2.2. Daartoe voert eiser het volgende aan.
De overlevering is in strijd met artikel 23 lid 2 Olw, aangezien de officier van justitie de daargenoemde termijn van drie dagen heeft overschreden. Hierdoor is eiser in zijn belangen geschaad, aangezien hij door dit tijdsverloop geen onderzoekswensen meer kan indienen in de Italiaanse zaak. Voorts is ook de termijn van artikel 22 Olw lid 1 overschreden, aangezien de inhoudelijke behandeling van de overleveringsprocedure de termijn van zestig dagen heeft overschreden. Op grond van de schendingen van artikel 23 lid 2 en 22 lid 1 Olw had de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard dienen te worden.
Daarnaast is de overlevering van eiser in strijd met artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), aangezien door het tijdsverloop tussen het afgeven van het arrestatiebevel door de Italiaanse rechter op 15 maart 2004, het EAB in september 2006 en de behandeling in 2007 er sprake is van een flagrante overschrijding van de redelijke termijn als genoemd in artikel 6 EVRM. Dit klemt te meer, aangezien de vermeende strafbare feiten zich zouden hebben afgespeeld tussen mei 2002 en april 2003. Al met al heeft eiser al te lang bloot gestaan aan vervolgingsdruk.
Voorts is het feit dat aan eiser ten laste wordt gelegd geheel gepleegd op Nederlands grondgebied. Eiser heeft de steden in Italië en/of Spanje waar het vermeende strafbare handelen heeft plaatsgevonden nooit bezocht. Op grond hiervan is sprake van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 lid 1 Olw en had de overlevering daarom geweigerd moeten worden.
Daarnaast is eiser onschuldig aan de feiten waarvan overlevering is gevorderd, zodat hij ook daarom niet mag worden overgeleverd. De evidente onschuld van eiser blijkt uit de in het geding gebrachte ovc-verslagen. Hieruit volgt dat [A] heeft geprobeerd eiser over te halen om een drugstransport te financieren en dat eiser hier niet op in is gegaan. De handelwijze van [A] is ook in strijd met het Tallon-criterium en daarmee met artikel 126ij lid 3 Wetboek van Strafvordering, aangezien getracht is eiser over te halen tot het deelnemen aan strafbare feiten waarop tevoren zijn opzet niet was gericht. Het aldus verkregen bewijs moet dan ook als onrechtmatig worden beschouwd.
Voorts levert de door de Italiaanse autoriteiten toegepaste opsporingsmethode schending op van de Nederlandse soevereiniteit. Uit de overgelegde vertalingen van het Italiaanse strafdossier blijkt dat [A], die ingezet zou worden als informant, een criminele burgerinfiltrant is. Hij heeft in ieder geval actief deelgenomen aan het cocaïnetransport naar Milaan, ter zake waarvan overlevering van eiser is verzocht. Het is duidelijk dat [A] met hulp van politieagenten een drugstransport moest organiseren. De Italiaanse autoriteiten hebben geconstateerd dat [A] zijn beschermde rol als informant meerdere keren heeft misbruikt om strafbare feiten te plegen voor eigen gewin en dat dit tot een pijnlijke situatie leidde vis-à-vis de Nederlandse autoriteiten. In het Italiaanse onderzoeksrapport van de Recherche Speciale Eenheid Marechaussee - Hoofdgroep Recherche van 20 november 2003 wordt ten aanzien van [A] in de door eiser overgelegde Nederlandse vertaling opgemerkt: "Toch, af en toe, kwamen een aantal tweeslachtige gedragingen van [A] ten bove, die, in situaties van beperkte controle, vooral in Nederland, initiatieven nam die niet van te voren besproken waren. (...) Zijn gedragingen hebben, af en toe, de Nederlandse Politie in verlegenheid gebracht (...)."
Het is ook niet voor niets dat [A] op 23-24 april 2003 is gearresteerd. Het inzetten van een criminele burgerinfiltrant is in strijd met de Nederlandse regels, aangezien dit zonder toestemming van de officier van justitie en de Minister is geschied. Deze schending van de Nederlandse soevereiniteit, die nog niet bekend was ten tijde van de behandeling bij Rechtbank Amsterdam, moet ertoe leiden dat de toelaatbaar verklaarde overlevering van eiser niet wordt uitgevoerd.
Ten slotte heeft eiser ernstige gezondheidsklachten van fysieke en psychische aard waardoor langdurige detentie in Italië onverantwoord is. Ook om deze reden dient de overlevering op grond van artikel 11 Olw juncto artikel 3 EVRM uit humanitaire overwegingen te worden geweigerd.
Eiser heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, aangezien hij door het EAB het risico loopt op elk moment te worden aangehouden en overgeleverd.