ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ1689
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Loenhoud
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling en gezag bij ouders na scheiding
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil over gezag en omgang tussen een vader en zijn minderjarige kinderen na de scheiding van de ouders. De moeder had verzocht om een wijziging van het gezag en om omgangscontacten tussen de vader en de kinderen te beperken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 december 2008. Tijdens de zitting op 4 maart 2009 zijn beide ouders met hun advocaten verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad.
De moeder heeft aangegeven dat zij niet akkoord gaat met het advies van de Raad, omdat zij van mening is dat haar huidige partner de rol van vader vervult en dat contact met de biologische vader schadelijk is voor de kinderen. De vader daarentegen heeft aangegeven zich te willen neerleggen bij het advies van de Raad, maar wenst wel een rol in het leven van zijn kinderen. De rechtbank constateert dat er veel wantrouwen is aan de zijde van de moeder ten opzichte van de vader, wat de communicatie tussen hen bemoeilijkt.
De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij de kans krijgen om hun negatieve beeld van hun vader te toetsen aan de werkelijkheid. De rechtbank wijst de verzoeken van de moeder af en legt een onbegeleide omgangsregeling op, waarbij de kinderen op de eerste en derde zondag van de maand bij de vader zullen zijn. De rechtbank benadrukt dat het wettelijk uitgangspunt is dat gezag gezamenlijk moet worden uitgeoefend, tenzij er ernstige communicatieproblemen zijn die dit in de weg staan. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende redenen zijn om aan te nemen dat de communicatie tussen de ouders niet kan verbeteren, en wijst het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag af.