ECLI:NL:RBSGR:2009:BI6137

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/948 AW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W.H.B. Sentrop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de wijziging in de tegemoetkoming voor reiskosten woon-werkverkeer van ambtenaren bij het ministerie van Defensie

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, een burgerambtenaar bij het ministerie van Defensie, en de staatssecretaris van Defensie. Eiseres ontving jarenlang een te hoge tegemoetkoming in de reiskosten voor haar woon-werkverkeer. Met ingang van 1 maart 2007 heeft Defensie de regeling voor deze tegemoetkomingen gewijzigd, waarbij de verstrekking van OV-vervoerbewijzen door Defensie zelf is geregeld. Eiseres had een aanvullend drie sterren stad/streekabonnement nodig voor haar reisroute, waarvan de meerkosten voor haar eigen rekening bleven. Ze stelde dat de wijziging in de tegemoetkoming onrechtmatig was en deed een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat anderen die van één vervoermiddel gebruikmaken wel een volledige tegemoetkoming ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het nieuwe stelsel redelijk was en wees het beroep op het gelijkheidsbeginsel af. De rechtbank concludeerde dat de wijziging in de regeling niet in strijd was met de wet en dat eiseres niet kon aanspraak maken op de eerder ontvangen hogere tegemoetkomingen, aangezien deze niet in overeenstemming waren met de geldende rechtspositionele bepalingen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
derde afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/948 AW
UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiseres], wonende te [plaats],
en
de staatssecretaris van Defensie, verweerder.
I. Ontstaan en loop van het geding
Eiseres, burgerambtenaar bij het ministerie van Defensie, heeft op 25 januari 2007 bij verweerder een verzoek ingediend voor een extra vergoeding van de kosten van een aanvullend busabonnement.
Bij brief van 21 mei 2007 heeft eiseres bij verweerder bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering een beslissing op het verzoek te nemen.
Bij besluit van 25 juni 2007 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 3 augustus 2007 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 oktober 2007.
Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op het bezwaar fictieve weigering een besluit te nemen op een verzoek, en een proceskostenvergoeding aan eiseres toegekend.
Bij brief van 29 januari 2008 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van verweerder een beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres.
Bij besluit van 14 februari 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Awb geacht mede te zijn gericht tegen het alsnog door verweerder genomen besluit van 14 februari 2008, nu verweerder niet aan het verzoek van eiseres is tegemoet gekomen.
Bij brieven van 17 maart 2008 en 25 maart 2008 zijn nadere gronden ingediend.
Verweerder heeft de op het beroep betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 22 september 2008 ter zitting behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting ex artikel 8:64 van de Awb geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een aantal onduidelijkheden te verhelderen. Partijen hebben naar aanleiding van de bij brief van 15 oktober 2008 van verweerder ontvangen nadere gegevens stukken uitgewisseld.
Na verkregen toestemming van partijen als bedoeld in artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
II. Motivering
1. De rechtbank staat in dit beroep voor de vraag of het bestreden besluit, in het licht van de daartegen ingebrachte beroepsgronden, in rechte kan standhouden.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van de volgende overwegingen.
De Verplaatsingskostenregeling burgerlijke ambtenaren defensie (VKR b.a.d.) is gewijzigd en met ingang van 1 maart 2007 worden NS-abonnementen door Defensie zelf verstrekt. De berekening van het abonnementsrecht is gebaseerd op de kortste gebruikelijke treinroute, te weten de afstand tussen vertrek- en aankomststation. Voor aan- en afreizen naar de stations wordt een sterabonnement vergoed van maximaal drie sterren. Hierdoor zou volgens verweerder een eind komen aan de foutieve berekening van de reisafstand van sommige defensieonderdelen. De in het verleden te veel betaalde reiskostenvergoeding zal niet worden gecontinueerd, maar evenmin worden teruggevorderd.
De verstrekking van NS-jaarabonnementen, eventueel in combinatie met sterabonnementen, is in overleg met de bonden tot stand gekomen en er is nooit sprake geweest van een vergoeding van reiskosten maar van een tegemoetkoming, aldus verweerder.
3. Eiseres stelt zich - samengevat - op het standpunt dat de nieuwe regeling vergoeding reiskosten woon-/werkverkeer, die per 1 maart 2007 is ingegaan, onzorgvuldig tot stand is gekomen. De invoering van de nieuwe regeling brengt een grotere rechtsongelijkheid en ongelijke behandeling met zich mee voor mensen die verder van een station wonen, zoals eiseres. Omdat haar woonadres verder van een NS-station afligt heeft eiseres een grotere eigen bijdrage in de kosten van openbaar vervoer dan haar collega's en pakt de regeling voor haar dus heel nadelig uit.
Voorafgaande aan de nieuwe regeling werden haar reiskosten wel volledig (minus de eigen bijdrage) vergoed. Thans is sprake van een verdubbeling van de eigen bijdrage; naast de eigen bijdrage van € 50,63 per maand moet zij nog eens € 49,61 per maand (tarief 2007) betalen voor een aanvullend busabonnement. Per enkele reis krijgt zij drie sterren vergoed, terwijl zij zes strippen nodig heeft om vanaf station Gouda in haar woonplaats Schoonhoven te komen. Indien zij de gehele reis met één type vervoermiddel (trein, bus of auto) zou afleggen, zou zij wel een vergoeding over de hele afstand, met dezelfde eigen bijdrage, krijgen.
Eiseres stelt dat de verstrekking van de NS-abonnementen met maximaal een driesterrenabonnement voor busgebruik, met eigen bijdrage, door Defensie niet conform het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector Defensie van 1 januari 2004 - 28 februari 2007 (met name punt 7.1 Woon-werkverkeer) geschiedt. Voorts stelt eiseres dat zij er op mocht vertrouwen na 1 maart 2007 voor volledige vergoeding van de kosten van het dagelijks reizen over het gehele traject ("van deur tot deur") in aanmerking te zullen blijven komen. Zij is er door verweerder niet eerder op gewezen dat de door haar ontvangen vergoeding van reiskosten tot 1 maart 2007 niet juist was.
4. In artikel 14, tweede lid, van het Verplaatsingskostenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie is het volgende bepaald:
2. De ambtenaar die geen opdracht heeft om te verhuizen, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan 10 kilometer bedraagt.
In artikel 11 van de VKR b.a.d. is het volgende bepaald:
1. De tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling bedraagt:
a. bij gebruik van openbaar vervoer - afhankelijk van de afstand - per kalendermaand de in bijlage 1, Tabel A of B, genoemde bedragen;
b. (...).
2. (...).
3. De ambtenaar die met openbaar vervoer reist en in aanmerking komt voor een door Defensie verstrekt NS-abonnement, dient hiervan gebruik te maken en komt niet in aanmerking voor de hierboven genoemde tabeltegemoetkoming.
In het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector Defensie (1 januari 2004-28 februari 2007) is in punt 7.1 Woon-werkverkeer de volgende afspraak opgenomen:
Verstrekking openbaar vervoer bewijzen
Partijen hebben afgesproken de verstrekking van openbaar vervoer bewijzen voor reizen van woning naar standplaats in de loop van 2006 door Defensie te laten geschieden.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat het primaire besluit van 25 juni 2007 ten onrechte door de Directeur Personeel & Organisatie is ondertekend, en niet door de Staatsecretaris van Defensie. Nu verweerder deze onjuistheid in het bestreden besluit heeft hersteld en niet gebleken is dat eiseres hierdoor in haar belangen is geschaad, zal de rechtbank dit punt passeren.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder met ingang van 1 maart 2007 (met enige vertraging) is overgegaan op een ander systeem van tegemoetkoming in de kosten van het woon-werkverkeer. Vóór genoemde datum schafte de ambtenaar zelf de door hem benodigde NS- en stad/streekabonnementen aan voor trein- en streekbusvervoer en betaalde verweerder een tegemoetkoming in de kosten daarvan, onder aftrek van een eigen bijdrage. Deze was gesteld op de kosten van een twee sterren stad/streekabonnement.
