ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ8190

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/3418
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.D.J. van Reenen-Stroebel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake subsidievaststelling ESF-EQUAL-project

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 10 september 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van [A] BV, in het kader van een geschil met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het verzoek was gericht tegen het besluit van 18 juni 2009, waarbij het bezwaar van verzoekster tegen een eerder besluit van 28 april 2009 ongegrond was verklaard. Dit laatste besluit betrof de vaststelling van de ESF-EQUAL-projectsubsidie voor het project 2004/EQC/0020, dat was vastgesteld op een bedrag van € 119.780,--. Verweerder had een aantal kosten niet subsidiabel geacht, ondanks de goedkeurende accountantsverklaring die was afgegeven. De voorzieningenrechter overwoog dat het voorhanden zijn van een goedkeurende accountantsverklaring de verplichtingen van verweerder om te controleren of aan de subsidievoorwaarden was voldaan, niet uitsloot. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat verzoekster niet had aangetoond dat zij aan de voorwaarden voldeed en er geen aanleiding was om in de hoofdzaak te beslissen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig was en niet bindend in de bodemprocedure. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3
Reg.nr.: AWB 09/3418 BESLU
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[A] BV, gevestigd te [plaats], verzoekster,
ter zake van het besluit van 18 juni 2009 van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder, waarbij het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 28 april 2009 ongegrond is verklaard. Bij het besluit van 28 april 2009 heeft verweerder de ESF-EQUAL-projectsubsidie (actie 2/3) inzake project 2004/EQC/0020 vastgesteld op een bedrag van € 119.780,--.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter aanvankelijk verzocht een voorlopige voorziening te treffen ter zake van het besluit van 28 april 2009. Het verzoek is thans gericht tegen het besluit van 18 juni 2009. Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep ingesteld.
Het verzoek is op 27 augustus 2009 ter zitting behandeld.
Verzoekster werd vertegenwoordigd door [B], bestuurder van de BV.
Voorts is verschenen [C].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [D].
I PROCESVERLOOP
1. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht eveneens te beslissen in de hoofdzaak.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.1 Bij besluit van 12 augustus 2005 heeft verweerder verzoekster, naar aanleiding van de aanvraag van 31 maart 2005, subsidie verleend op grond van de Subsidieregeling ESF-EQUAL 2004 (Stcrt. 2004, 78) (verder: de Regeling) voor het project Start-up simulatie in het onderwijs, thema C, projectnummer 2004/EQC/0020, voor de projectperiode 1 april 2005 tot en met 1 april 2007. De totale projectkosten bedragen € 599.458,--. Verweerder heeft een subsidie verleend van maximaal € 293.300,--.
3.2 Bij brief van 8 mei 2008, ontvangen bij verweerder op 14 mei 2008, heeft verzoekster de einddeclaratie ingediend.
3.3 Op 16 december 2008 heeft de controle van de einddeclaratie plaatsgevonden.
Bij brief van 28 januari 2009 heeft verweerder verzoekster een overzicht van de feitelijke bevindingen toegezonden en verzoekster verzocht binnen twee weken na dagtekening van die brief nadere informatie in te zenden.
3.4 Verweerder heeft bij brief van 27 maart 2009 verzoekster het voornemen kenbaar gemaakt tot vaststelling van de subsidie. Van de door verzoekster de opgevoerde projectkosten ad € 635.545,-- wordt vooralsnog € 394.971,-- niet subsidiabel geacht. