ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ5348

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BM.nr.: 1662
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve ontslag van bewindvoerder wegens verwaarlozing van verantwoordelijkheden en belangen van rechthebbenden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 juli 2009 ambtshalve een beschikking gegeven tot ontslag van de bewindvoerder [X], die verantwoordelijk was voor het beheer van de goederen van de rechthebbende [de rechthebbende]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [X] in verschillende bewindzaken niet naar behoren heeft gefunctioneerd. Dit omvatte het niet adequaat afleggen van verantwoordingen en het niet verantwoord beheren van de vermogens van de rechthebbenden. Ondanks herhaalde verzoeken van de kantonrechter om verbeteringen aan te brengen, bleef de situatie onveranderd. Er zijn gevallen geconstateerd waarin het vermogen van de rechthebbenden is afgenomen zonder goede verklaring, en [X] heeft te hoge tarieven in rekening gebracht, zelfs na waarschuwingen van de kantonrechter.

De kantonrechter heeft overwogen of een schorsing van [X] als bewindvoerder voldoende zou zijn, maar concludeerde dat dit niet het geval was. De langdurige uitblijven van verbeteringen en de onduidelijkheid over de financiële situatie van de rechthebbenden waren niet verenigbaar met hun belangen. De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van [X] op basis van artikel 448 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens is er een opvolgend bewindvoerder benoemd, die de verantwoordelijkheden van [X] zal overnemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en blijft van kracht totdat er in hoger beroep anders wordt beslist.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Delft
MS
Bm.nr.: 1662
Ambtshalve beschikking van 2 juli 2009 tot ontslag van de huidige en benoeming
van een opvolgend bewindvoerder
De kantonrechter beschikt op grond van art. 1:448 lid 2 Burgerlijk Wetboek ambtshalve
in het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan:
[De rechthebbende],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Beoordeling
1.
De kantonrechter ziet aanleiding [X] - hierna te noemen: [X] -, handelend onder de naam [naam onderneming], ambtshalve te ontslaan en een opvolgend bewindvoerder te benoemen. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt, waarbij geldt dat daar waar in deze beschikking wordt gesproken van termen als bewind, bewindvoerder en rechthebbende en dergelijke, in voorkomende gevallen zonodig dient te worden gelezen: curatele, curator en curandus/ curanda. De kantonrechter heeft, vanuit privacyoverwegingen, de namen van rechthebbenden geanonimiseerd door de aanduiding A, B, etcetera.
2.
De kantonrechter stelt voorop dat van een bewindvoerder mag worden verwacht dat hij de (al dan niet vermogensrechtelijke) belangen van de rechthebbende naar behoren waarneemt. Dit brengt onder meer met zich dat de bewindvoerder het vermogen van de rechthebbende op een verantwoorde manier beheert. De in de wet verankerde verantwoordingsplicht van de bewindvoerder brengt verder met zich dat een bewindvoerder op een deugdelijke en inzichtelijke wijze verantwoording aflegt over dat door hem gevoerde beheer.
3.
In dit geval is de bewindvoerder [X], die een onderneming te [plaats] exploiteert die zich met name richt op bewindvoering. [X] is in diverse bij dit gerecht aanhangige bewindzaken, waaronder de onderhavige, benoemd tot bewindvoerder. Dit betekent dat [X] persoonlijk moet voldoen aan de hiervoor onder 2. vermelde verplichtingen, ook al laat zij de werkzaamheden die zij als bewindvoerder moet verrichten in de praktijk grotendeels over aan de (thans in totaal negen) ten behoeve van haar onderneming werkzame personen. In de zaken waarin [X] is benoemd als curator geldt dat van [X] verwacht wordt dat zij in ieder geval daar waar het de niet-vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende betreft in het algemeen daadwerkelijk persoonlijk zal moeten voldoen aan haar verplichtingen.
4.
