ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ6727

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-920378-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift DNA-afname en rechtsbescherming in strafzaken

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2009 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen de afname van zijn DNA-profiel. De veroordeelde was op 27 maart 2008 door de meervoudige kamer in jeugdstrafzaken veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en 2 weken voorwaardelijke jeugddetentie. Op 9 juli 2008 werd er celmateriaal afgenomen op basis van een bevel van de officier van justitie, maar het DNA-profiel was nog niet bepaald. De advocaat van de veroordeelde voerde aan dat de veroordeelde niet tijdig was voorgelicht over de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de afname van zijn wangslijm door iemand anders dan een arts of verpleegkundige, wat in strijd zou zijn met artikel 3, derde lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.

De rechtbank oordeelde dat het niet relevant was of de veroordeelde door het ontbreken van informatie over de bezwaarmogelijkheid in enig ander belang was geschaad. De rechtbank benadrukte het belang van goede rechtsbescherming en een doelmatig procedureverloop. Gelet op deze overwegingen verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond. De beslissing werd genomen door mr. I.P.A. van Engelen, vice-president, in aanwezigheid van mr. V. van Rhijn, griffier, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting.

De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet adequaat was voorgelicht over zijn bezwaarmogelijkheden, wat leidde tot de gegrondverklaring van het bezwaarschrift. Dit benadrukt de noodzaak voor zorgvuldige informatievoorziening aan veroordeelden in het kader van DNA-afname, om te voldoen aan de wettelijke vereisten en de rechtsbescherming te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Parketnummer: 09/920378-07
Kenmerk RK: 08/2127
Beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het bezwaarschrift ex artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden van:
[belanghebbende]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [adres]
te dezer zake domicilie kiezende te 's-Gravenhage,
Abraham Patrasstraat 5, 2595 RC, ten kantore van mr. J.A.W. Knoester,
blijkens een daarvan opgemaakte akte op 23 juli 2008 ter griffie van deze rechtbank ingediend, tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel.
De rechtbank heeft op 10 maart 2009 dit bezwaarschrift in raadkamer behandeld.
Verzoeker, bijgestaan door mr. W. Mijnders, advocaat te 's-Gravenhage, is in raadkamer gehoord.
De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.
De rechtbank is bevoegd tot afdoening van het bezwaarschrift.
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
De behandeling ter terechtzitting.
De advocaat heeft gepersisteerd bij het bezwaarschrift.
De advocaat heeft ter terechtzitting het bezwaarschrift uitgebreid met het bezwaar dat veroordeelde niet tijdig is voorgelicht over de mogelijkheid van het maken van bezwaar, zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 3, derde lid van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Beoordeling van het verzoekschrift.
Vast staat het volgende:
* Veroordeelde is op 27 maart 2008 door de meervoudige kamer in jeugdstrafzaken veroordeeld ter zake van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie alsmede jeugddetentie voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
* Bij veroordeelde is, ingevolge het bevel van de officier van justitie van 20 mei 2008, op 9 juli 2008 op grond artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, celmateriaal afgenomen.
* Het DNA-profiel van dat celmateriaal is nog niet bepaald.
Het delict ter zake waarvan klager is veroordeeld staat op de lijst van delicten waarvoor, ingevolge het inwerkingstredings-KB, de wet DNA-onderzoek bij veroordeelde per 1 februari 2005 geldt.
De DNA -afname bij veroordeelde heeft plaatsgevonden door A.F.M. Basart, technisch rechercheur. Deze persoon is aangewezen voor het afnemen van wangslijmvlies of haarwortels bij een veroordeelde ingevolge een bevel als bedoeld in artikel 2 eerste lid van de Wet DNA-onderzoeken bij veroordeelden (hierna "de wet DNA").
De advocaat heeft ter terechtzitting aangevoerd dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 3, derde lid, van de Wet DNA omdat veroordeelde niet tijdig is voorgelicht over de mogelijkheid tot het maken van bezwaar tegen de afname van zijn wangslijm door een ander dan een arts of verpleegkundige.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt het bepaalde in artikel 3 derde lid van het Besluit DNA naar zijn aard mede, dat de veroordeelde omtrent bovenbedoelde bezwaarmogelijkheid tijdig wordt voorgelicht.
Uit de verklaring van afname blijkt in het geheel niet dat aan veroordeelde over deze bezwaarmogelijkheid is voorgelicht en zo ja, of veroordeelde bezwaar al dan niet bezwaar had tegen de afname van het DNA-materiaal door een ander dan een arts of een verpleegkundige. Immers daarover staat niets vermeld in die verklaring. Onder deze omstandigheden zal daarom worden uitgegaan van de feitelijke juistheid van het standpunt van veroordeelde dat veroordeelde niet over de bezwaarmogelijkheid is voorgelicht nu de rechtbank niet over aanwijzingen beschikt die tot een ander oordeel dienen te leiden.
Niet relevant is hierbij of de veroordeelde bij achterwege blijven van het inlichten over de bezwaarmogelijkheid, al dan niet is geschaad in enig ander belang ingevolge de Wet DNA, nu een tegengestelde opvatting niet zou stroken met het belang van een goede rechtsbescherming en een doelmatig procedureverloop.
Gelet op het vorenoverwogene, verklaart de rechtbank het bezwaarschrift reeds op die grond gegrond.
Beslissing.
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Aldus gedaan te 's-Gravenhage door mr. I.P.A. van Engelen, vice-president, in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2009.