproken.
3.5 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte medepleger is van de moord op [slachtoffer] op 7 november 2007. Het medeplegen zou eruit hebben bestaan dat de verdachte aanvankelijk een motor moest stelen voor medeverdachte [X]. Deze motor zou gebruikt worden bij de moord op [slachtoffer]. Uiteindelijk is de verdachte niet tezamen met zijn medeverdachte op de motor maar op de fiets naar de woning van [slachtoffer] gereden. Zijn medeverdachte heeft hem aldaar doodgeschoten waarna de verdachte en zijn medeverdachte zich per fiets van de plaats delict hebben verwijderd. De verdachte zou op 7 november 2007 telefonisch contact hebben gehad met zijn medeverdachte en het slachtoffer hebben geobserveerd ten behoeve van zijn medeverdachte. De verdachte moet hebben gezien dat zijn medeverdachte een bivakmuts droeg en een vuurwapen bij zich droeg. De verdachte heeft in september van zijn medeverdachte voor zijn deelname een voorschot ontvangen, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie baseert het bewijs op een combinatie van een afgeluisterd gesprek met andere bewijsmiddelen. Dat betreft allereerst een opname die op 10 juni 2008 gemaakt is van een gesprek tussen medeverdachte [V] en de verdachte in de transportbus van arrestantenvervoer (verder: het OVC-gesprek). De officier van justitie heeft voorts de verklaringen van getuige [C], alsmede observaties en telecom-gegevens (de tijdlijn) aan haar standpunt ten grondslag gelegd.
3.6 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en benadrukt dat het standpunt van de officier van justitie enige verankering ontbeert. [C] heeft onjuist verklaard over een motor die voor [X] gestolen is. Deze Yamaha was voorts weliswaar kapot maar dat de verdachte op de fiets naar de plaats delict is gegaan, is niet te herleiden uit bewijsmiddelen. Ook de aanname van de officier van justitie, dat de verdachte wetenschap had omtrent de te plegen moord op [slachtoffer], ontbeert enige verankering.
[C] heeft immers wisselend verklaard over de motor die hij voor [X] zou hebben gestolen en heeft bij de rechter-commissaris toegegeven dat hij zelf de conclusie had getrokken dat er mogelijk een moord mee zou worden gepleegd. Voorts is de raadsman van mening dat de officier van justitie het OVC-gesprek - en met name de woorden "wij fietsen met [X], wij poem poem, wij klaar" verkeerd heeft geïnterpreteerd. In dit verband heeft de raadsman er onder andere op gewezen dat uit het OVC-gesprek ook kan blijken dat de verdachte niets wist over een eventuele betrokkenheid van [X] bij de moord op [slachtoffer]. Voorts dient de rechtbank er rekening mee te houden dat hetgeen in de arrestantenbus is besproken volgde nadat de verdachte en [V] uitvoerig waren ondervraagd door de politie.
3.7 Het oordeel van de rechtbank
I het OVC-gesprek
De rechtbank heeft vastgesteld dat op 7 november 2007 [slachtoffer] in zijn woning aan de [adres] te 's-Gravenhage door pistoolschoten om het leven is gekomen. De schutter is gevlucht. Ten aanzien van de verdachte spitst de zaak zich toe op de vraag, of hij op enige wijze betrokken is geweest bij de moord/doodslag op [slachtoffer].
De belangrijkste pijler van het door de officier gepresenteerde bewijs, betreft in de zaak tegen de verdachte het hiervoor genoemde OVC-gesprek.
Een juiste interpretatie van het OVC-gesprek tussen de verdachte en [V] is van cruciaal belang voor de beoordeling van de vraag of en in hoeverre de verdachte betrokken is geweest bij de moord op [slachtoffer]. De meest relevante passage uit dat gesprek is de volgende:
[V]: Wat denk ik krijg dan dinges. Van de... van die auto diefstal, dit dat. Motordiefstal. Ik denk met die motor gedaan of niet? Van eh..
De verdachte: nee, was kapot
[V]: andere motor?
De verdachte: nee, is niet gedaan met motor
[V]: ja, loopt gewoon
De verdachte: wij fietsen met [X], wij poem poem, wij klaar.
[V]: wie ja ja
De verdachte: (..lacht.., ..klapt in handen..)