De kantonrechter heeft - in ieder geval in de periode vanaf eind 2007 tot heden - moeten constateren dat [X] het bewind in diverse zaken niet naar behoren heeft gevoerd en ook de bijbehorende rekeningen en verantwoordingen niet naar behoren heeft afgelegd. Herhaalde verzoeken van de kantonrechter om hierin verbetering aan te brengen hebben daarin geen, althans onvoldoende, verbetering gebracht. Bovendien is gebleken dat in een aantal zaken het vermogen van de rechthebbenden is teruggelopen zonder dat daarvoor een goede verklaring kon worden gegeven en dat soms aanzienlijke uitgaven niet konden worden verantwoord. Daarbij komt dat [X] aan de rechthebbenden te hoge tarieven in rekening bleef brengen, ook nadat zij daarop door de kantonrechter was gewezen.
5.
In januari 2008 is [X] uitgenodigd voor gesprek met mr. Y.E. Kastein, kantonrechter te Delft, dat op 8 februari 2008 is gehouden. Aanleiding voor dit gesprek was, zo blijkt ook uit het daarvan gemaakte verslag dat [X] zonder commentaar heeft behouden, dat de afhandeling van de rekeningen en verantwoordingen bij dit gerecht niet naar wens verliep.
In dit gesprek heeft de kantonrechter onder meer, bij wijze van voorbeeld, de casus van rechthebbende A met CB-nummer 24627 met [X] besproken. In dat dossier had de kantonrechter aan de hand van de laatste rekening en verantwoording geconstateerd dat, daar waar alle belangrijke vaste lasten en uitgaven van de rechthebbende waren betaald, aanzienlijke bedragen tot in totaal € 13.995,00 ter vrije besteding aan rechthebbende zijn gelaten, dit terwijl de noodzaak tot het doen van die uitgaven niet is gebleken. [X] heeft in het gesprek niet kunnen verklaren wat rechthebbende met de opgenomen geldbedragen heeft gedaan en heeft zelfs gesuggereerd dat rechthebbende die geldbedragen misschien wel thuis in een oude sok opspaarde. [X] heeft in het gesprek toegezegd dat rechthebbende strenger zou worden gebudgetteerd en dat meer inzicht in en toezicht op haar uitgaven zou volgen.
In dit gesprek heeft de kantonrechter [X] voorts voorgehouden dat haar bij wijze van uitzondering is toegestaan dat de rekening en verantwoording over een bepaald jaar eerst op 1 oktober van het volgend jaar wordt ingediend en dat desondanks de rekeningen en verantwoordingen in teveel zaken te laat zijn en dat er te vaak rappelbrieven noodzakelijk zijn. Volgens [X] was een tijdelijke achterstand in de afhandeling van de rekeningen en verantwoordingen ontstaan, mede omdat zij daarmee slechts één medewerkster had belast. [X] heeft daarbij aangekondigd dat zij daarin verandering zou brengen, zodat de achterstand zou verdwijnen.
[X] heeft verder in het gesprek desgevraagd bevestigd dat zij de haar toegestane maximumtarieven in sommige zaken overschrijdt, zij het met een in haar ogen niet al te hoog bedrag. Volgens [X] verricht haar onderneming aanzienlijk meer werkzaamheden dan vergelijkbare ondernemingen. De kantonrechter heeft daarop meegedeeld de hantering van de maximumtarieven en ook het in rekening brengen van een bedrag voor het afsluiten van het dossier indien het bewind eindigt nader te zullen bezien.
De kantonrechter heeft [X] in het gesprek meegedeeld dat in diverse dossiers sprake is van een achteruitgang van het vermogen. [X] heeft toegezegd dat de uitgaven van de rechthebbenden strenger dan voorheen zouden worden gecontroleerd en zo mogelijk zouden worden beperkt.
De kantonrechter heeft [X] in het gesprek meegedeeld dat met name indien sprake is van achteruitgang van het vermogen, inzichtelijk dient te worden wat daarvan de oorzaak is en dat in een aantal gevallen dat inzicht, ook na een gerichte vraag van de kantonrechter, niet of niet volledig is geboden. Als onaanvaardbaar geacht voorbeeld heeft de kantonrechter genoemd de zaak van curandus B met CB-nummer 24599, waarin [X] in de verslagperiode een vermogensachteruitgang tot een bedrag van € 4.000,00 niet heeft verklaard.