De tegemoetkoming van verweerder was gemaximeerd tot de prijs van de NS-jaartrajectkaart langs de kortste gebruikelijke reisweg plus de prijs van een een ster stad/streekabonnement. Deze maximering is evenwel bij veel Defensiemedewerkers niet bekend geweest doordat, in strijd met genoemde maximering, een hogere tegemoetkoming werd uitbetaald, namelijk op basis van de volledige kosten van het woon-werkverkeer minus de eigen bijdrage. Ook eiseres is tot 1 maart 2007 op deze basis in de kosten van haar woon-werkverkeer tegemoet gekomen.
Vanaf 1 maart 2007 dienen Defensiemedewerkers die van het openbaar vervoer gebruik maken een door Defensie afgegeven NS-jaartrajectkaart af te nemen, waarnaast zij, indien nodig, tevens recht hebben op verstrekking van een twee sterren stad/streekabonnement voor aanvullend streekbusvervoer naar en van het station. Eiseres maakt bezwaar tegen deze maximering. Zij heeft voor haar streekbustraject Schoonhoven-Gouda een drie sterren stad/streekabonnement nodig. De meerkosten daarvan boven haar aanspraak komen voor haar eigen rekening. Sedert 1 maart 2007 komt een (jaarlijks toenemend) bedrag van plm.
€ 50,- per maand voor rekening van eiseres.
Eiseres beschouwt dit als een achteruitgang ten opzichte van de tegemoetkoming die voorheen feitelijk door verweerder aan haar werd uitgekeerd. Deze tegemoetkoming ging echter uit boven het bedrag waarop eiseres aanspraak had.
Verweerder beschouwt de nieuwe regeling als voordelig, omdat daarin de aanspraak is verruimd van een één ster naar een twee sterren stad/streekabonnement. Ten aanzien van de feitelijk uitbetaalde te hoge vergoeding is met de vakcentrales overeengekomen dat deze zou worden beëindigd met ingang van de datum waarop Defensie de vervoerbewijzen aan betrokkene zou gaan verstrekken, terwijl niet zou worden overgegaan tot terugvordering van hetgeen in het verleden teveel aan tegemoetkoming is uitgekeerd.
Uit de door verweerder bij brief van 15 oktober 2008 desverzocht aan de rechtbank verstrekte stukken blijkt de hier weergegeven systematiek en de wijziging in de daarbij gehanteerde maximering van de tegemoetkoming. Deze laatste berust op met de vakcentrales gemaakte afspraken ten aanzien van de methodiek tot het periodiek wijzigen van bedragen van vergoedingen, tegemoetkomingen, toeslagen e.d. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate aangetoond dat de thans geldende maximering in de kosten van een stad/streekabonnement eveneens berust op een afspraak met de vakcentrales. Deze hebben in de vergadering van de werkgroep Algemene Rechtstoestand en Financiële Rechtstoestand van 20 maart 2007 definitief ingestemd met de nieuwe tegemoetkomingsregeling voor het woon-werkverkeer.
7. De rechtbank is van oordeel dat deze nieuwe regeling zich beweegt binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling en dat geen wettelijk voorschrift verweerder er toe verplichtte tot een ruimere tegemoetkomingsregeling te besluiten.
8. De vergelijkingsbasis die eiseres voor haar bezwaren heeft gekozen, namelijk de tegemoetkoming die zij voorheen feitelijk van verweerder ontving, is - hoe begrijpelijk die keuze op zich ook is - onjuist. Verweerder kon immers niet worden gehouden aan de voortzetting van de uitbetaling van tegemoetkomingen die uitgingen boven de bedragen waarop ingevolge de geldende rechtspositionele bepalingen aanspraak bestond.
9. Van een schending van het gelijkheidsbeginsel als door eiseres aangevoerd is voorts geen sprake. Ook eiseres heeft immers de mogelijkheid om haar woon-werkverkeer per auto af te leggen, indien zij de voorkeur geeft aan de daaraan verbonden tegemoetkoming. Haar reisweg per openbaar vervoer (streekbus - trein - stadsbus) is, vanuit het gezichtspunt van de daaraan verbonden tegemoetkoming, niet zonder meer te vergelijken met een ononderbroken reis met één bepaald vervoermiddel. Van gelijke gevallen - en daarmee van schending van het gelijkheidsbeginsel - is daarom geen sprake.
10. Het beroep moet, gelet op het voorgaande, ongegrond worden verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. J.W.H.B. Sentrop en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2009, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Woldring.