[V]: volgens mij zeggen, weet je wat is, hij zegt net, misschien jij [verdachte] brengen opzetten daar is. Ik zeg, kan toch niet, ik zeg, ik breng voor hem auto's, hij woont daar. Ik heb geen hele hotel
De verdachte: nee!
[V]: ik zeg, anders ik ben (onverstaanbaar). Hij zegt misschien jij gedaan help van [X]. Die dag [X] gezien. Ik zeg nee.
De verdachte: nee, ik ook niet. Luister, dit wist ik niet. Dit [X] mij nooit verteld he, [X] nooit gezegd ik ga moord op wat dan ook. Ik denk ook niet [X] gedaan.
[V]: nee, [X] niet gedaan.
De verdachte: ik denk het pistool zit DNA, misschien iemand met een lapje gedaan, zo, schoongemaakt, misschien zijn DNA op.
[V]: DNA is niet bewijs, één DNA, echt niet, kan toch niet? Eén bewijs, niet bewijs.
In het hiernavolgende worden enkele fragmenten uit dit gesprek besproken.
Vooropgesteld wordt dat het OVC-gesprek in gebroken Nederlands is gevoerd. Dat bemoeilijkt de interpretatie. Voorts is van het gesprek alleen een geluidsopname beschikbaar. Een opname van de non-verbale communicatie ontbreekt, hetgeen de interpretatie van het gesprek eveneens bemoeilijkt.
In het hierna volgende zullen de meest relevante passages worden besproken en zoveel mogelijk in de context worden geplaatst.
Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat uit de context van het OVC-gesprek blijkt dat [V] en de verdachte in het OVC-gesprek hebben gesproken over de moord op [slachtoffer].
de kapotte motor en de verklaringen van [C]
In het OVC-gesprek wordt door [V] allereerst gevraagd "Ik denk met die motor gedaan of niet?" Door de verdachte is daarop geantwoord: "nee, die was kapot".
De verklaringen van [C] komen erop neer dat hij in opdracht van [X] een kapotte Yamaha XT motor heeft gestolen en dat deze motor voor iets ergs gebruikt zou gaan worden.
De rechtbank laat in het midden welke in dit verband relevante onderdelen van de verklaring van [C] juist zijn. In ieder geval is het voor de rechtbak duidelijk dat de motor waarover in het OVC-gesprek wordt gesproken, de Yamaha XT betreft, waarover [C] heeft verklaard. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat de Yamaha XT door de politie is aangetroffen in de berging van de ouders van [X]. Deze 'off the road' motor is in oktober 2007 gestolen (zie ook feit 2).
de fiets
Vervolgens is van belang dat [V] in het OVC-gesprek aan de verdachte vraagt of het met een andere motor is gebeurd. Daarop heeft de verdachte geantwoord dat het niet met een motor is gedaan.
Deze opmerking roept de vraag op of de verdachte wetenschap heeft gehad van de omstandigheden waaronder de moord op [slachtoffer] is gepleegd. Dat klemt temeer daar de verdachte kort daarop zegt dat het met een fiets is gedaan.
De inhoud van het hiervoor genoemde fragment doet - zeker tegen de achtergrond van de verklaringen van [C], [X] en de verdachte over de Yamaha - vermoeden dat de verdachte meer moet hebben geweten over het voornemen om een moord te plegen en de wijze waarop de moord op [slachtoffer] is gepleegd.
enige kanttekeningen
Echter, bij een dergelijk vermoeden passen de volgende kanttekeningen.
* Dat de verdachte in het OVC-gesprek beweert dat de Yamaha niet voor de moord gebruikt is, behoeft geen daderwetenschap te zijn maar kan ook een conclusie zijn. De verdachte wist immers dat de Yamaha stuk was en dat deze dus niet gebruikt kan zijn bij de moord. Dat blijkt uit zowel de verklaring van de verdachte(2) als uit de hierboven weergegeven onderdelen uit de verklaringen van [C].
* Dat de verdachte ermee bekend was dat [X] mogelijk iets slechts in de zin had met de te stelen Yamaha, zoals door [C] is verklaard, betekent nog niet dat er op het moment van de opdracht en het stelen van de motor enig verband was tussen de Yamaha en een concreet voornemen om [slachtoffer] te vermoorden.