De kantonrechter heeft [X] in het gesprek meegedeeld ervan uit te gaan dat in de afhandeling van de rekeningen en verantwoordingen verbetering optreedt en dat zonodig aan de rekeningen en verantwoordingen goedkeuring zou worden onthouden. De uiterste consequentie bij het uitblijven van verbetering zou zijn, zo heeft de kantonrechter opgemerkt, dat [X] bij nieuwe zaken niet langer in aanmerking komt om als bewindvoerder te worden benoemd en dat zij in lopende zaken als bewindvoerder zou worden ontslagen.
6.
Bij beschikking van 23 oktober 2008 met CB-nummer 24594 inzake curandus C heeft de kantonrechter te Delft [X] vervolgens ontslagen als curator en een opvolgend curator benoemd, met bepaling dat [X] aan de curandus een bedrag van € 23.735,00 dient terug te betalen. De kantonrechter heeft daartoe onder meer overwogen dat [X] haar taken dusdanig had veronachtzaamd dat haar ontslag als curator in de rede lag.
Tot die taken behoort, zo heeft de kantonrechter overwogen, niet alleen het op verantwoorde wijze beheren van het vermogen van de curandus, maar ook het op deugdelijke wijze afleggen van rekening en verantwoording. De kantonrechter heeft overwogen dat [X], ondanks daartoe meermalen in de gelegenheid te zijn gesteld, niet heeft kunnen verklaren waarom op door [X] ingediende kopieën van hetzelfde bankafschrift verschillende saldi te zien waren.
De kantonrechter heeft overwogen dat zelfs indien ervan moet worden uitgegaan - de kantonrechter heeft dat niet kunnen controleren - dat [X], zoals zij heeft gesteld, een bedrag van in totaal ongeveer € 25.000,00 in contanten aan curandus in handen heeft gegeven, nog niet kan worden vastgesteld dat die uitgaven verantwoord waren. Indien, zoals [X] heeft gesteld, dat bedrag zou zijn bestemd voor schuldeiseres van curandus die druk op hem uitoefenden en hem zelfs bedreigden, dan had, zo heeft de kantonrechter overwogen, het voor de hand gelegen dat [X] zou inventariseren of die schuldeisers wel bestonden. [X] had dan zonodig aangifte kunnen doen van bedreiging van curandus, hetgeen [X] heeft nagelaten. Ook heeft de kantonrechter overwogen dat de weg waarlangs en de manier waarop [X] bedragen vanaf de spaarrekening van curandus heeft geschreven in strijd met goed bewindvoerderschap worden geacht. Het naar zeggen van [X] moeten omzeilen van de kredietlimieten van de bank miskent, zo heeft de kantonrechter overwogen, dat die limieten mede zijn ingesteld ter bescherming van de klanten van de bank, waaronder curandus die deze bescherming zelfs nog meer verdient dan reguliere klanten. De kantonrechter heeft voorts overwogen dat gelden die aan curandus toebehoren niet thuishoren op de bankrekening van (de onderneming van) [X], zelfs niet gedurende een korte periode, nu daardoor een ondoorzichtige en ongewenste vermenging van gelden dreigt. De kantonrechter heeft ten slotte overwogen dat [X] heeft nagelaten, terwijl dit wel op haar weg lag, om bij de gebleken moeilijkheden rondom curandus en het beheer van zijn vermogen, de kantonrechter daarvan op de hoogte te brengen, al was het maar bij de indiening van de periodieke rekening en verantwoording.
Tegen de beschikking van 23 oktober 2008 is geen hoger beroep ingesteld, zodat deze beschikking onherroepelijk is geworden en van de juistheid van deze beschikking dient te worden uitgegaan. Gelet hierop staat voor de kantonrechter vast dat [X], in ieder geval in de in deze beschikking aan de orde zijnde zaak, geenszins heeft gehandeld als een goed curator zou hebben gedaan.
