ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ6727
Rechtbank 's-Gravenhage
- Raadkamer
- I.P.A. van Engelen
- V. van Rhijn
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-afname en rechtsbescherming in strafzaken
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2009 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen de afname van zijn DNA-profiel. De veroordeelde was op 27 maart 2008 door de meervoudige kamer in jeugdstrafzaken veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en 2 weken voorwaardelijke jeugddetentie. Op 9 juli 2008 werd er celmateriaal afgenomen op basis van een bevel van de officier van justitie, maar het DNA-profiel was nog niet bepaald. De advocaat van de veroordeelde voerde aan dat de veroordeelde niet tijdig was voorgelicht over de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de afname van zijn wangslijm door iemand anders dan een arts of verpleegkundige, wat in strijd zou zijn met artikel 3, derde lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
De rechtbank oordeelde dat het niet relevant was of de veroordeelde door het ontbreken van informatie over de bezwaarmogelijkheid in enig ander belang was geschaad. De rechtbank benadrukte het belang van goede rechtsbescherming en een doelmatig procedureverloop. Gelet op deze overwegingen verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond. De beslissing werd genomen door mr. I.P.A. van Engelen, vice-president, in aanwezigheid van mr. V. van Rhijn, griffier, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting.
De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet adequaat was voorgelicht over zijn bezwaarmogelijkheden, wat leidde tot de gegrondverklaring van het bezwaarschrift. Dit benadrukt de noodzaak voor zorgvuldige informatievoorziening aan veroordeelden in het kader van DNA-afname, om te voldoen aan de wettelijke vereisten en de rechtsbescherming te waarborgen.