* Dat de verdachte achteraf conclusies heeft getrokken op grond van een combinatie van feiten die hij zelf wist en feiten die hem door de politie werden gepresenteerd, kan steun vinden in het feit dat de verdachte voorafgaand aan het OVC-gesprek uitvoerig is ondervraagd over de gepleegde moord waarbij ook de verklaring van [C] uitgebreid aan de orde is gekomen. Dat onderzoek concentreerde zich met name op [X] als schutter. Niet uitgesloten is dat de verdachte in het OVC-gesprek de (mogelijk verkeerde) conclusie heeft getrokken dat er in het geheel geen motor is gebruikt en dat [X], voor zover deze dan de dader zou zijn zoals door de politie werd beweerd, op de fiets naar de plaats delict gegaan is.
* De verdachte heeft ontkend dat zijn uitlating "wij fietsen met [X], poem, poem, wij klaar" serieus was bedoeld. Dat vindt steun in het feit dat de verdachte in zijn handen klapt en lacht nadat hij dit heeft gezegd. Uit de context van het gesprek kan onvoldoende blijken dat de opmerking wel serieus bedoeld was. De uitleg die de verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft gegeven komt de rechtbank daarom niet op voorhand onaannemelijk voor.
* Uit het hiervoor geciteerde fragment kan voorts worden afgeleid dat de verdachte tegen [V] zegt, dat hij [X] op de dag van de moord niet gezien heeft, dat [X] hem nooit over de moord verteld heeft en dat [X] het niet gedaan heeft. Onduidelijk is of de verdachte [V] heeft verteld wat hij heeft verklaard bij de politie of dat dit een verzuchting is omdat hij echt niet weet wat er is gebeurd. De officier van justitie heeft zich nog op het standpunt gesteld dat de verdachte deze opmerking ten behoeve van een derde arrestant heeft gemaakt die ook in de arrestantenbus zat om zodoende voor te wenden dat hij niets wist. Deze opvatting is echter niet meer dan een suggestie. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank wel van oordeel dat de opmerking over het schieten en fietsen strijdig lijkt te zijn met de opmerking dat de verdachte van niets wist. Onduidelijk is echter, hoe de beide opmerkingen juist geïnterpreteerd dienen te worden. Wat waarheid en wat verdichtsel is, valt ook uit de context van het gesprek niet af te leiden. Uit dit onderdeel van het gespreksfragment valt dus niets met enige mate van zekerheid te concluderen. Niet uitgesloten is dat deze passage voor de verdachte ontlastend moet worden uitgelegd. Dat klemt temeer nu de verdachte ook verderop in het OVC-gesprek verzucht wat hij nu met de moord te maken heeft.(3)
* Behoudens een enkele vage aanwijzing zoals een getuige-verklaring over een rood en een wit licht, is niet gebleken van enig concreet aanknopingspunt dat duidt op het gebruik van een fiets ten tijde van de moord. De technische recherche heeft geen sporen veiliggesteld die steun bieden voor een dergelijk scenario. Ook de verklaringen van de getuigen die rond het tijdstip van de moord rond de plaats delict aanwezig waren, bieden geen steun voor de aanname dat er een fiets is gebruikt door de dader(s).
conclusie ten aanzien van het OVC-gesprek
Deze kanttekeningen doen dermate veel afbreuk aan het vermoeden dat de verdachte door zijn betrokkenheid meer weet van de moord, dat het OVC-gesprek niet kan bijdragen aan het bewijs. Daartoe vormt het een te wankele basis. Er is dus geen steun voor de stelling, dat de verdachte een fiets ter beschikking heeft gesteld en met de schutter op de fiets naar de plaats delict is gereden alwaar hij op de uitkijk heeft gestaan waarna hij met de schutter weg is gegaan.
II overig
Voorts is uit niets gebleken dat de verdachte - zoals door de officier van justitie is gesteld - moet hebben gezien dat [X] een bivakmuts droeg en een vuurwapen bij zich droeg op 7 november 2007. Ook het standpunt van de officier van justitie, dat de verdachte van [X] een beloning heeft gekregen voor zijn bijdrage aan de moord, berust op een aanname die onvoldoende steun vindt in de feiten en omstandigheden zoals die uit het onderzoek zijn gebleken.