7.
Daar komt bij dat [X] in meer zaken niet heeft gehandeld als een goed bewindvoerder zou hebben gedaan. Zo is de kantonrechter in verschillende lopende bewindzaken blijven stuiten op een gestage teruggang in de vermogens van de rechthebbenden, dit terwijl [X] die teruggang, ondanks gerichte vragen van de kantonrechter, niet of slechts ten dele heeft weten te verklaren.
De kantonrechter wijst bij wijze van voorbeeld op de hiervoor genoemde zaak van curanda A met CB-nummer 24627. In die zaak heeft [X] onder meer verklaard dat zij haar eigen zoon [zoon], student, heeft belast met het onderhoud van de tuin van curanda en het verzorgen van huishoudelijke klusjes, dit voor een aan haar zoon te betalen bedrag van € 25,00 per uur te vermeerderen met BTW en een kilometervergoeding. Herhaaldelijk gevraagd naar onder meer de aard, omvang en frequentie van de (niet uit de rekening en verantwoording blijkende) werkzaamheden van haar zoon en naar de wijze van betalen aan haar zoon en naar kwitanties, heeft [X] vervolgens onvoldoende inzicht terzake geboden. Wel heeft [X], kort samengevat, naar voren gebracht dat haar zoon een zeer goede band met curanda heeft en dat (de betaling aan) haar zoon ervoor zorgt dat [X] via haar zoon periodiek wordt ingelicht over de toestand en de behoeften van curanda. Dit miskent echter dat het primair aan [X], als curator die daarvoor overigens ook een beloning ontvangt, is om zich van dergelijke zaken te vergewissen. Dit miskent verder dat de familierelatie van [X] met haar zoon (de schijn van) belangenverstrengeling zou kunnen oproepen. In dat verband merkt de kantonrechter nog op dat [X] is gevraagd naar de BTW-plichtigheid van haar zoon en dat [X] daarop slechts heeft geantwoord dat het niet aan haar is om op die vraag antwoord te geven.
De kantonrechter wijst verder bij wijze van voorbeeld op de zaak inzake rechthebbende D met BM-nummer 1775. In die zaak bleek het, na diverse onvoldoende beantwoorde vragen van de griffie namens de kantonrechter aan [X] over in de rekening en verantwoording aangetroffen, ongespecificeerde en niet toegelichte bedragen, nodig een mondelinge behandeling te houden teneinde [X] alsnog in de gelegenheid te stellen de benodigde toelichting alsnog te geven. Van deze gelegenheid heeft [X] niet, althans niet voor wat betreft alle door haar opgevoerde bedragen, gebruik gemaakt.
8.
In oktober 2008 is [X] uitgenodigd voor een gesprek met mr. [van H.] - hierna te noemen: [Van H.] -, voorzitter van de sector kanton van deze rechtbank, dat op 27 november 2008 is gehouden. Aanleiding voor dit gesprek was, zo blijkt eveneens uit het daarvan gemaakte verslag dat [X] zonder commentaar heeft behouden, dat [Van H.] vanuit Delft berichten bleven bereiken dat de door [X] met mr. Y.E. Kastein op 8 januari 2008 afgesproken verbetering uitbleef en dat [Van H.] zich zorgen maakte over de controle op het door [X] gevoerde bewind.
