ECLI:NL:RBSGR:2009:BI9339

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
833405/09-5056
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. von Maltzahn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van de deurwaarder tot het verrichten van ambtshandelingen in het kader van executie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap LIS B.V. en twee gerechtsdeurwaarders. De eiseres, LIS B.V., had een vordering op de heer [Z] en had eerder een vonnis verkregen dat onherroepelijk was geworden, waarin [Z] werd veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 872,20. Eiseres had op 2 februari 2006 executoriaal derdenbeslag gelegd onder een voormalig werkgever van [Z]. In februari 2009 gaf eiseres de deurwaarders de opdracht om beslag te leggen op de roerende zaken van [Z]. De deurwaarders weigerden echter deze opdracht uit te voeren, omdat zij van mening waren dat de kosten van het beslag niet in verhouding stonden tot de te verwachten opbrengst.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de ministerieplicht van de deurwaarders onder de loep genomen. De vraag was of de deurwaarders verplicht waren om de gevraagde ambtshandelingen uit te voeren, ondanks de kosten die daarmee gemoeid waren. De rechter overwoog dat de ministerieplicht van de deurwaarder in principe een absoluut gegeven is, maar dat er uitzonderingen zijn. In dit geval was er sprake van een wanverhouding tussen de kosten van het beslag (meer dan € 1000) en de restantschuld van ongeveer € 600. De rechter concludeerde dat het niet redelijk was om de deurwaarders te verplichten om het beslag te leggen, aangezien dit zou leiden tot misbruik van hun bevoegdheid.

De vordering van eiseres werd afgewezen, en de deurwaarders werden niet verplicht om de gevraagde ambtshandelingen uit te voeren. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, vastgesteld op € 400. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor deurwaarders om zorgvuldig om te gaan met hun bevoegdheden en de kosten-batenanalyse in overweging te nemen bij het uitvoeren van ambtshandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie 's-Gravenhage
vm
Rolnr.: 833405/09-5056
15 april 2009
Vonnis ex artikel 254 Rv in de zaak van:
de besloten vennootschap LIS B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres,
gemachtigde: de heer W.E. van Bentem,
tegen
1. X], gerechtsdeurwaarder,
wiens zetel is gevestigd te [woonplaats],
2. [Y], gerechtsdeurwaarder,
wiens zetel is gevestigd te [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigden: mr. J.D. van Vlastuin.
Procedure
1. De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 12 maart 2009;
- de overgelegde producties,
- de pleitnotities van partijen,
- de mondelinge behandeling van 7 april 2009.
Feiten
2.1. Bij vonnis van 20 juli 2005 van de deze rechtbank, sector kanton, is de heer [Z] veroordeeld tot betaling aan eiseres van een hoofdsom van € 872,20. Dit vonnis is onherroepelijk geworden.
2.2 Op 2 februari 2006 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder een voormalig werkgever van [Z]. Er was sprake van meerdere beslagleggers.
2.3 Bij telefax van 19 februari 2009 heeft eiseres aan gedaagden de uitdrukkelijke opdracht gegeven ten laste van [Z] beslag op diens roerende zaken te leggen.
2.4 Bij brief van 19 februari 2009 heeft gedaagde sub 2 aan eiseres geschreven:
“Wij gaan niet over tot het leggen van beslag op roerende zaken. Het is zeer ongepast en waarschijnlijk onrechtmatig om voor een nog resterende vordering van € 600,00 kosten te maken van ca €1.000,00 (beslag, betekening advertentie, aankondiging, verkoop)”
Vordering
3.1 Eiseres vordert hoofdelijke veroordeling van gedaagden om:
I A. binnen weken na betekening van dit vonnis ten laste van [Z] beslag te leggen
onder de hem toebehorende roerende zaken;
B. terstond na overbetekening aan [Z] van het proces-verbaal van beslaglegging
de datum van openbare verkoping aan te zeggen;
C. Op het aangezegde tijdstip de beslagen roerende zaken in het openbaar te verkopen,
tenzij voordien de vordering van eiseres, vermeerderd met alle kosten integraal
zal zijn voldaan;
D. de ingevolge de veroordelingen onder A t/m C nog wettelijk te verrichten
ambtshandelingen, waaronder begrepen de publicatie van de openbare verkoping op
een termijn van 2 werkdagen voor de datum van de aangezegde openbare
verkoping;
II te bepalen dat gedaagden hoofdelijk een dwangsom van € 100,-- per dag zullen
verbeuren bij niet nakoming van de veroordelingen onder A t/m D.
III Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, met de wettelijke rente
daarover vanaf 8 dagen na het eindvonnis.
3.2 Eiseres voert aan dat gedaagden in strijd met hun in artikel 11 van de Gerechts-deurwaarderswet neergelegde ministerieplicht handelen door hun weigering ministerie te verlenen ter uitvoering van de aan hen opgedragen ambtshandelingen.