Verder staat vast dat de verdachte op de dag van de moord het Texaco benzinestation heeft bezocht in de nabijheid van de woning van [slachtoffer] en valt aan de hand van de verklaringen van [V] en de verdachte in samenhang met de gegevens uit het telecom-onderzoek (de tijdlijn) te reconstrueren dat de verdachte rond het tijdstip van de moord in de nabijheid van de woning van [slachtoffer] is geweest. Ook staat vast dat de verdachte en [X] op de dag van de moord meerdere keren telefonisch contact met elkaar hadden en dat de telefoon van de verdachte niet werd gebruikt ten tijde van de moord.
Daarmee staat echter in het geheel niet vast dat de verdachte ten behoeve van de moord observaties heeft verricht, [X] heeft geïnformeerd of anderszins behulpzaam is geweest bij het plegen van de moord. Voor diens aanwezigheid in de buurt van de plaats delict heeft de verdachte een zeer waarschijnlijke verklaring afgelegd. Hij woont in Bezuidenhout en was bij het Texaco benzinestation geweest om te tanken. Dat de telefoon van de verdachte ten tijde van het delict niet werd gebruikt, terwijl hij deze daarvoor intensief heeft gebruikt, is hooguit opmerkelijk te noemen. Daaraan komt echter geen zelfstandige betekenis toe en ook in samenhang met andere onderzoeksresultaten kunnen daaraan geen conclusies worden verbonden.
III de slotsom ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit
De aan de verdachte in de tenlastelegging toegeschreven handelingen berusten louter op aannames waarvoor noch in de verklaring van [C] noch in het OVC-gesprek of enig ander onderzoeksresultaat voldoende steun te vinden is. De rechtbank is daarom met de raadsman van de verdachte van oordeel dat zowel het primair tenlastegelegde feit (het medeplegen van de moord/doodslag) als het subsidiair tenlastegelegde feit (de medeplichtigheid aan de moord/doodslag) een voldoende verankering ontberen en dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
IV het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde feit
Vervolgens is aan de orde of de verdachte een rechtsplicht heeft geschonden door niet bij de autoriteiten te melden dat er iemand ([slachtoffer]) vermoord zou worden door [X] zoals tenlastegelegd is onder 1 meer subsidiair.
Overwogen wordt dat uit de verklaring van [C] niet blijkt van een voldoende concreet voornemen om iemand van het leven te beroven. [C] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de verdachte of diens partner zoiets niet heeft horen zeggen en dat hij slechts zelf een conclusie had getrokken. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. Ook overigens zijn er geen aanknopingspunten voor het bewijs dat de verdachte wist van een voornemen om iemand van het leven te beroven. De verdachte dient dus tevens van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.8 De verklaring van getuige [C] ten aanzien van de vermogensdelicten
Hiervoor is reeds overwogen dat het betrouwbaarheids verweer terzake de verklaringen van getuige [C] is verworpen. De verdediging heeft ten aanzien van de tenlastegelegde vermogensdelicten waarover [C] heeft verklaard aangevoerd dat deze niet bijdragen aan het bewijs. De rechtbank zal deze verklaringen van [C] bezigen voor het bewijs. Bij de rechter-commissaris is [C] niet teruggekomen op de juistheid van zijn verklaringen. De verklaring van [C] vindt voorts steun in bijvoorbeeld gegevens die uit het telecom-onderzoek zijn gebleken en uit bijvoorbeeld het feit dat de verdachte inderdaad een boedelbak heeft gehuurd. In het hierna volgende zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die zij heeft gebezigd.
3.9 Op grond van de volgende bewijsmiddelen acht de rechtbank de volgende feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 (diefstal Yamaha)
a) Aangeefster [eigenaar 1] heeft verklaard dat de motor is gestolen waarbij het stuurslot en een kettingslot zijn verbroken.(4)
b) In de berging van medeverdachte [X] is deze motor teruggevonden.(5)
c) [C] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de motor met de verdachte in opdracht van medeverdachte [X] heeft gestolen en dat medeverdachte [X] de motor heeft opgehaald.(6)
d) De verdachte heeft erkend dat hij over deze motor met [X] en [C] gesproken heeft.(7)
Feit 3 (diefstal Suzuki Hayabusa)
a) Aangever [eigenaar 2] heeft verklaard dat de motor gestolen is waarbij kettingsloten zijn doorgeknipt.(8)
b) [C] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij erbij blijft dat hij de Hayabusa met de verdachte heeft gestolen.(9)
c) Getuige [C] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met de verdachte naar de Hayabusa is gegaan, dat de motor op slot stond en dat zij die hebben opengeknipt en ermee zijn weggereden.(10)
Overwogen wordt dat de verklaring van [C] ten aanzien van de Suzuki Hayabusa wordt ondersteund door onder meer de volgende feiten en omstandigheden.
