ECLI:NL:RBSGR:2009:BI0802

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
rekestnummer: 327473 HA RK 08-1380 Wrakingnummer 2008/25
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend tegen mr. [X], vice-president van de rechtbank 's-Gravenhage, op grond van artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht. Verzoeker stelt dat mr. [X] in een eerdere zaak van hem heeft geoordeeld, waardoor zij niet onpartijdig kan zijn in de huidige procedure. Verzoeker vreest dat mr. [X] opnieuw zal bezwijken voor de argumenten van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De rechtbank heeft op 9 februari 2009 de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gehouden, waarbij verzoeker zijn standpunt heeft toegelicht. Mr. [X] heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en geen aanleiding te zien om op de stellingen van verzoeker te reageren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleveren. De rechtbank concludeert dat het enkele feit dat mr. [X] in een eerdere zaak een ongunstige beslissing heeft genomen voor verzoeker, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid. De aangevoerde gronden van verzoeker zijn niet overtuigend en er zijn geen omstandigheden die wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid. Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen en wordt bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet. Tevens wordt aangegeven dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen, omdat het huidige verzoek op lichtvaardige gronden is gebaseerd.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2008/25
rekestnummer: 327473 HA RK 08-1380
procedurenummer: 07/6043 WIVD V01 CC G 97
datum beschikking: 9 februari 2009
BESCHIKKING
op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
tegen
mr. [X]
vice-president in de rechtbank te 's-Gravenhage.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Bij brief van 23 januari 2006 heeft verzoeker de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de Minister) verzocht om kennisneming van een niet nader genoemd document over verzoeker, dat bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst aanwezig zou zijn. De Minister heeft het verzoek afgewezen. De Minister heeft het hier tegen gemaakte bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard op 24 juli 2007. Verzoeker is tegen dit besluit in beroep gegaan bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Op 8 december 2008 heeft de griffier van de sector bestuursrecht een oproepingsbrief aan verzoeker verzonden voor de mondelinge behandeling van het beroep op donderdag 5 februari 2009 om 13.30 uur. Tevens staat in deze oproep dat het beroep ter zitting zal worden behandeld door mr. [X].
1.2 Bij brief van 16 december 2008 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van mr. [X] ingediend.
1.3 Mr. [X] heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Deze reactie is op 19 januari 2009 door de griffie van de wrakingskamer ontvangen.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 26 januari 2009 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker [verzoeker] is verschenen en hij heeft zijn verzoek toegelicht.
3. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker voert aan dat mr. [X] in elk geval een eerdere zaak van verzoeker heeft behandeld, waardoor zij nu niet onpartijdig in deze zaak kan oordelen. Verzoeker is bang dat mr. [X] ook nu zal bezwijken voor de argumenten van het departement van de Minister.
4. Het standpunt van mr.
Mr. [X] heeft de wrakingskamer medegedeeld dat zij niet in de wraking berust. Zij heeft verder aangegeven dat zij geen aanleiding ziet om schriftelijk op de niet onderbouwde stellingen van verzoeker te reageren.
5. Beoordeling
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij een eerdere negatieve ervaring in een andere zaak heeft gehad met mr. [X]. Uit het enkele feit dat mr. [X] in een eerdere zaak een voor verzoeker ongunstige beslissing heeft gegeven volgt niet de partijdigheid van de rechter in deze zaak. Nu de door verzoeker aangevoerde gronden het verzoek niet kunnen dragen en zich naar het oordeel van de rechtbank ook overigens geen omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor partijdigheid of vooringenomenheid van mr. [X] dan wel voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bij verzoeker, dient het verzoek te worden afgewezen.
Een volgend verzoek tot wraking in deze zaak zal niet in behandeling worden genomen, aangezien het nu ingediende verzoek op lichtvaardige gronden stoelt.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• dhr. [verzoeker];
• de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
• mr. [X].
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2009 door mrs. D.H. Von Maltzahn, C.J. Waterbolk en C.C. Dedel-van Walbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Goudzwaard als griffier.