ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ7051
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarige en de rol van de biologische vader
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord. Het verzoekschrift betreft de minderjarige, die feitelijk bij de moeder verblijft. De moeder heeft zich niet verzet tegen de ondertoezichtstelling, maar verzet zich wel tegen het aanmerken van de biologische vader als belanghebbende in deze procedure. De kinderrechter heeft de minderjarige op 17 maart 2009 in raadkamer gehoord, waarbij is vastgesteld dat er al jaren geen contact is tussen de minderjarige en zijn biologische vader. Dit gebrek aan contact heeft geleid tot de conclusie dat er geen 'family life' meer bestaat in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De kinderrechter overweegt dat het ontbreken van family life op zich onvoldoende is om de vader als belanghebbende te beschouwen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die het belang van het kind dienen.
De minderjarige heeft ernstige gedragsproblemen en heeft tijdelijk in een tehuis verbleven, waar geprobeerd is het contact met de vader te herstellen. Deze poging is echter mislukt en heeft geleid tot grote onrust bij de minderjarige. De kinderrechter concludeert dat een confrontatie met de biologische vader opnieuw tot onrust zal leiden en dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de vader niet als belanghebbende wordt aangemerkt. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn en besluit de minderjarige voor een jaar onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.