d) [C] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte ten behoeve van deze diefstal een boedelbak heeft geregeld die door de politie in beslag werd genomen.(11)
e) Uit een mutatieformulier van de politie blijkt dat de politie op 11 oktober 2007 op de plaats waarover de getuige [C] heeft verklaard een boedelbak heeft aangetroffen en veiliggesteld.(12)
f) [C] heeft bij de politie verklaard dat hij een verbinding van een mobiele telefoon open had staan.(13)
g) De verdachte heeft, nadat hij werd geconfronteerd met gegevens die uit het telecom-onderzoek zijn gebleken, erkend dat hij heeft meegeluisterd via de openstaande telefoonverbinding.(14)
Feit 4 (diefstal 3 Yamaha's [adres])
a) Aangever [eigenaar 3] heeft verklaard dat diens motor is gestolen waarbij het slot en het stuurslot zijn verbroken.(15)
b) Aangever [eigenaar 4] heeft verklaard dat diens motor is gestolen waarbij een slot is verbroken.(16)
c) Aangever [eigenaar 5] heeft verklaard dat diens motor is gestolen waarbij een kettingslot, een stuurslot en schijfremslot zijn verbroken.(17)
d) [C] heeft verklaard dat hij met de verdachte drie motoren heeft gestolen in de [adres] en dat hij deze met een geleende bus heeft vervoerd. De motoren zouden zijn geleverd aan ene [eigenaar 10] uit [plaats].(18)
Onduidelijk is gebleven of de motoren in één keer in een bus naar de heler zijn vervoerd of dat er meerdere keren is gereden. Ook de betrokkenheid van [medeverdachte Z] is niet komen vast te staan. Dat betekent niet dat de verklaring van [C] niet juist is. Diens verklaring vindt immers steun in de uitkomsten van het telecom-onderzoek en de verklaring van getuige [eigenaar 10] die heeft erkend dat hij motoren heeft afgenomen van de verdachte. Voor de overtuiging doet het er niet toe of dit de motoren zijn die in de [adres] zijn weggenomen nu dat niet is vast te stellen. Van belang is dat de verdachte een persoon heeft aangewezen die heeft bevestigd dat hij inderdaad motoren van de verdachte heeft afgenomen.
e) Uit telefoongegevens blijkt dat [C] en de verdachte in de nacht van 11 op 12 september tussen 23:06 uur en 2:56 uur verschillende keren contact hebben met elkaar.(19)
f) Getuige [eigenaar 10] heeft verklaard dat hij wel eens motoren afneemt van de verdachte die hij heeft herkend van een aan hem getoonde foto.(20)
Feit 6 subsidiair (heling van kentekenplaten)
a) De politie heeft een drietal kentekenplaten aangetroffen in het huis van de verdachte.(21)
b) Uit een aangifte blijkt dat de kentekenplaten van diefstal afkomstig zijn.(22)
c) De verdachte heeft erkend dat hij de kentekenplaten voor [C] op zijn verlaagde plafond moest leggen.(23)
Feit 7 (diefstal motor)
a) Aangever [eigenaar 8] heeft verklaard dat diens motor is gestolen waarbij het schijfremslot en een kettingslot zijn verbroken.(24)
b) [C] heeft verklaard dat hij de motor samen met de verdachte heeft gestolen. Voordat deze motor is gestolen was hij samen met de verdachte en diens partner in de Mercedes ML van de verdachte achter de motor aangereden.(25)
Overwogen wordt dat de verklaring van [C] steun vindt in de volgende feiten en omstandigheden.
c) De verdachte heeft erkend dat hij met zijn partner en [C] achter de bedoelde motor is aangereden zoals door [C] is verklaard.(26)
d) Uit het telecom-onderzoek is gebleken dat de verdachte en [C] in de nacht waarin de diefstal gepleegd is om 2:54 uur telefonisch contact hebben gehad.(27)
Feit 8 (schuldheling hardtop)
a) Aangever [eigenaar 9] heeft verklaard dat zijn zilverkleurige hardtop is gestolen. Het kenteken stond erin gegraveerd.(28)
b) Onder [eigenaar 11] is de desbetreffende hardtop in beslag genomen.(29)
c) [eigenaar 11] heeft verklaard dat hij de hardtop heeft gekocht via Marktplaats.nl en heeft opgehaald bij een loods aan de [adres] te Den Haag.(30)
d) De verdachte heeft erkend dat hij de desbetreffende hardtop aan [eigenaar 11] heeft verkocht.(31)
Overwogen wordt dat de verdachte heeft kunnen zien dat er een kenteken in de hardtop was gegraveerd. Dat kenteken heeft hij bij de politie niet na laten trekken. De verdachte heeft voorts niet kunnen verklaren hoe hij aan de hardtop gekomen is. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten minste had moeten vermoeden dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is.
