ECLI:NL:RBSGR:2009:BI8732

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/16225, AWB 07/16933 , AWB 08/16226, AWB 07/16934
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vrijstelling van het mvv-vereiste voor voormalig asielzoekers uit Armenië

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 maart 2009, hebben eisers, voormalig asielzoekers uit Armenië, een verzoek ingediend om vrijstelling van het mvv-vereiste (machtiging tot voorlopig verblijf) voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De rechtbank heeft de beroepen van eisers, geregistreerd onder de nummers AWB 08/16225 en AWB 08/16226, ongegrond verklaard. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. P.J. Wapperom, hebben aangevoerd dat zij niet in staat zijn om de benodigde documenten te verkrijgen van de Armeense autoriteiten, en dat hun integratie in Nederland en de medische omstandigheden van hen en hun kinderen een uitzondering op het mvv-vereiste rechtvaardigen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eisers niet hebben aangetoond dat zij niet in het bezit kunnen komen van een geldig Armeens paspoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat zij al het mogelijke hebben gedaan om de benodigde documenten te verkrijgen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de medische situatie van eisers niet zodanig is dat dit een vrijstelling van het mvv-vereiste rechtvaardigt. De rechtbank heeft de argumenten van eisers over hun integratie en de rechten van hun kinderen in Nederland niet overtuigend genoeg geacht om af te wijken van de wettelijke vereisten.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris van Justitie in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de aanvragen van eisers voor een verblijfsvergunning moesten worden afgewezen vanwege het ontbreken van een geldige mvv. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en de eerdere besluiten van de Staatssecretaris bevestigd. De rechtbank heeft ook de beroepen geregistreerd onder de nummers AWB 07/16933 en AWB 07/16934 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtens te beschermen belang meer was na de afwijzing van de asielaanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummers: AWB 08/16225, AWB 07/16933 V-nummer: [v-nummer 1] ,
AWB 08/16226, AWB 07/16934 V-nummer: [v-nummer 2]
uitspraak van de enkelvoudige kamer
inzake
[eiser 1] en [eiser 2] , mede namens hun minderjarige kinderen, wonende te Den Helder, eisers,
gemachtigde: mr. P.J. Wapperom, advocaat te Dordrecht,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. R.C. Keeken, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij schrijven van 11 december 2006 het verzoek van eisers om hen een W-document te verstrekken, afgewezen.
Tegen dit schrijven hebben eisers bij brief van 3 januari 2007 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij afzonderlijke besluiten van 22 maart 2007 de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze besluiten hebben eisers bij faxberichten van 18 april 2007 beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder nummers 07/16933 en 07/16934.
Verweerder heeft bij afzonderlijke besluiten van 1 oktober 2007 afwijzend beslist op de aanvragen van eisers tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf conform beschikking Minister'.
Tegen deze besluiten hebben eisers bij faxberichten van 1 oktober 2007 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij afzonderlijke besluiten van 15 april 2008 heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Tegen deze besluiten hebben eisers bij faxberichten van 8 mei 2008 beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder procedurenummers 08/16225 en 08/16226.
De beroepen zijn op 13 januari 2009 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eisers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw 2000 kan worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
Artikel 3.71, eerste lid Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) bepaalt dat de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, wordt afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, Vw 2000 en artikel 3.71, tweede lid, Vb 2000 is een aantal categorieën vreemdelingen vrijgesteld van het vereiste van het beschikken over een geldige mvv. Voorts kan de Minister, ingevolge het vierde lid van artikel 3.71 Vb 2000, het mvv-vereiste buiten toepassing laten voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (de hardheidsclausule).
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.4, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) kan de Minister de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 Vw 2000, verlenen onder een andere beperking dan genoemd in het eerste lid, tenzij het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland wil verblijven een zodanig verband houdt met de situatie in het land van herkomst dat voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de Minister de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 28 Vw 2000 noodzakelijk is (de discretionaire bevoegdheid).