[X] heeft in het gesprek een algemene toelichting op haar onderneming gegeven. [X] heeft voorts erkend dat zij als bewindvoerder persoonlijk verantwoordelijk is voor de voor haar door haar medewerkers verrichte werkzaamheden. [X] heeft gesteld dat zij overweegt om zich aan te sluiten bij de brancheorganisatie BPBI, maar dat zij daartoe nog niet heeft besloten omdat de branche-organisatie volgens [X] strenge en voor haar tijdrovende eisen stelt, zoals het beschrijven van de interne organisatie van haar onderneming en het beschrijven van de wijze waarop de geldstromen van de onderneming en de geldstromen van de rechthebbenden zijn geregeld. [X] heeft het belang van (hulp bij het opzetten van) een deugdelijke en inzichtelijke bedrijfsvoering erkend, dit met het oog op de belangen van zowel de rechthebbenden als van de onderneming van [X] zelf. [X] heeft meegedeeld dat zij zelf ook een meer gestructureerde bedrijfsvoering nastreeft.
Met betrekking tot rechthebbenden die contante bedragen van [X] ontvangen heeft [X] in het gesprek een algemene toelichting gegeven op de door haar gehouden derdenrekening, ook wel de cliëntenrekening genoemd. Op die rekening staan, zo heeft [X] erkend, bedragen die toebehoren aan diverse rechthebbenden. Toch behoudt [X] naar eigen zeggen het nodige overzicht over wat aan wie toebehoort. [X] heeft verder een algemene toelichting gegeven op de wijze waarop zij na een contante betaling aan een rechthebbende, al dan niet een kwitantie van deze rechthebbende verlangt. [X] heeft in het gesprek, na een toelichting van [Van H.], meegedeeld dat zij inziet dat het vermengen van gelden van een rechthebbende met de gelden van de onderneming van [X] en ook met de gelden van andere rechthebbenden onaanvaardbaar is en dat dit verder zo spoedig mogelijk zal moeten veranderen.
In het gesprek is aan [X] een aantal voorbeelden van lopende zaken voorgelegd waarin zij op specifieke vragen naar een geconstateerde vermogensafname niet adequaat heeft geantwoord. Als voorbeeld is onder meer de zaak met BM-nummer 1559 inzake rechthebbende E aan de orde gesteld. In die zaak, heeft [X] de vraag waarom er een vermogensachteruitgang is van ruim € 3.000,00 niet genoegzaam verklaard door haar brief waarin niet meer staat dan dat de ziektekosten van rechthebbende zijn gestegen. [X] heeft in het gesprek toegezegd dat dergelijke nadere vragen beter gemotiveerd, en zo mogelijk ook voorzien van de nodige bescheiden, zullen worden beantwoord.
[X] heeft in het gesprek meegedeeld dat zij heeft overwogen zich tegen de toegestane tarieven te zullen verzetten door het indienen van een beroepschrift, maar dat zij daarvan heeft afgezien en dat zij haar verzet tegen de toegestane tarieven zal opgeven. [X] heeft in het gesprek toegezegd dat zij voortaan de haar toegestane tarieven strikt zal hanteren en dat zij, voor zover zij in diverse zaken teveel heeft berekend en haar is bericht dat zij een bepaald door de griffie berekend bedrag moet terugbetalen, die terugbetalingen binnen uiterlijk drie weken zal doen.
In het gesprek heeft [X] [Van H.] uitdrukkelijk het volgende toegezegd:
a.. [X] zal uiterlijk op 1 april 2009 zodanige wijzigingen in haar
bedrijfsvoering hebben aangebracht dat aan de bij de rechtbank levende bezwaren
tegen de wijze van bewindvoering en de verantwoording daarvan tegemoet wordt
gekomen. Die bezwaren betreffen met name het niet strikt budgetteren van de
rechthebbenden, het niet strikt gescheiden houden op bankrekeningen van de
tegoeden van rechthebbenden (gescheiden van andere rechthebbenden en ook van
het vermogen van de onderneming van [X]), het niet goed, dat wil zeggen aan
de hand van verifieerbare bescheiden, kunnen verklaren van achteruitgang van
vermogens, en het niet adequaat kunnen beantwoorden van nadere vragen van de
griffie van de rechtbank. [X] zal zorgdragen voor een in alle opzichten
professionele bewindvoeringsorganisatie, bij voorkeur door aansluiting
bij de brancheorganisatie BPBI;
b. [X] zal uiterlijk op 1 april 2009 een schriftelijk en deugdelijke rapportage bij
[Van H.] indienen waaruit genoegzaam blijkt dat de benodigde wijzigingen in de
bedrijfsvoering daadwerkelijk zijn doorgevoerd.
