ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ3581

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
303890 - HA ZA 08-395
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.C. Punt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering van een aardappelteler tot vernietiging van arbitrale vonnissen

In deze zaak vorderde de eiser, een aardappelteler, de vernietiging van twee arbitrale vonnissen die in zijn nadeel waren gewezen. De eiser stelde dat de arbiters niet onpartijdig waren en dat het recht van hoor en wederhoor was geschonden. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over de onpartijdigheid van de arbiters. De rechtbank merkte op dat de eiser had moeten proberen de arbiters te wraken als hij twijfels had over hun neutraliteit. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot vernietiging van de arbitrale vonnissen moest worden afgewezen, omdat de eiser niet had aangetoond dat de arbiters niet onafhankelijk waren of dat er sprake was van een schending van de openbare orde. De rechtbank wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen op 25 februari 2009 door mr. B.C. Punt en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 303890 / HA ZA 08-395
Vonnis van 25 februari 2009
in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E. Grabandt,
tegen
de besloten vennootschap
AGROPLANT HOLLAND B.V.,
gevestigd te Medemblik,
gedaagde,
advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" en "Agroplant".
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 januari 2008;
- de akte inbreng (22) producties;
- de conclusie van antwoord, met (2) producties;
- de conclusie van repliek, met (3) producties;
- de conclusie van dupliek, met (3) producties;
- de akte uitlaat producties.
2. De feiten
2.1. [eiser] is een teler van aardappelen. Agroplant is een handelshuis dat - onder meer - aardappels inkoopt van telers.
2.2. Op 8 april 2005 is een overeenkomst tot stand gekomen betreffende de verkoop door [eiser] aan Agroplant van de opbrengst van een oogst aardappelen. Met betrekking tot de kwaliteit van de aardappelen werd - onder andere - afgesproken dat de aardappelen "binnenlands klaar", "wasserij geschikt" en "geschikt voor humane consumptie" dienen te zijn. Op de overeenkomst zijn van toepassing verklaard de Algemene Handelsvoorwaarden Groothandel in Aardappelen van 1 september 1986, vastgesteld door de Vereeniging ter Behartiging van den Nederlandschen Aardappelhandel (V.B.N.A.) - thans geheten de Nederlandse Aardappel Organisatie (NAO) - en de Vereniging van Nederlandse Exporteurs van Aardappelen (VENEXA) (hierna "de Algemene Voorwaarden").
2.3. Artikel 60 van de Algemene Voorwaarden luidt, voor zover hier van belang:
"1. Alle geschillen, die over of naar aanleiding van een overeenkomst waarop deze handelsvoorwaarden van toepassing zijn, of van nadere overeenkomsten die daarvan het uitvloeisel zijn, tussen partijen mochten ontstaan, zullen met uitsluiting van de gewone rechter worden beslecht door arbitrage op de wijze als in het bij deze handelsvoorwaarden behorende arbitragereglement is bepaald en aan te vragen binnen de daar gestelde vervaltermijn.
2. ( .... )
3. Indien een op grond van een in het eerste lid bedoeld arbitraal beding gewezen arbitraal vonnis door de gewone rechter mocht worden nietig verklaard op andere gronden dan het niet toepasselijk zijn van dit arbitraal beding, blijft de beslechting van het geschil met uitsluiting van de gewone rechter aan dit arbitraal beding onderworpen.
4. ( .... )".
2.4. Het in artikel 60 lid 1 van de Algemene Voorwaarden bedoelde arbitragereglement bevat - onder meer - de navolgende bepalingen:
"Artikel 1 Lijst van arbiters
1.De V.B.N.A. en de VENEXA stellen een lijst op van arbiters, waarop
a) ten minste 10 personen voorkomen die als arbiter kunnen optreden, waarvan
- vier te rekenen tot de sector van de binnenlandse groothandel in aardappelen
- drie te rekenen tot de sector van de export van consumptieaardappelen
- drie te rekenen tot de sector van de aardappel verwerkende industrie,
b) tenminste drie personen voorkomen die als voorzitter-arbiter kunnen optreden en een aan een Nederlandse universiteit of
hogeschool de titel van meester in de rechten hebben verkregen.
(.....)