2.2. De bestreden besluiten strekken tot handhaving van de primaire besluiten, waarbij de aanvragen van eisers zijn afgewezen, vanwege het ontbreken van een mvv. In het bestreden besluit is daartoe overwogen dat eisers niet hebben aangetoond dat zij vanwege de autoriteiten van hun land van herkomst niet meer in het bezit kunnen worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding. Dat de Armeense ambassade het beschikken over een verblijfsstatus voor de Benelux als voorwaarde stelt voor de afgifte van een paspoort, is niet voldoende om aan te nemen dat eisers persoonlijk niet in het bezit van een paspoort kunnen worden gesteld. Eisers hebben geen op hun persoon betrekking hebbende verklaring van de Armeense ambassade overgelegd. Op 11 december 2007 zijn eisers bij de Armeense ambassade gepresenteerd. Omdat eisers geen documenten hebben overgelegd, die betrekking hebben op Armenië en onderzoek in Armenië niets heeft opgeleverd, is afgifte van een laisser-passez geweigerd. De identiteit van eisers is nog immer niet aangetoond. Evenmin is aangetoond dat zij vanwege de autoriteiten van zijn land niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding. De integratie van eisers en hun dochters in Nederland, de medische aspecten en de veronderstelde problemen waarmee eisers en hun dochters bij terugkeer naar het land van herkomst te maken zouden hebben, vormen geen dermate bijzondere omstandigheden, dat zij op grond daarvan vrijgesteld zouden moeten worden van het mvv-vereiste. Eisers hebben reeds in 2002 een afwijzende beschikking van de Nederlandse overheid ontvangen. Het is voor rekening en risico van eisers dat zij desondanks in Nederland zijn gebleven. Door de arts van het Bureau Medische Advisering van verweerder is een advies uitgebracht ten aanzien van eisers en hun dochters. Ten aanzien van eiser heeft verweerder overwogen dat, nu eiser geen toestemmingsverklaring heeft gegeven voor de door hem kennelijk benodigde psychiatrische hulp en zijn oogaandoening, de arts van het Bureau Medische Advisering niet in staat is geweest hierover informatie op te vragen. Gelet op de informatie van de huisarts, is niet aangetoond dat eiser ambulante psychiatrische hulp nodig heeft. Evenmin is aangetoond dat eiser nog onder behandeling staat bij een psychiater, dan wel een oogarts. Schending van artikel 8 EVRM is niet aan de orde, nu geen van de familieleden recht heeft op verblijf hier te lande.
De bezwaren tegen het niet-verstrekken van een W-document heeft verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verstrekking van een W-document geen besluit zou vormen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna:Awb).
2.3. Eisers kunnen zich met het bestreden besluit niet verenigen en hebben daartegen het volgende aangevoerd. Eisers verblijven ruim zes jaar in Nederland. De dochters hebben hun vormende jaren alhier doorgebracht. Eisers hebben met stukken onderbouwd dat zij zijn geïntegreerd in de Nederlandse samenleving, zij spreken allen Nederland en hebben hier een sociaal en maatschappelijke netwerk opgebouwd. Deze omstandigheid heeft verweerder in onvoldoende mate meegewogen in de bestreden beschikking. Voorts zijn de rechten van het kind en hetgeen de deskundigen van Defence for Children hieromtrent hebben gerapporteerd onvoldoende betrokken bij de besluitvorming. Met betrekking tot het verkrijgen van hun paspoort verlenen eisers alle medewerking. Zij zijn gepresenteerd bij de Armeense ambassade. De Armeense ambassade heeft echter geweigerd om een laisser passez te verstrekken, nu eisers niet in het bezit waren van documenten. Gelet hierop kan niet van eisers worden gevergd om alsnog zelfstandig, zonder documenten, de afgifte van geldige paspoorten te bewerkstelligen. Zij hadden naar aanleiding van deze presentatie dan ook dienen te worden vrijgesteld van het paspoortvereiste. Eisers wijzen op de passage uit het ambtsbericht van maart 2008, waarin staat vermeld dat bij aanvraag van een paspoort in het buitenland door de Ambassade diverse documenten worden gevraagd. Eisers zijn niet in het bezit van documenten en zullen nooit door middel van deze weg in het bezit worden gesteld van geldige paspoorten. Uit de stukken blijkt dat eiser lijdt aan depressieve klachten. Eiseres is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis. Een dochter heeft te maken met geweldservaringen uit het verleden. Ten onrechte heeft verweerder deze ziektebeelden niet in onderlinge samenhang bezien. Nu eisers psychiatrische klachten hebben, hebben zij, maar ook hun dochters geen gezonde volwassene om op terug te vallen. Er kan niet zonder meer gesteld worden dat de klachten in het land van herkomst behandeld zouden kunnen worden. Het samenstel van factoren had moeten leiden tot verblijfsaanvaarding door verweerder en voorts tot vrijstelling van het mvv-vereiste. Handhaving van dit vereiste lijdt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Eisers kunnen in het land van herkomst geen mvv aanvragen, maar dienen naar een derde land te reizen om aldaar een geldig mvv aan te vragen. Niet gebleken is dat zij, zonder geldige documenten voor grensoverschrijding, worden toegelaten tot dit derde land en aldaar de beslissing op de mvv-aanvraag af zouden kunnen wachten. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat eisers niet terug kunnen keren naar haar land van herkomst, omdat zij daar gevaar lopen.
In de beroepen, die zijn geregistreerd onder nummers 07/16933 en 07/16934 hebben eisers aangevoerd dat de weigering om aan hen een W-document af te geven, een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Ten onrechte is aan hun de afgifte van een dergelijke document geweigerd.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.1. De rechtbank ziet aanleiding om eerst de beroepen, die zijn geregistreerd onder nummers 08/16225 en 08/16226 te beoordelen.
