ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ4123
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van zorgplicht door bank bij verkoop bedrijfspand
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 april 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de coöperatie Coöperatieve Rabobank Katwijk U.A. (hierna: Rabobank) en [gedaagde]. De zaak betreft de vraag of Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden door [gedaagde] te dwingen een bedrijfspand voor een te laag bedrag te verkopen, wat heeft geleid tot een grotere restschuld voor [gedaagde]. De rechtbank heeft vastgesteld dat Rabobank op 25 juli 2007, toen [naam van gedaagde] Rederij B.V. failliet werd verklaard, een terstond opeisbare vordering had van € 350.000,- op [gedaagde] op basis van een borgtocht. Rabobank vorderde betaling van € 108.734,94, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De rechtbank heeft de procedure in detail bekeken, waarbij onder andere de dagvaarding van 20 juni 2008, de conclusie van antwoord en het tussenvonnis van 15 oktober 2008 zijn behandeld. De rechtbank oordeelde dat Rabobank niet in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld. Hoewel [gedaagde] aanvoerde dat hij onder druk was gezet om het pand te verkopen, heeft de rechtbank geoordeeld dat Rabobank voldoende mogelijkheden heeft geboden voor een goede verkoop, inclusief de optie voor [gedaagde] om zelf een koper aan te dragen. De rechtbank heeft de vordering van Rabobank toewijsbaar verklaard en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en kosten van de procedure.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van banken in hun zorgplicht jegens klanten, vooral in situaties van financiële nood en de verkoop van activa. De rechtbank heeft de kosten van de procedure, inclusief beslagkosten, aan [gedaagde] opgelegd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.