[Van H.] heeft in het gesprek ten slotte bij [X] benadrukt dat een spoedige en adequate verbetering in de bedrijfsvoering van [X] nodig is en dat indien op 1 april 2009 daarvan niet genoegzaam blijkt, [X] ernstig rekening dient te houden met haar ontslag als bewindvoerder in alle in dit arrondissement aanwezige zaken.
9.
Bij brief van 17 februari 2009 heeft [X], naar aanleiding van hetgeen op 27 november 2008 met [Van H.] is besproken, [Van H.] een ondernemingplan met bijlagen gezonden. Dit plan is kennelijk gebaseerd op het ondernemingsplan dat [X] bij de start van haar onderneming ten behoeve van de financiering daarvan bij een bank heeft ingediend. In dit ondernemingsplan komen echter uitsluitend zaken aan de orde die bij de beoordeling van het functioneren van [X] als bewindvoerder onvoldoende relevant moeten worden geacht, zoals de brandveiligheid van het bedrijfspand, de ziekmeldingsprocedure voor de medewerkers, de aangifte voor de belasting en de concurrentiepositie van [X] ten opzichte van andere bewindbureaus. In het toegestuurde rapport blijven de hiervoor vermelde, in het gesprek van 27 november 2008 aan [X] kenbaar gemaakte bezwaren van de rechtbank, anders dan door [X] uitdrukkelijk is toegezegd, geheel onbesproken.
De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan [X] aan die bezwaren nog steeds niet tegemoet is gekomen en dat de bedrijfsvoering binnen de onderneming van [X] in algemene zin niet voldoet aan de daaraan redelijkerwijs te stellen eisen. Die conclusie doet zich ook in de onderhavige zaak onverkort gevoelen.
Daarbij merkt de kantonrechter nog het volgende op. [X] heeft zich na een gesprek met [Van H.] op 6 mei 2009 - waarin haar in verband met de hiervoor vermelde conclusie is meegedeeld dat het voornemen bestaat tot het ontslag van [X] in alle bewindzaken - bij monde van een nieuwe gemachtigde/adviseur, de heer [Y], tot de rechtbank gewend. [X] heeft daarbij vragen gesteld over en aankondigingen gedaan met betrekking tot een verandering in de opzet en organisatie van haar onderneming. Wat van die vragen en aankondigingen echter ook zij, daarmee is [X] tot op heden niet in voldoende mate en ook aantoonbaar tegemoetgekomen aan de bezwaren van de rechtbank. De kantonrechter ziet overigens in het faxbericht van [Y] van 12 juni 2009 met bijlagen aan de kantonrechter en in diens pleitnotitie - in algemene zin ingediend voor alle mondelinge behandelingen van zaken waarin [X] de bewindvoerder is - een erkenning van het geconstateerde gebrekkige functioneren van [X] als bewindvoerder. In een op 20 mei 2009 gedateerde bijlage van het faxbericht heeft [Y] onder meer vermeld dat hij de bezwaren van [Van H.] volkomen begrijpt en dat hij geen enkele reden ziet om de constateringen van [Van H.] in twijfel te trekken. Verder vermeldt [Y], kort samengevat, dat [X] wel van goede wil is, maar dat de reikwijdte van de bezwaren van de rechtbank, bijvoorbeeld die met betrekking tot het inzichtelijk maken van het gevoerde bewind, tot aan de bemoeienis van [Y] onvoldoende tot haar is doorgedrongen. In de pleitnotie van [Y] is voorts vermeld dat sprake is geweest van een gebrek aan dagelijkse leiding door [X] aan haar medewerkers, dit in verband met de part-time baan die [X] elders nog heeft. [Y] heeft in zijn pleitnotitie ook vermeld waarom [X] volgens hem ook na de toezegging van [X] in het gesprek van 27 november 2008 dat zij zich voortaan strikt zou houden aan de haar toegestane tarieven, hogere tarieven is blijven hanteren. Volgens [Y] is ten onrechte de indruk ontstaan dat zij hogere tarieven bleef hanteren en hield dat hanteren van hogere tarieven verband met het feit dat het jaar 2008 bijna was afgelopen. Achteraf bezien was het beter geweest, aldus [Y], als [X] ook na 27 november 2008 bij de rekeningen en verantwoordingen een berekening had gevoegd van teveel berekende bedragen en de wijze van restitutie van die bedragen. [X] heeft nog verklaard dat zij per abuis heeft verzuimd om na
27 november 2008 haar medewerkers te instrueren alleen nog de haar toegestane tarieven te hanteren. Dit betoog van de zijde van [X] overtuigt de kantonrechter echter niet. Er stond voor [X] immers niets aan in de weg direct na
27 november 2008 adequate actie te ondernemen waardoor zij direct na die datum slechts de haar toegestane tarieven in rekening zou hebben gebracht
10.