De ministerieplicht is een vrijwel absoluut gegeven. De uitzonderingen daarop zijn in de wet opgenomen. Gelet op de wetsgeschiedenis vormen overwegingen van moraal en fatsoen al dan niet in het kader van de (sociale) omstandigheden van betrokkenen geen grond om het verlenen van ministerie te weigeren. Eiseres heeft ook een legitiem belang bij de uitvoering van ministerieplicht. Bij ongewijzigde voortzetting van het huidige executietraject moet eiseres rekening houden met een afdoening over 1 1/5 jaar, of langer. Eiseres kan zich bovendien financieel niet veroorloven de executie langer dan strikt noodzakelijk te laten duren.
Verweer
4. Gedaagden voeren aan, dat er sprake is van een wanverhouding tussen kosten en de te verwachten opbrengst. Zij stellen dat inmiddels in totaal € 1.794,97 via beslagen en minnelijke regelingen is ontvangen, en dat reeds € 950,00 aan eiseres is afgedragen.
De inmiddels verschuldigde rente en proceskosten zijn nog niet volledig betaald.
Naar verwachting zal het restant via inhoudingen op het salaris van ongeveer € 50,00 per maand, met extra inhouding van het vakantiegeld worden betaald. Gezien de relatief geringe hoogte van de oorspronkelijke vordering menen gedaagden dat zij gehouden zijn
om niet onnodig kosten te maken, zoals ook is bepaald in artikel 10 van de Verordening beroeps-en gedragsregels gerechtsdeurwaarder. De kosten van het beslag op roerende zaken zullen naar verwachting twee maal zo veel als het thans nog openstaande bedrag bedragen. Daardoor zal het totale invorderingstraject niet worden versneld, maar juist langer gaan duren. De door eiseres voorgestane executie levert volgens gedaagden misbruik van procesrecht op. Daarom hebben gedaagden geweigerd de opdracht daartoe uit te voeren
De op hen rustende ministerieplicht brengt mee dat zij gehouden zijn rechtmatige opdrachten uit te voeren. De commissie evaluatie Koninklijke beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders heeft op 16 maart 2009 een rapport uitgebracht. Daarin wordt opgemerkt dat een beslag op roerende zaken dat meer kost dan het oplevert, uitsluitend om de druk op de debiteur sterker te laten voelen, een behoorlijk handelend deurwaarder niet betaamt.
Beoordeling
Omvang ministerieplicht
5. Brengt de ministerieplicht van de deurwaarder mee dat hij, afgezien van de in artikel 11 onder a. en b. gegeven uitzonderingen, verplicht is de ambtshandelingen te verrichten, die van hem worden verlangd?
6. Overwogen wordt dat artikel 11 Gerechtsdeurwaarderswet betrekking heeft op ambtshandelingen “waartoe hij bevoegd” is. Bevoegdheid houdt op waar misbruik begint.
De deurwaarder mag zich niet aan misbruik van bevoegdheid schuldig maken. Hiervan kan sprake zijn bij een wanverhouding tussen het gebruik van de bevoegdheid en de nadelen, die daarvan het gevolg zijn.
7. In het onderhavige geval bedraagt de restantschuld ongeveer € 600,00. Uit een gelegd derdenbeslag komt iedere maand een bedrag van tussen de € 40 en € 50,00 beschikbaar. De kosten van het door eiser verlangde beslag onder roerende goederen zullen, als alle daartoe benodigde handelingen worden verricht € 1000,-- of meer bedragen. Eiser meent dat het zover niet behoeft te komen omdat debiteuren in 80% van de gevallen afrekenen als de datum van de openbare verkoop wordt aangezegd.
8. Overwogen wordt dat de 55-jarige debiteur bij zijn moeder in huis woont.
Of het beslag op de inboedel van debiteur iets oplevert valt op dit moment niet te beoordelen. Het beslag mag echter niet worden gelegd om als drukmiddel te dienen, zoals eiseres kennelijk voor ogen staat. Daarom moet bij het afwegen van de kosten van het beslag worden uitgegaan van de situatie dat het hele beslagtraject wordt afgelegd. De kosten daarvan zullen, naar onvoldoende is bestreden, € 1000,-- of meer bedragen, terwijl de restschuld ongeveer € 600,-- bedraagt. Dat levert in dit geval een wanverhouding tussen het belang van eiseres en de ten laste van de debiteur te maken beslagkosten op, waarbij verder nog gewicht in de schaal legt de omstandigheid dat de debiteur maandelijks op grond van een derdenbeslag geld een bedrag van € 40,-- tot € 50,-- afdraagt ten behoeve van eiseres.
9. In deze situatie zou toewijzing van de vordering meebrengen dat gedaagden moeten meewerken aan misbruik van hun bevoegdheid. Daartoe zijn zij niet gehouden. De vordering wordt afgewezen met afwijzing van eiseres in de kosten.
Beslissing
De kantonrechter:
Wijst het gevorderde af.
Veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, tot hiertoe vastgesteld op € 400,-- zijnde het salaris van de gemachtigde van gedaagden.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. Von Maltzahn en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2009 in het bijzijn van de griffier.