De asielaanvragen van eisers zijn afgewezen door verweerder. Bij uitspraak van 1 maart 2006 heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats de beroepen van eisers tegen deze afwijzingen ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 juli 2006 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep van eisers ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Derhalve staat in rechte vast dat eisers geen aanspraak kunnen maken op een verblijfsvergunning op asielgerelateerde gronden. In deze procedure moet van dit oordeel worden uitgegaan.
Verweerder heeft eisers tegengeworpen dat zij niet beschikken over een geldige mvv. Niet in geschil is dat zich geen van de gronden, genoemd in artikel 17 Vw 2000 voordoen, op grond waarvan eisers vrijgesteld dienen te worden van het mvv-vereiste.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraken van 26 juni 2003 (JV 2003/357) en 9 december 2003 (JV 2004/63), komt verweerder bij de toepassing van artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 een ruime beoordelingsmarge toe en kan toepassing van deze hardheidsclausule beperkt blijven tot zeer uitzonderlijke gevallen. De weigering van verweerder om in een bepaald geval toepassing te geven aan die clausule zal de toetsing in rechte slechts dan niet kunnen doorstaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten. Gelet op deze jurisprudentie staat ter beoordeling van de rechtbank of verweerder zich in de bestreden besluiten in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toepassing van artikel 3.71, eerste lid, van het Vb 2000 in het geval van eisers geen onbillijkheid van overwegende aard oplevert en of dit standpunt in het bestreden besluit deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe het volgende.
Verweerder heeft in redelijkheid kunnen overwegen dat niet gebleken is dat eisers nimmer in het bezit kunnen worden gesteld van een Armeens paspoort. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat eisers al het mogelijke hebben gedaan om in het bezit te komen van een paspoort of een vervangend reisdocument. Dat eisers hun medewerking hebben verleend aan de presentatie bij de Armeense autoriteiten, doch dat zij niet in het bezit gesteld zijn van een laisser-passez is daarvoor niet voldoende. Evenmin is de door eisers opgestelde brief aan de Armeense ambassade voldoende om tot de conclusie te komen dat zij nimmer in het bezit zullen komen van documenten, waarmee zij een paspoort aan kunnen vragen. Eisers hebben een eigen verantwoordelijkheid om het redelijkerwijs mogelijke te doen ter verkrijging van reisdocumenten.
Ten aanzien van de integratie van eisers in Nederland, de omstandigheid dat hun dochters hier naar school gaan en hier gevormd zijn en het beroep van eisers op het rapport van Defence for Children overweegt de rechtbank dat verweerder deze omstandigheden niet dusdanig bijzonder heeft hoeven achten dat op grond daarvan toepassing van de hardheidsclausule geboden was. In dit verband is relevant dat eisers nimmer in het bezit zijn geweest van een verblijfsvergunning.
Ten aanzien de door eisers gestelde medische omstandigheden, overweegt de rechtbank dat eisers zelf geen recente medische stukken aan verweerder hebben overgelegd voor wat betreft hun psychische klachten. Verweerder heeft ten aanzien van de medische situatie van eisers advies gevraagd van een arts van het Bureau Medische Advisering. Deze heeft op basis van de beschikbare gegevens geadviseerd dat eisers en hun dochters in staat moeten worden geacht te reizen en dat geen sprake is van een acute medische noodsituatie indien behandeling van eisers uit zou blijven. Eisers hebben de conclusies van deze rapportages niet gemotiveerd betwist, zodat niet gebleken is dat verweerder zich niet op deze rapportage kon baseren of dat deze rapportages onzorgvuldig of anderszins onjuist zijn. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat verweerder op grond van deze rapportages in redelijkheid niet tot het oordeel kon komen dat het mvv-vereiste gehandhaafd dient te blijven.
Al hetgeen eisers overigens hebben aangevoerd, kan gelet op het voorgaande niet afdoen aan de rechtmatigheid van de bestreden beschikking van verweerder.
Gelet hierop dient de beroepen van eisers ongegrond te worden verklaard.
2.4.2 Ten aanzien van de beroepen van eisers in de procedurenummers AWB 07/16993 en AWB 07/16934 overweegt de rechtbank als volgt.
Nu de beroepen van eisers inzake hun asielprocedure ongegrond zijn verklaard, kunnen eisers geen rechtens te beschermen belang meer hebben bij een uitspraak in deze procedures. Deze beroepen dienen derhalve, wegens het ontbreken van procesbelang, niet ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
- verklaart de beroepen, geregistreerd onder nummers AWB 07/16993 en AWB 07/16934 niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen, geregistreerd onder nummers AWB 08/16225 en AWB 08/16226 ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, en door deze en
mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Men wordt verzocht een afschrift van de uitspraak mee te zenden.