ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ7579

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
335191 - FA RK 09-2884
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uitsluiting van gebruik echtelijke woning in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 mei 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw heeft verzocht om bij uitsluiting gerechtigd te worden tot het gebruik van de echtelijke woning, terwijl de man verweer heeft gevoerd en primair heeft verzocht om het gebruik van de woning voor zichzelf te claimen. Tijdens de zitting op 29 april 2009 zijn beide partijen verschenen, vergezeld door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen belang hebben bij het gebruik van de echtelijke woning, gezien hun sociale bindingen en gelijke financiële omstandigheden. De vrouw heeft gesteld dat zij geestelijk mishandeld wordt door de man en dat zij vreest voor fysiek geweld, maar de rechtbank oordeelt dat deze stellingen onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank concludeert dat er geen onhoudbare situatie is die rechtvaardigt dat één van de partijen het exclusieve gebruik van de woning krijgt toegewezen. Beide partijen verblijven momenteel in de woning met een minimum aan contact, wat hen in staat stelt om tijdelijk samen te wonen. De rechtbank wijst daarom de verzoeken van zowel de vrouw als de man af en bepaalt dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. R. Cats, bijgestaan door mr. E.N.A. Wooning als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 09-2884
Zaaknummer: 335191
Datum beschikking: 14 mei 2009
Voorlopige voorzieningen
Beschikking op het op 9 april 2009 ingekomen verzoek van:
[de vrouw]
wonende te [plaats A],
advocaat: mr. D. van den Bout-Kuhlmann te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
wonende te [plaats A],
advocaat: mr.I. de Vink te Rijswijk (Zuid-Holland).
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift.
Op 29 april 2009 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met mr. M.S. Odink, een kantoorgenoot van haar advocaat, en de man met zijn advocaat en een tolk, mevrouw T. Sabapathy-Emmanuel.
Verzoek en verweer
Het verzoek van de vrouw strekt tot bepaling dat zij (bij uitsluiting) gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [plaats A], en tot het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken, met bevel dat de man deze woning dient te verlaten en niet verder mag betreden, kosten rechtens en een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer en verzoekt:
-primair: te bepalen dat hij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning staande en gelegen te [plaats A] , alsmede de daarin aanwezige inboedel;
-subsidiair: het verzoek van de vrouw te bepalen dat zij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning af te wijzen.
De vrouw voert verweer tegen het zelfstandig verzoek van de man te bepalen dat hij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning.
Beoordeling
Het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning
De rechtbank constateert dat beide partijen belang hebben bij gebruik van de echtelijke woning. Zij zijn ieder sociaal gebonden aan (de omgeving van) de echtelijke woning; de vrouw door haar vrijwilligerswerk en de man door de via [een instelling] verkregen proefplaats als vrijwilliger bij de bibliotheek. Partijen verkeren in gelijke financiële omstandigheden, die het hen moeilijk zal maken op korte termijn andere woonruimte te vinden. Evenmin is gebleken dat het voor één van partijen op korte dan wel redelijke termijn, met zijn/haar woonpas, mogelijk zal zijn om andere, al dan niet tijdelijke woonruimte te verkrijgen, dan wel dat één van hen zal kunnen beschikken over een andere verblijfsmogelijkheid bij bijvoorbeeld familie, vrienden of kennissen. Ook anderszins is niet gebleken van concrete feiten of omstandigheden die maken dat de situatie van de ene partij anders is dan die van de andere partij. De rechtbank gaat er dus van uit dat partijen beiden evenveel belang hebben bij het gebruik van de echtelijke woning.
Hetgeen hiervoor is overwogen, maakt dat de rechtbank voorts zal onderzoeken of één van partijen er - een groter - belang bij heeft dat zij/hij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning met bevel dat de ander die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
De vrouw heeft haar - door de man betwiste - stelling dat zij sinds jaren door de man met name geestelijk wordt mishandeld en dat zij bang is dat de agressieve wijze waarop de man haar bejegent zal omslaan in fysiek geweld, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de vrouw heeft gesteld dat zij de situatie voor haar dochters heeft volgehouden, maar dat niet, dan wel onvoldoende concreet, is gebleken dat de vrouw sinds juli 2006 - toen ook haar jongste dochter uit huis is gegaan - stappen heeft ondernomen om de door haar geschetste situatie te veranderen. Evenmin is voldoende gebleken dat er thans sprake is van een - hoofdzakelijk aan één van partijen te wijten - onhoudbare situatie. Partijen verblijven in hun eigen kamer en eten apart en hebben klaarblijkelijk een situatie gecreëerd waarin zij met een minimum aan contact met elkaar, beiden nog - tijdelijk - in de echtelijke woning kunnen verblijven. Hoewel wordt onderkend dat het belastend voor partijen is dat zij samen de woning gebruiken, leidt het vorenstaande er toe dat de bezwaren van partijen - en met name die van de vrouw - tegen het voor de duur van de echtscheidingsprocedure gezamenlijk gebruiken van de echtelijke woning, niet zodanig zwaarwichtig zijn dat één van de echtgenoten (gezien hun beider belang om in de woning te verblijven) het uitsluitend gebruiksrecht van de echtelijke woning toekomt waardoor aan de andere echtgenoot de toegang tot de woning zal moeten worden ontzegd.
De rechtbank zal dus zowel het verzoek van de vrouw als dat van de man tot bepaling dat zij/hij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning (en inboedel) met bevel dat de ander die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden, afwijzen.
De proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
wijst af de verzoeken van zowel de vrouw als de man;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Cats, bijgestaan door mr. E.N.A. Wooning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2009.