ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ4540

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/8445
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De status van een stichting als ondernemer in de omzetbelasting met betrekking tot een bevrijdingsfestival

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [X] en de inspecteur van de Belastingdienst. De stichting, die jaarlijks een bevrijdingsfestival organiseert, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om teruggaaf van omzetbelasting door de Belastingdienst. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij de kernvraag was of de stichting als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 kan worden aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting zich richt op het bevorderen van de bevrijdingsgedachte, met een specifieke focus op jongeren. Voor de organisatie van het festival heeft de stichting een evenementenbureau ingeschakeld, dat de horeca-activiteiten op het festivalterrein exploiteert. De stichting stelt het terrein kosteloos ter beschikking aan het evenementenbureau, dat de opbrengsten van de horeca-activiteiten ontvangt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de activiteiten van de stichting niet leiden tot ondernemerschap in de zin van de wet, omdat de overige activiteiten van de stichting niet op zichzelf tot ondernemerschap leiden.

De rechtbank concludeert dat er geen onlosmakelijke band bestaat tussen het ter beschikking stellen van grond en de overige activiteiten van de stichting, en dat de stichting niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar overige activiteiten dienstbaar zijn aan de organisatie van het festival. Hierdoor is de aan de stichting in rekening gebrachte omzetbelasting niet aftrekbaar, wat leidt tot de ongegrondverklaring van het beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08/8445 OB
Uitspraakdatum: 30 juli 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
Stichting [X] gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 10 oktober 2008 op het bezwaar van eiseres tegen de beschikking van verweerder van 11 april 2008, nr. [nummer], waarbij eiseres' verzoek om teruggaaf van omzetbelasting is afgewezen.
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2009. Namens eiseres is daar verschenen drs. [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [B].
II BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
III OVERWEGINGEN
3.1. Het geschil betreft de vraag of, en zo ja in hoeverre, eiseres recht heeft op aftrek van de omzetbelasting die in 2007 aan haar in rekening is gebracht ter zake van de organisatie van een bevrijdingsfestival.
3.2. De rechtbank gaat voor dit geschil uit van de volgende feiten.
3.2.1. Eiseres heeft ten doel: "Het vormgeven van de bevrijdingsgedachte, mede in het kader van de vijf mei-viering, waarbij specifiek jongeren als doelgroep worden gezien, en voorts al hetgeen in de ruimste zin met het vorenstaande verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn".
3.2.2. Ter realisatie van deze doelstelling organiseert eiseres jaarlijks een bevrijdingsfestival. Het festival wordt gehouden op een met hekken afgezet terrein met twee ingangen. De toegang tot het festival is gratis. Er zijn twee podia waarop artiesten optreden. Voorts zijn er op het festivalterrein marktkraampjes en (tijdelijke) horeca-gelegenheden.
3.2.3. Eiseres heeft voor de organisatie van het festival een evenementenbureau ingeschakeld. Aan het evenementenbureau is het recht toegekend om de marktkramen en de horeca-gelegenheden te (doen) exploiteren (het geheel hierna aan te duiden als: de horeca-activiteiten). Het festivalterrein wordt kosteloos aan eiseres ter beschikking gesteld, die dit op haar beurt ter beschikking stelt aan het evenementenbureau. De opbrengst van de horeca-activiteiten komt geheel toe aan het evenementenbureau. Afhankelijk van de door het evenementenbureau behaalde winst op de horeca-activiteiten ontvangt eiseres een deel daarvan. De omvang van dit deel staat niet vooraf vast, maar wordt achteraf bepaald. Indien eiseres zo'n deel krijgt, reikt zij aan het evenementenbureau een factuur met omzetbelasting uit voor het ter beschikking stellen van grond en standplaatsen. Eiseres gebruikt de bijdrage om de begroting van het festival sluitend te krijgen; zij gaat bij haar begroting uit van ervaringen in voorgaande jaren.
3.2.4. Het bevrijdingsfestival in 2007 is geheel en uitsluitend bekostigd uit (onbelaste) subsidies ter grootte van € 121.920 en het van het evenementenbureau ontvangen bedrag van € 25.600. Er waren in dat jaar geen sponsorbijdragen.
3.2.5. Het evenementenbureau heeft voor de door haar in 2007 aan eiseres geleverde prestatie(s) één factuur uitgereikt. Het bedrag van € 28.485 dat eiseres op haar aangifte omzetbelasting in aftrek heeft gebracht, ziet, behoudens enkele verwaarloosbaar kleine bedragen, geheel op de door het evenementenbureau gemaakte en aan eiseres doorberekende kosten ten behoeve van de organisatie van het festival, zoals de kosten van ingehuurde artiesten, drukwerk en dergelijke.
3.2.6. Eiseres heeft over het jaar 2007 aangifte omzetbelasting gedaan. Daarop is als belaste omzet vermeld het onder 3.2.4 genoemde bedrag van € 25.600 en als terug te vragen voorbelasting het onder 3.2.5 genoemde bedrag van € 28.485. Een en ander resulteerde in een terug te vragen bedrag van € 23.621.
3.2.7. Bij de bestreden beschikking is de teruggaaf geweigerd. In de uitspraak op bezwaar en in beroep heeft verweerder - mede op grond van een in het hoorgesprek geschetste gang van zaken tijdens het festival - eiseres aangemerkt als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) voor het ter beschikking stellen van grond en standplaatsen aan het evenementenbureau. Om deze reden is bij de uitspraak op bezwaar een teruggaaf verleend van € 4.016.
3.3. Partijen twisten over de vraag of eiseres voor het geheel van haar activiteiten is aan te merken als ondernemer in de zin van de Wet en - in dat kader - of sprake is van een wederzijdse afhankelijkheid tussen het ter beschikking stellen van grond en standplaatsen en de overige activiteiten van eiseres. Eiseres is van mening dat de laatste vraag bevestigend moet worden beantwoord, dat zij daarom voor het geheel van haar activiteiten heeft te gelden als ondernemer in de zin van de Wet en dat bijgevolg de voorbelasting volledig aftrekbaar is.
3.4. Niet in geschil is dat de overige activiteiten van eiseres naast het ter beschikking stellen van grond en standplaatsen aan het evenementenbureau op zichzelf bezien niet tot ondernemerschap in de zin van de Wet leiden. De daarvoor toegekende subsidie is om die reden ook onbelast. De rechtbank acht dit eensluidend standpunt van partijen juist.
3.5. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat tussen het ter beschikking stellen van grond en standplaatsen en de overige activiteiten van eiseres een onlosmakelijke band bestaat in die zin dat het een niet denkbaar en niet realiseerbaar is zonder het ander. Anders dan eiseres stelt, leidt dit naar het oordeel van de rechtbank echter niet tot de conclusie dat eiseres voor het geheel van haar activiteiten ondernemer is in de zin van de Wet. In het licht van eiseres' doelstelling en de vaststaande feiten maakt eiseres niet aannemelijk dat haar overige activiteiten dienstbaar zijn aan de activiteit, bestaande uit het ter beschikking stellen van grond en standplaatsen. De feiten wijzen veeleer op het omgekeerde, namelijk dat het ter beschikking stellen van grond en standplaatsen dient ter verwezenlijking van de intentie van eiseres, te weten het jaarlijks organiseren van een bevrijdingsfestival voor de jeugd.
3.6. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat eiseres niet, ook niet voor gedeelte van haar activiteiten, ondernemer is in de zin van de Wet. Dit brengt mee dat de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet is aangewend in het kader van een onderneming, zodat deze niet - ook niet voor een gedeelte - voor aftrek in aanmerking komt.
3.7. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Holdert.
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.