3.10 De bewezenverklaring
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank betreffende de verdachte wettig en overtuigend bewezen acht dat
2.
hij in de periode van 14 oktober 2007 tot en met 26 oktober 2007 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een parkeergarage ([naam]) aan de [adres] heeft weggenomen een motor (merk Yamaha, type XT600E, kleur zwart), toebehorende aan [eigenaar 1], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een kettingslot door te knippen;
3.
hij in de periode van 9 tot en met 11 oktober 2007 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een parkeergarage (aan het [adres]) heeft weggenomen een motor (merk Suzuki, type Hayabusa, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [eigenaar 2], zulks na zich het weg te nemen goed onder zijn bereik te hebben gebracht door
twee kettingsloten door te knippen;
4.
hij op tijdstippen in de periode van 10 tot en met 12 september 2007 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in voortuinen aan de [adres] heeft weggenomen:
a. een motor, merk Yahama, kenteken [kenteken] en
b. een motor, merk Yahama, kenteken [kenteken] en
c. een motor, merk Yahama, kenteken [kenteken],
toebehorende aan
a. [eigenaar 3] en
b. [eigenaar 4] en
c. [eigenaar 5],
zulks telkens na het weg te nemen goed onder zijn bereik te hebben gebracht door het stuurslot van die motor te forceren/verbreken en het slot door te knippen;
6.
hij in de periode van 22 november 2007 tot en met 1 april 2008 te 's-Gravenhage, twee kentekenplaten ([kenteken]) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden
krijgen van die kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
7.
hij in de periode van 2 tot en met 4 november 2007 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motor (merk Yamaha Rj03, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [eigenaar 8], zulks na het weg te nemen goed onder zijn bereik te hebben gebracht door het schijfremslot te forceren/verbreken en het kettingslot door te knippen;
8.
hij in de periode van 8 december 2007 tot en met 23 december 2007 te 's-Gravenhage een (zilverkleurige) hardtop (behorende bij een Mazda), voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van hardtop redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor de door haar bewezen geachte feiten een gevangenisstraf van in totaal twaalf jaren gevorderd.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte bijna een jaar vast heeft gezeten onder de grote druk van een veroordeling vanwege moord. Voor zover de rechtbank tot een veroordeling komt, voldoet de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Gelet op de bewezenverklaring behoeft het nauwelijks betoog dat aan de verdachte een lagere straf zal worden opgelegd dan gevorderd door de officier van justitie. Van enige betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer] zal de verdachte immers volledig worden vrijgesproken.
Wat overblijft is de bewezenverklaring van een aantal vermogensdelicten. Dat betreft een zestal motordiefstallen die de verdachte samen met een ander of anderen heeft gepleegd, de opzetheling van een tweetal kentekenplaten en de schuldheling van een zogenaamde 'hardtop' van een Mazda cabriolet.
Uit de justitiële documentatie betreffende de verdachte blijkt dat hij reeds vele malen voor het plegen van vermogensdelicten is veroordeeld. Verdachte geeft er blijk van dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen. Voor de aangevers brengen de vermogensdelicten veel overlast met zich mee. Delicten als deze zorgen ervoor dat het vertrouwen van de burger in de veiligheid van de omgeving waarin zij wonen, afneemt. Meer in het algemeen wordt de maatschappij door deze diefstallen belast met hoge kosten vanwege verzekeringen, beveiliging en het optreden van de overheid.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur. Deze straf is korter dan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarom zijn onmiddellijke invrijheidstelling bevelen.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
In de strafzaak tegen de verdachte hebben zich vier benadeelde partijen gevoegd.