Artikel 2
De V.B.N.A. en de VENEXA stellen een Arbitragebureau in, dat belast is met de
in dit reglement aan dit bureau opgedragen werkzaamheden en het voeren van de
daarmee verband houdende correspondentie.
(....)
Artikel 3 Arbitrage-instanties
1. Alle geschillen worden in eerste aanleg behandeld en beslecht door een
Arbitragecommissie bestaande uit:
a) één arbiter, te weten een voorzitter-arbiter, of
b) drie arbiters, waaronder een voorzitter-arbiter.
( .... )
4. Alle geschillen worden in hoger beroep beslecht door een Commissie van Appel bestaande uit drie arbiters, waaronder een voorzitter-arbiter, die niet betrokken mogen zijn geweest bij de behandeling in eerste aanleg.
(....)
Artikel 11 Benoeming arbitragecommissie
1. Nadat de schriftelijke procedure is voltooid, benoemt het Arbitragebureau rekening houdend met de aard van het geschil uit de ter griffie van de arrondissementsrechtbank gedeponeerde lijst van arbiters de Arbitragecommissie.
(..... )
Artikel 15 Arbitrage na vernietigd arbitraal vonnis
1. Indien een arbitraal vonnis door de rechter nietig wordt verklaard op andere gronden dan wegens het niet toepasselijk zijn van het arbitraal beding als bedoeld in artikel 60 van de Algemene Handelsvoorwaarden Groothandel in Aardappelen, blijft het geschil aan arbitrage onderworpen.
(..... )" .
2.5. Tussen partijen zijn geschillen ontstaan over de uitvoering van de overeenkomst van 8 april 2005. In verband daarmee heeft [eiser] op 5 juli 2006 bij het Arbitragebureau van de NAO een verzoek om arbitrage ingediend. Hij verzocht daarbij om op de voet van artikel 3 van het arbitragereglement drie arbiters te benoemen, met dien verstande dat ten minste één arbiter uit de kring van aardappeltelers afkomstig zou zijn. Hij kondigde aan dat hij zich bij niet-inwilliging van dat verzoek tot de voorzieningenrechter zou wenden.
2.6. [eiser] heeft daarop - op de voet van artikel 1028 Rv. - aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad verzocht om arbiters te benoemen in afwijking van de tussen partijen vigerende benoemingsregeling, omdat - volgens hem - aan Agroplant in de overeenkomst tot arbitrage een bevoorrechte positie is toegekend bij de benoeming van arbiters. Dat verzoek is bij beschikking van 16 oktober 2006 afgewezen.
2.7. Op 29 november 2006 heeft het Arbitragebureau van de NAO in de arbitragezaak (in eerste aanleg) tussen [eiser] en Agroplant benoemd tot arbiters mr. [A.] (als voorzitter), [B.] en [C.], die hun benoeming als zodanig hebben aanvaard. [A.] is oud-advocaat. [B.] is oud-bestuurder van Nedato, zijnde een vereniging opgericht door en eigendom van aardappeltelers. [C.] is oud-handelaar in aardappelen.
2.8. Bij arbitraal vonnis (in eerste aanleg) van 28 maart 2007 hebben de hiervoor ge-noemde arbiters zich onbevoegd verklaard ter zake van de onderdelen 3 en 4 van de vordering van [eiser] en de overige onderdelen van die vordering (1 en 2) afgewezen.
2.9. [eiser] is in hoger beroep gekomen van het arbitrale vonnis van 28 maart 2007 voor zover daarbij onderdeel 1 van zijn vordering is afgewezen.
2.10. Op 5 juli 2007 heeft het Arbitragebureau van de NAO in de arbitragezaak in hoger beroep tussen [eiser] en Agroplant benoemd tot arbiters mr. [D.] (als voorzitter), [E.] en [F.]. [D.] is oud-advocaat. [E.] is oud-bestuurder van de telerscoöperatie CZAV. [F.] is handelaar in aardappelen.
2.11. Bij arbitraal vonnis in hoger beroep van 15 oktober 2007 hebben de hiervoor onder 2.10. genoemde arbiters het in eerste aanleg gewezen arbitrale vonnis van 28 maart 2007 bekrachtigd. De dragende overweging van die beslissing is geformuleerd in r.o. 4.8. en luidt als volgt:
"Gelet op het blijkens de verklaringen van [eiser] en de getuige [X.] aanwezige percentage rot, dat 2% of meer bedroeg moet aan de door [eiser] (ge?)leverde aardappelen in aanmerking genomen de N.A.O.-schaal een aantal punten van minimaal 40 worden toegekend, terwijl blijkens het overzicht Rotterdamse beursnoteringen de aardappelen maximaal 30 punten mogen hebben om te kunnen voldoen aan de eis wasserijgeschikt. Dit heeft naar het oordeel van appel-arbiters tot gevolg, dat [eiser] geen beroep kan doen op de Rotterdamse beurs-notering voor de categorie wasserijgeschikt ten aanzien van de door hem geleverde aardappelen, die niet aan de eis wasserijgeschikt voldeden. De enkele omstandigheid, dat het contract voorschreef dat de aardappelen wasserijgeschikt moesten zijn, kan er niet toe leiden, dat voor niet-wasserijgeschikte aardappelen de beurs-prijs, die toen gold voor wasserijgeschikte aardappelen, zou moeten worden betaald.".
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert:
A. vernietiging van de tussen partijen gewezen arbitrale vonnissen van 28 maart 2007 en 15 oktober 2007;
B. bepaling dat de gewone burgerlijke rechter bevoegd is tot de verdere berechting van het tussen partijen bestaande geschil omtrent de uitvoering van het tussen hen overeengekomen aardappelteeltcontract van 8 april 2005;
C. veroordeling van Agroplant in de proceskosten van [eiser].
3.2. Samengevat, voert [eiser] daartoe het volgende aan.
Beide arbitrale vonnissen zijn - volgens [eiser] - in strijd met de openbare orde tot stand gekomen (artikel 1065 lid 1 en onder e Rv.). Zowel ten aanzien van het vonnis in eerste aanleg als dat in hoger beroep is naar zijn mening geen sprake geweest van eerlijke en onpartijdige arbitrage, omdat de arbitragecommissie steeds bestond uit één rechtsgeleerde voorzitter en twee aardappelhandelaren. De aardappeltelers waren daarin niet vertegenwoordigd. Met betrekking tot het vonnis in hoger beroep geldt voorts dat (a) het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, (b) de berechting heeft plaatsgevonden op basis van niet-overeengekomen - en ook niet-kenbare - rechtsregels en (c) de arbiters buiten de rechtsstrijd zijn getreden, (steeds) omdat de appelarbiters de zaak hebben afgedaan op basis van de zogenaamde "NAO-schaal", aldus [eiser]. Volgens hem was deze schaal (i) niet tussen partijen overeengekomen, (ii) onbekend voor hem en (iii) gedurende de gehele arbitrageprocedures in beide instanties nooit aan de orde gesteld (dagv. sub 10 onder b), dan wel in de appelprocedure door niemand genoemd, althans had over de kwaliteitsbeoordeling conform die schaal op geen enkele wijze een inhoudelijke discussie plaatsgevonden (cvr sub 10).
Verder stelt [eiser] zich op het standpunt dat de arbiters in hoger beroep zich niet aan hun opdracht gehouden (art. 1065 lid 1 onder c Rv) door zijn vordering aan de hand van de NAO-schaal te beoordelen.
Subsidiair - zo begrijpt de rechtbank - beroept [eiser] zich op een zodanig ernstig gebrek in de motivering van het appelvonnis, dat moet worden gesproken van het ontbreken van enige motivering (art. 1065 lid 1 onder d Rv).
Ten slotte stelt [eiser] er belang bij te hebben dat het (onderliggende) geschil - na vernietiging en ondanks de andersluidende bepalingen in de algemene voorwaarden en het arbitragereglement - verder wordt berecht door de burgerlijke rechter, omdat zich anders weer hetzelfde probleem zou voordoen met betrekking tot de (on)partijdigheid van de arbiters.
3.3. Agroplant heeft de vorderingen van [eiser] gemotiveerd weersproken.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt - voor zover van belang - hieronder nader ingegaan.
4. De beoordeling
Artikel 1065 lid londer c. Rv.
4.1. Aan de stelling van [eiser] dat de arbiters in hoger beroep zich niet aan hun op-dracht hebben gehouden gaat de rechtbank reeds voorbij omdat deze vernietigingsgrond voor het eerst bij conclusie van repliek is opgevoerd. Artikel 1064 lid 5 be-paalt dat alle gronden tot vernietiging - op straffe van verval van het recht daartoe - in de dagvaarding moeten worden voorgedragen, aan welke voorwaarde hier dus niet is voldaan. Overigens zou deze grond - ook indien reeds bij dagvaarding opgevoerd - geen doel hebben getroffen, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen met betrekking tot de bezwaren van [eiser] tegen het gebruik van de NAO-schaal door de arbiters in hoger beroep.
Artikel 1065 lid 1 onder e. Rv.
4.2. Volgens [eiser] zijn de arbitrale vonnissen tot stand gekomen in strijd met de openbare orde; dat ook de inhoud van de arbitrale vonnissen daarmee in strijd is beoogt [eiser] kennelijk niet te stellen (vgl. o.m. dagv. sub 10, 2e alinea). Zoals uit hetgeen onder 3.2. is overwogen blijkt, hanteert [eiser] ter zake van de onderhavige vernietigingsgrond een tweetal hoofdargumenten.
4.3. Alvorens genoemde argumenten afzonderlijk verder te bespreken, stelt de recht-bank voorop dat een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis niet mag worden gebruikt als een verkapt rechtsmiddel en dat het algemeen belang bij een effectief functionerende arbitrale rechtspleging meebrengt dat de burgerlijke rechter slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen. Mede gelet hierop moet het bepaalde in artikel 1065 lid 1 onder e Rv. met terughoudendheid worden toegepast, behoudens voor zover het (fundamentele) recht van hoor en wederhoor is geschonden.
Onpartijdigheid arbiters
4.4. [eiser] stelt zich op het standpunt dat zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de arbitragecommissie niet voldoende neutraal was samengesteld. Beide commissies moeten - volgens hem - worden aangemerkt als branchevriendelijk voor aard-appeltelers, aangezien zij steeds bestonden uit een rechtsgeleerde voorzitter en twee aardappelhandelaren. De arbiters Vente en Bierens zijn weliswaar afkomstig van telersorganisaties (Nedato, respectievelijk CZAV), maar deze organisaties treden - zo stelt [eiser] - enkel op als afnemers van aardappelen en nooit als telers, zodat hun (commerciële) belangen niet afwijken van die van andere aardappelhandelshuizen, zoals Agroplant. Aldus was - naar de mening van [eiser] - het belang van de telers niet, dan wel onvoldoende, gewaarborgd. Agroplant heeft een en ander gemotiveerd bestreden. De rechtbank overweegt als volgt.
4.5. Voor vernietiging van een arbitraal vonnis wegens onpartijdigheid of onafhankelijkheid van een arbiter is alleen plaats wanneer feiten en/of omstandigheden aan het licht zijn gekomen op grond waarvan moet worden aangenomen dat hetzij een arbiter bij het geven van de arbitrale beslissing in feite niet partijdig dan wel niet onafhankelijk was, hetzij omtrent diens toenmalige onpartijdigheid of onafhankelijkheid in zo ernstige mate twijfel mogelijk is dat het, de overige omstandigheden van het geval mede in aanmerking genomen, onaanvaardbaar zou zijn van de partij die in de arbitrage in het ongelijk is gesteld, te vergen dat zij zich bij de uitspraak neerlegt. Een partij kan in een zodanige vordering tot vernietiging slechts slagen, indien de door haar aan haar vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden haar gedurende de arbitrale procedure niet bekend zijn geweest en het haar niet valt toe te rekenen dat zij daarmee in dat stadium niet bekend was; valt dit haar wel toe te rekenen of was zij daarmee reeds vóór het arbitrale vonnis bekend dan heeft voor haar de weg van wraking van de desbetreffende arbiter opengestaan, hetgeen een vordering tot vernietiging van het arbitrale vonnis op grond van deze feiten en omstandigheden uitsluit (HR 18-2-1994, NJ 1994, 765).
4.6. De vraag rijst of de laatstgenoemde voorwaarde niet reeds in de weg staat aan honorering van het hier aan de orde zijnde beroep van [eiser]. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. [eiser] had het - in zijn visie - aanwezige gebrek aan neutraliteit van de arbitragecommissies c.q. onpartijdigdheid van de arbiters moeten trachten op te heffen door de arbiters Vente en Bierens te wraken, aangezien hun benoeming volgens [eiser] de oorzaak is van de vermeende partijdigheid, althans zo begrijpt de rechtbank diens stellingen in dit verband.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende.
4.7. [eiser] heeft zijn stelling dat beide arbitrage-commissies niet voldoende neutraal waren samengesteld en als branchevriendelijk voor aardappeltelers moeten worden aangemerkt, waardoor de belangen van aardappeltelers niet c.q. onvoldoende waren gewaarborgd, niet voldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat Nedato en CZAV (ook) een "handelsfunctie" hebben - evenals Agroplant - is in ieder geval onvoldoende om aan te nemen dat de arbitragecommissies niet neutraal dan wel Vente en Bierens niet onpartijdig waren, althans dat aan hun onpartijdigheid (ernstig) kan worden getwijfeld. Te minder nu Nedato en CZAV aardappeltelersorganisaties betreffen. Aangenomen moet worden dat het doel van beide organisaties ten minste "mede" zal zijn gericht op de behartiging van de belangen van aardappeltelers. [eiser] weerspreekt dit ook niet met zoveel woorden. In zijn laatste akte stelt hij immers op zichzelf niet te betwisten dat Nedato en CZAV het beste voorhebben met de belangen van de bij hen aangesloten leden. Anders dan [eiser] stelt (dagv. onder 10 sub a), valt - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet in te zien dat het gegeven dat Nedato en CZAV (ook) aardappelen verhandelen en in die zin dezelfde commerciële belangen hebben en nastreven als andere aardappelhandelshuizen, er toe leidt dat de betreffende arbiters (lees: Vente en Bierens) er "natuurlijk" alle belang bij hebben dat geen jurisprudentie zal worden gevormd ten nadele van een aardappelhandelaar. Een dergelijke - veronderstelde en voor het overige niet (voldoende) onderbouwde - vanzelfsprekendheid gaat (veel) te ver.
(i) Schending beginsel van hoor en wederhoor, (ii) berechting op basis van niet-overeengekomen - niet-kenbare - rechtsregels en (iii) buiten de rechtsstrijd treden door de arbiters
4.8. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de arbiters in hoger beroep de zaak niet hadden mogen afdoen aan de hand van de NAO-schaal, omdat die schaal (i) niet tussen partijen was overeengekomen, (ii) onbekend was voor [eiser] en (iii) gedurende de gehele arbitrageprocedure in beide instanties nooit aan de orde was gesteld, dan wel in de appelprocedure door niemand was genoemd, althans omdat over de kwaliteitsbeoordeling volgens die schaal tussen partijen niet (inhoudelijk) was gedebatteerd. Volgens [eiser] hebben de appelarbiters daarmee (1) het beginsel van hoor en wederhoor geschonden, (2) het geschil berecht op basis van niet-overeengekomen - en niet-kenbare - rechtsregels en (3) de tussen partijen afgebakende rechtsstrijd verlaten. Agroplant heeft een en ander gemotiveerd bestreden. De rechtbank overweegt als volgt.
4.9. In verband met zijn aanspraak op de gemiddelde beursprijs van Rotterdam voor wasserijgeschikte aardappelen uit het segment "vrij vastkokend" heeft [eiser] - in het kader van onderdeel 1 van zijn vordering - in de arbitrageprocedure in eerste aanleg verwezen naar door hem overgelegde prijsoverzichten van Rotterdamse beursnoteringen. Dergelijke overzichten heeft [eiser] in de onderhavige (vernietigings)procedure ook in het geding gebracht (prod's 4 en 6). Aangenomen moet worden dat deze - qua inhoud - identiek zijn aan de in de arbitrageprocedure over-gelegde overzichten. Blijkens die overzichten, althans blijkens het als productie 4 overgelegde overzicht, wordt voor wat betreft de wasserijgeschikte aardappelen, waaronder de door [eiser] beoogde categorie ("Eurep Gap aardappelen 40/70 mm klei"), verwezen naar de opmerking "Volgens NAO-schaal maximaal 30 punten ".
Verder heeft Agroplant in haar conclusie van dupliek in eerste aanleg - onder 19 - onder meer het volgende aangevoerd: "De aardappelen waren niet geschikt om ze klaar te maken voor de norm wasserijgeschikt Eurepgap aardappelen 40/70 mm, kleinotering Rotterdam, omdat een dergelijke partij volgens de NAO-schaal maxi-maal 30 punten mag hebben. Dat haalde de partij absoluut niet" . In zijn schriftelijke commentaar op de conclusie van dupliek (prod. 12) heeft [eiser] daarop als volgt gereageerd: "De bemerking onder sub 19 cvd dat de onderhavige partij niet voldeed aan de Eurogap normen omdat deze volgens de NAO-schaal meer dan 30 punten haalde, is niet relevant omdat de NAO-schaal een kwaliteitsclassificatie is met betrekking tot gewassen en gesorteerde tafelaardappelen aan de groothandel die het zonder verdere bewerking (sorteren en/of wassen) aan de consument moet kunnen leveren. In het contract is voorts enkel ten aanzien van de teler bedongen dat deze Eurogap gecertificeerd moet zijn of een voedselveiligheidscertificaat moet hebben (dit laatste is t.a.v. [eiser] het geval) ".
4.10. Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat [eiser] ook deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd, zodat daaraan zal worden voorbijgegaan. [eiser] heeft immers - althans zo hebben Agroplant en de arbiters in hoger beroep mogen begrijpen - zelf een beroep gedaan op de NAO-schaal door te verwijzen naar voormelde overzichten in verband met de door hem verlangde prijs. Op grond hiervan mocht voorts worden aangenomen dat [eiser] op de hoogte was van die schaal. Daarnaast heeft ook Agroplant de NAO-schaal uitdrukkelijk in het geschil tussen partijen betrokken, gelet op de geciteerde passage van haar conclusie van dupliek. [eiser] is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren, van welke mogelijkheid hij ook gebruik heeft. Dat hij zich daarbij heeft beperkt tot een opmerking over de - in zijn visie - irrelevantie van de NAO-schaal komt geheel voor zijn risico. De NAO-schaal - althans een daarop gebaseerde kwaliteitswaardering - maakte derhalve onderdeel uit van het aan de arbiters voorgelegde geschil, zodat het hen vrij stond om het geschil aan de hand daarvan te beoordelen en af te doen. Een beroep op de onderhavige vernietigingsgrond komt [eiser] dus evenmin toe.
Artikel 1065 lid 1 onder d. Rv.
4.11. In de inleidende dagvaarding heeft [eiser] zich - subsidiair - nog beroepen op de in artikel 1065 lid 1 onder d Rv. bedoelde vernietigingsgrond. Naar zijn mening bevat de motivering in het arbitrale vonnis in hoger beroep een zodanig ernstig ge- brek dat met het geheel ontbreken van enige motivering moet worden gelijkgesteld, omdat - zo begrijpt de rechtbank - de kwaliteit van de betreffende partij aardappelen niet volgens de NAO-schaal, maar op een andere wijze had moeten worden gewaardeerd. Nadat Agroplant daartegen gemotiveerd verweer had gevoerd, is [eiser] niet meer op voormelde stellingen teruggekomen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat hij zijn beroep op genoemde vernietigingsgrond heeft laten schieten. Die grond kan dan ook verder buiten beschouwing blijven.
4.12. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat indien [eiser] voormeld beroep had gehandhaafd, het niet zou zijn gehonoreerd. Immers, zelfs wanneer juist zou zijn dat de arbiters in hoger beroep een verkeerde norm tot uitgangspunt van hun beoordeling hebben genomen, op welke norm [eiser] zich overigens zelf heeft beroepen (vgl. r.o. 4.10), dan nog brengt dat niet mee dat het vonnis niet met redenen is omkleed in de zin van artikel 1065 lid 1 onder d Rv. (vgl. HR 22-12-2006, NJ 2008, 4, r.o. 3.5). Ook hier speelt een rol dat een vernietigingsactie ten aanzien van een arbitraal vonnis geen verkapt hoger beroep dient te zijn.
Afronding
4.13. Al het bovenstaande brengt mee dat de vordering van [eiser] tot vernietiging van de arbitrale vonnissen dient te worden afgewezen. Dit brengt tevens mee dat de hiervoor onder 3.1. sub B vermelde vordering niet meer aan de orde kan komen en dus ook zal worden afgewezen.
4.14. [eiser] zal - als de in het ongelijk gestelde partij - worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van Agroplant begroot op € 254,-- aan verschotten en op € 904,-- aan salaris van de advocaat;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Punt en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.