ECLI:NL:RBSGR:2009:BI8752
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.B. Raaphorst
- L. Coenraads
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inbewaringstelling van eiser na strafrechtelijke detentie
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage geoordeeld over de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van eiser, die na zijn strafrechtelijke detentie op 9 april 2009 in vreemdelingenbewaring werd gesteld. Eiser stelde dat de inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld. De rechtbank volgde eiser in zijn standpunt dat verweerder niet tijdig het dossier naar het detentiecentrum had verzonden, wat leidde tot een vertraging van negen dagen voordat een eerste uitzettingshandeling plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had aangetoond dat deze vertraging noodzakelijk was en dat hij niet voldoende inspanningen had geleverd om de duur van de bewaring te beperken.
De rechtbank concludeerde dat de inbewaringstelling van eiser onrechtmatig was, omdat verweerder niet had voldaan aan zijn inspanningsverplichting om te voorkomen dat vreemdelingen na hun strafrechtelijke detentie in bewaring werden gesteld. Ondanks de zware criminele antecedenten van eiser, oordeelde de rechtbank dat de belangen van eiser zwaarder wogen dan de belangen van de staat in dit geval. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, maar wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de belangenafweging in het voordeel van verweerder uitviel. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om adequaat te handelen in vreemdelingenzaken, vooral na strafrechtelijke detentie.