a) [B] (feit 1) heeft een schadevergoeding gevorderd van € 55.784,06 (€ 10.000, - immateriële schadevergoeding, € 8.092, - rechtsbijstandkosten en € 37.692,06 begrafeniskosten);
b) [eigenaar 1] (feit 2) heeft schadevergoeding gevorderd van € 675, - (€ 110, - vanwege een betaald eigen risico, € 500, - voor het verschil tussen de nieuwwaarde en de dagwaarde van de motor en € 65, - voor de vervanging van een kettingslot);
c) [eigenaar 2] (feit 3) heeft schadevergoeding gevorderd van € 1650, - (€ 800,- vanwege niet door de verzekering vergoede schade, € 90,- vanwege opgenomen verlof en € 760, - vanwege immateriële schade);
d) [eigenaar 3] (feit 4 onder a) heeft schadevergoeding gevorderd van € 837, - (€ 675, - vanwege een betaald eigen risico en € 162, - vanwege opgenomen verlof)
e) [eigenaar 4] (feit 4 onder b) heeft schadevergoeding gevorderd van € 762,50 (€ 675, - vanwege een betaald eigen risico en € 87,50 vanwege opgenomen verlof);
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot:
a) hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [B] tot een bedrag van € 26.089,50. De overige opgevoerde posten komen niet voor vergoeding in aanmerking. De post immateriële schadevergoeding is niet eenvoudig te beoordelen, ten aanzien van de kosten met betrekking tot 'overige advertenties' à € 15.410,51 geldt dat onvoldoende onderbouwd is dat deze kosten voor rekening van [B] zijn gekomen en ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand is de officier van justitie van oordeel dat deze slechts gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komen.
b) hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [eigenaar 1] tot een bedrag van € 175, - en tot afwijzing van de vordering voor het overige, daar de nieuwwaarde van de motor niet gedeclareerd kan worden;
c) hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [eigenaar 2] tot een bedrag van € 990, -. Het opgenomen verlof wordt toegewezen, de immateriële schadevergoeding wordt gematigd tot € 100, - en voor het eigen risico van de motor en de accessoires wordt € 800, - toegewezen, hetgeen tezamen € 990, - bedraagt;
d) hoofdelijke toewijzing van de vordering van [eigenaar 3] tot een bedrag van € 837, -;
e) hoofdelijke toewijzing van de vordering van [eigenaar 4] van tot een bedrag van € 762,50;
De officier van justitie heeft tevens gevorderd om ten aanzien van de benadeelde partijen [eigenaar 1], [eigenaar 2], [eigenaar 3] en [eigenaar 4] de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen bepleit. De door de benadeelde partijen gestelde schadeposten zijn door hem niet gemotiveerd betwist.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
a) benadeelde partij [B]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, nu verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit, waar de vordering betrekking op heeft, is vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
b) benadeelde partij [eigenaar 1]
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op het betaalde eigen risico en het kettingslot, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, aangezien
de gestelde schade weliswaar is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit, maar redelijkerwijs niet aan de verdachte kan worden toegerekend. De nieuwwaarde van de motor kan niet gedeclareerd worden.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 175, -.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
c) benadeelde partij [eigenaar 2]
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post accessoires, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten verlof en smartengeld, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is door de benadeelde partij.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, aangezien
de gestelde schade weliswaar is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit, maar de verzekering de schade reeds heeft vergoed.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
d) benadeelde partij [eigenaar 3]
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post betaald eigen risico, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 4a bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post verlof, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is door de benadeelde partij
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
e) benadeelde partij [eigenaar 4]
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post betaald eigen risico, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 4a bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post verlof, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is door de benadeelde partij
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
De rechtbank acht termen aanwezig om de vorderingen hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8. De inbeslaggenomen goederen
Onder de verdachte zijn verschillende zaken in beslag genomen die op de beslaglijst staan vermeld. Deze zaken kunnen, zoals gevorderd door de officier van justitie, aan de verdachte worden teruggegeven.
9. De vordering tenuitvoerlegging
9.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter d.d. 26 oktober 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de afwijzing van deze vordering bepleit.
