ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ4442

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/7647
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het begrip kalenderjaar in het Verdrag Nederland-China met betrekking tot belastingheffing

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 juli 2009, staat de uitleg van het begrip 'kalenderjaar' centraal in het kader van het Verdrag tussen Nederland en China ter voorkoming van dubbele belasting. Eiser, een inwoner van Nederland, had bezwaar aangetekend tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, waarbij de Belastingdienst stelde dat eiser minder dan 183 dagen in China had verbleven. De rechtbank oordeelt dat de betekenis van 'kalenderjaar' moet worden geïnterpreteerd volgens de Nederlandse wetgeving, en niet volgens de Chinese wetgeving. Dit betekent dat het kalenderjaar in deze context loopt van 1 januari tot en met 31 december.

De rechtbank overweegt dat de eiser in de relevante periode minder dan 183 dagen in China heeft verbleven, wat bevestigt dat hij voor de Nederlandse belastingwetgeving als inwoner van Nederland moet worden behandeld. De rechtbank wijst erop dat de Chinese wetgeving ook het begrip 'kalenderjaar' definieert als de periode van 1 januari tot en met 31 december, en niet volgens de traditionele Chinese kalender. Dit versterkt de conclusie dat de aanslag van de Belastingdienst terecht was opgelegd.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van verdragsbepalingen en de toepassing van nationale wetgeving in internationale belastingkwesties.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08/7647 IB/PVV
Uitspraakdatum: 23 juli 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 6 oktober 2008 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.158 (aanslagnummer [nummer]).
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2009. Van de zijde van eiser is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen. Namens verweerder is verschenen drs. [A].
II BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
III OVERWEGINGEN
3.1. In geschil is uitsluitend het antwoord op de vraag of eiser voor de toepassing van artikel 15 van de overeenkomst van 13 mei 1987 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb.1987, 93; hierna: het Verdrag) in het desbetreffende kalenderjaar meer of minder dan 183 dagen in China heeft verbleven.
3.2. De uitdrukking 'kalenderjaar' is in het Verdrag niet omschreven. Dat brengt ingevolge artikel 3, tweede lid, van het Verdrag mee dat voor de toepassing van het Verdrag door één van de verdragsluitende Staten de uitdrukking 'kalenderjaar', tenzij de context anders vereist, de betekenis heeft welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is.
3.3.1. Anders dan eiser meent, brengt artikel 3, tweede lid, van het Verdrag mee dat de betekenis van de uitdrukking 'kalenderjaar' niet moet worden beoordeeld volgens de Chinese wetgeving, maar volgens de Nederlandse wetgeving. Het gaat in casu immers om de toepassing van het Verdrag door Nederland met betrekking tot de Nederlandse inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de context van het Verdrag vereist niet een andere betekenis.
3.3.2. Voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft de uitdrukking 'kalenderjaar' voor het onderhavige geval de betekenis van de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005. Vaststaat dat eiser in die periode minder dan 183 dagen in China heeft verbleven.
3.4. Nog afgezien van het vorenstaande stelt verweerder terecht dat ook voor de toepassing van de Chinese (belasting)wetgeving de uitdrukking 'kalenderjaar' de betekenis heeft van de periode van 1 januari tot en met 31 december en dat daarbij niet wordt uitgegaan van het kalenderjaar volgens de traditionele Chinese kalender, welk kalenderjaar in dit geval loopt van 9 februari 2005 tot en met 28 januari 2006.
3.5. Tot slot heeft verweerder gemotiveerd betwist dat eiser in de periode van 9 februari 2005 tot en met 28 januari 2006 meer dan 183 dagen in China heeft verbleven. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
3.6. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. L.M. Holdert.
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.