De kantonrechter heeft nog overwogen of de minder vergaande maatregel van schorsing van [X] als bewindvoerder voldoende soelaas zou kunnen bieden, maar is tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval is. Mede gelet op het langdurige uitblijven van toegezegde verbeteringen, zowel bij het afleggen van de rekeningen en verantwoordingen, de controle op de uitgaven van rechthebbenden en de aan de rechthebbenden doorberekende kosten als in de algemene bedrijfsvoering van de onderneming van [X], valt niet te verwachten dat op korte termijn in voldoende mate tegemoet zal zijn gekomen aan de bezwaren van de rechtbank. De onzekerheid terzake is niet verenigbaar met de belangen van de rechthebbende, voor wiens belangen de kantonrechter heeft te waken, zodat de maatregel van schorsing niet volstaat.
11.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 448 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die een ambtshalve te geven ontslag rechtvaardigen.
12.
De kantonrechter ziet aanleiding na te melden (rechts)persoon, die zich daartoe schriftelijk bereid heeft verklaard, te benoemen tot opvolgend bewindvoerder. De griffier heeft de rechthebbende schriftelijk in kennis gesteld tot van het voornemen tot het ontslag van [X] en tot het benoemen van na te melden opvolgende bewindvoerder.
De griffier heeft rechthebbende daarbij behoorlijk opgeroepen te verschijnen bij de daartoe bepaalde mondelinge behandeling om over dat voornemen te worden gehoord. De griffier heeft bij die oproeping tevens vermeld dat indien de rechthebbende zelf een voorkeur heeft voor een andere dan de voorgestelde bewindvoerder of indien rechthebbende anderszins bezwaren heeft tegen de voorgenomen beslissing of indien de lichamelijke toestand van rechthebbende niet toelaat om eventuele bezwaren persoonlijk toe te lichten, rechthebbende dit per omgaande en in ieder geval vóór de mondelinge behandeling dient te laten weten. Rechthebbende is vervolgens bij de daartoe bepaalde mondelinge behandeling niet verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd, dan wel is bij de mondelinge behandeling in persoon verschenen en heeft zich akkoord verklaard met de voorgestelde opvolgende bewindvoerder. De voorgestelde opvolgende bewindvoerder wordt dan ook geacht de voorkeur van rechthebbende te hebben.
Beslissing
De kantonrechter,
ontslaat [X] h.o.d.n. [naam onderneming] als bewindvoerder over de goederen, welke toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende [de rechthebbende] voornoemd;
benoemt tot bewindvoerder:
[opvolgend bewindvoerder],
[adres].
Uit de wet vloeit voort dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is en in stand blijft zolang niet in eventueel hoger beroep anders is beslist.
Gegeven door mr. Y.E. Kastein, kantonrechter te Delft, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift
(door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage
hoger beroep worden ingesteld:
a door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden,
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de
betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze
bekend is geworden.