9.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht geen termen aanwezig die nopen tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 47, 57, 310, 311, 416, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 5, 6 primair en 8 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 2 primair, 3, 4, 6 subsidiair, 7 en 8 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 7
Medeplegen van diefstal met braak, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 6
Opzetheling, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 8
Schuldheling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 1 april 2008
in voorlopige hechtenis gesteld op: 4 april 2008
heft op het bevel voorlopige hechtenis van de verdachte en beveelt diens onmiddellijke invrijheidstelling.
a) benadeelde partij [B]
verklaart de benadeelde partij [B] niet ontvankelijk in haar vordering;
b) benadeelde partij [eigenaar 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [eigenaar 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eigenaar 1], een bedrag van € 175, -,met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 175, - ten behoeve van het slachtoffer genaamd [eigenaar 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
c) benadeelde partij [eigenaar 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [eigenaar 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eigenaar 2], een bedrag van € 1050, -;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1050, - ten behoeve van het slachtoffer genaamd [eigenaar 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 21 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het deel met betrekking tot het verlof en het smartengeld niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
d) benadeelde partij [eigenaar 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [eigenaar 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eigenaar 3], een bedrag van € 675, -;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 675, - ten behoeve van het slachtoffer genaamd [eigenaar 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 13 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
e) benadeelde partij [eigenaar 4]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [eigenaar 4] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eigenaar 4], een bedrag van € 675, -;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 675, - ten behoeve van het slachtoffer genaamd [eigenaar 4];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 13 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 2 tot en met 7 genummerde voorwerpen, te weten:
- een paar handschoenen;
- een document (leenovereenkomst);
- een telefoontoestel Siemens sl 65;
- een telefoontoestel Samsung
- een geheugensimkaart T mobile;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 26 oktober 2007.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Poustochkine, voorzitter,
De Bruijn en Meijers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Den Braber, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2009.
1 Voor zover in dit promis-vonnis standpunten van de officier van de justitie en de raadsman van de verdachte worden verwoord, zijn deze verkort en zakelijk weergegeven.
2 5e verhoor verdachte [verdachte], blz. 64 persoonsdossier
3 [verdachte]: "ik begrip überhaupt eigenlijk niet waarvoor ze ons met die moord eh..." [V]: "wat met die moord?" [verdachte]: "wat (...) hebben wij daarmee te maken dan!" blz. 25 OVC-gesprek
4 Het proces-verbaal van aangifte, aangeefster [eigenaar 1] (1/VGL/AG/1)
5 Het proces-verbaal van bevindingen (1/VGL/AH/140 t/m 146)
6 Het proces-verbaal verhoor verdachte [C] (2/VGL/G/152 niet genummerd)
7 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting
8 Het proces-verbaal van aangifte, aangever [eigenaar 2], (1/ZDmotor/102.
9 Het proces-verbaal verhoor verdachte [C] (2/VGL/G/152 niet genummerd)
10 Het proces-verbaal verhoor verdachte [C] (0/VGL/AH/108)
11 Idem
12 Een geschrift, te weten een mutatieformulier (1/ZDmotor/AH/34)
13 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [C], (2/ZDmotor/G/14)
14 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting
15 Het proces-verbaal van aangifte, aangever [eigenaar 3], (1/ZDmotor/114)
16 Het proces-verbaal van aangifte, aangever [eigenaar 4], (1/ZDmotor/124)
17 Het proces-verbaal van aangifte, aangever [eigenaar 5], (1/ZDmotor/136)
18 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [C] (0/VGL/AH/108)
19 Het proces-verbaal van bevindingen (4/ZDmotor/AH51 e.v.)
20 Het proces-verbaal van verhoor getuige [eigenaar 10] (5/ZDmotor/G/4 en G/44 e.v.)
21 Het proces-verbaal van bevindingen (2/ZDmotor/AH/22 t/m 24)
22 Het proces-verbaal van aangifte, aangever [eigenaar 7] (4/ZDmotor/AG/1-10)
23 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting
24 Het proces-verbaal van aangifte, aangever [eigenaar 8], (1/ZDmotor/145)
25 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [C], (0/VGL/AH/108) alsmede diens bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring
26 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting
27 Het proces-verbaal van bevindingen, (6/ZDmotor/AH/70)
28 Het proces-verbaal van aangever [eigenaar 9] (2/ZDmotor/bijlage II/ongenummerd/PL1573/2007/24255-4)
29 Het proces-verbaal van bevindingen (2/ZDmotor/bijlage II/ongenummerd/PL1632/08-065776, d.d. 17 april 2008 )
30 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [eigenaar 11] (2/ZDmotor/bijlage II/ongenummerd/PL1632/08-065776, d.d. 11 april 2008 )
31 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting