8.
In oktober 2008 is [X] uitgenodigd voor een gesprek met mr. [van H.] - hierna te noemen: [Van H.] -, voorzitter van de sector kanton van deze rechtbank, dat op 27 november 2008 is gehouden. Aanleiding voor dit gesprek was, zo blijkt eveneens uit het daarvan gemaakte verslag dat [X] zonder commentaar heeft behouden, dat [Van H.] vanuit Delft berichten bleven bereiken dat de door [X] met mr. Y.E. Kastein op 8 januari 2008 afgesproken verbetering uitbleef en dat [Van H.] zich zorgen maakte over de controle op het door [X] gevoerde bewind.
[X] heeft in het gesprek een algemene toelichting op haar onderneming gegeven. [X] heeft voorts erkend dat zij als bewindvoerder persoonlijk verantwoordelijk is voor de voor haar door haar medewerkers verrichte werkzaamheden. [X] heeft gesteld dat zij overweegt om zich aan te sluiten bij de brancheorganisatie BPBI, maar dat zij daartoe nog niet heeft besloten omdat de branche-organisatie volgens [X] strenge en voor haar tijdrovende eisen stelt, zoals het beschrijven van de interne organisatie van haar onderneming en het beschrijven van de wijze waarop de geldstromen van de onderneming en de geldstromen van de rechthebbenden zijn geregeld. [X] heeft het belang van (hulp bij het opzetten van) een deugdelijke en inzichtelijke bedrijfsvoering erkend, dit met het oog op de belangen van zowel de rechthebbenden als van de onderneming van [X] zelf. [X] heeft meegedeeld dat zij zelf ook een meer gestructureerde bedrijfsvoering nastreeft.
Met betrekking tot rechthebbenden die contante bedragen van [X] ontvangen heeft [X] in het gesprek een algemene toelichting gegeven op de door haar gehouden derdenrekening, ook wel de cliëntenrekening genoemd. Op die rekening staan, zo heeft [X] erkend, bedragen die toebehoren aan diverse rechthebbenden. Toch behoudt [X] naar eigen zeggen het nodige overzicht over wat aan wie toebehoort. [X] heeft verder een algemene toelichting gegeven op de wijze waarop zij na een contante betaling aan een rechthebbende, al dan niet een kwitantie van deze rechthebbende verlangt. [X] heeft in het gesprek, na een toelichting van [Van H.], meegedeeld dat zij inziet dat het vermengen van gelden van een rechthebbende met de gelden van de onderneming van [X] en ook met de gelden van andere rechthebbenden onaanvaardbaar is en dat dit verder zo spoedig mogelijk zal moeten veranderen.
In het gesprek is aan [X] een aantal voorbeelden van lopende zaken voorgelegd waarin zij op specifieke vragen naar een geconstateerde vermogensafname niet adequaat heeft geantwoord. Als voorbeeld is onder meer de zaak met BM-nummer 1559 inzake rechthebbende E aan de orde gesteld. In die zaak, heeft [X] de vraag waarom er een vermogensachteruitgang is van ruim € 3.000,00 niet genoegzaam verklaard door haar brief waarin niet meer staat dan dat de ziektekosten van rechthebbende zijn gestegen. [X] heeft in het gesprek toegezegd dat dergelijke nadere vragen beter gemotiveerd, en zo mogelijk ook voorzien van de nodige bescheiden, zullen worden beantwoord.
[X] heeft in het gesprek meegedeeld dat zij heeft overwogen zich tegen de toegestane tarieven te zullen verzetten door het indienen van een beroepschrift, maar dat zij daarvan heeft afgezien en dat zij haar verzet tegen de toegestane tarieven zal opgeven. [X] heeft in het gesprek toegezegd dat zij voortaan de haar toegestane tarieven strikt zal hanteren en dat zij, voor zover zij in diverse zaken teveel heeft berekend en haar is bericht dat zij een bepaald door de griffie berekend bedrag moet terugbetalen, die terugbetalingen binnen uiterlijk drie weken zal doen.
In het gesprek heeft [X] [Van H.] uitdrukkelijk het volgende toegezegd:
a.. [X] zal uiterlijk op 1 april 2009 zodanige wijzigingen in haar
bedrijfsvoering hebben aangebracht dat aan de bij de rechtbank levende bezwaren
tegen de wijze van bewindvoering en de verantwoording daarvan tegemoet wordt
gekomen. Die bezwaren betreffen met name het niet strikt budgetteren van de
rechthebbenden, het niet strikt gescheiden houden op bankrekeningen van de
tegoeden van rechthebbenden (gescheiden van andere rechthebbenden en ook van
het vermogen van de onderneming van [X]), het niet goed, dat wil zeggen aan
de hand van verifieerbare bescheiden, kunnen verklaren van achteruitgang van
vermogens, en het niet adequaat kunnen beantwoorden van nadere vragen van de
griffie van de rechtbank. [X] zal zorgdragen voor een in alle opzichten
professionele bewindvoeringsorganisatie, bij voorkeur door aansluiting
bij de brancheorganisatie BPBI;
b. [X] zal uiterlijk op 1 april 2009 een schriftelijk en deugdelijke rapportage bij
[Van H.] indienen waaruit genoegzaam blijkt dat de benodigde wijzigingen in de
bedrijfsvoering daadwerkelijk zijn doorgevoerd.
[Van H.] heeft in het gesprek ten slotte bij [X] benadrukt dat een spoedige en adequate verbetering in de bedrijfsvoering van [X] nodig is en dat indien op 1 april 2009 daarvan niet genoegzaam blijkt, [X] ernstig rekening dient te houden met haar ontslag als bewindvoerder in alle in dit arrondissement aanwezige zaken.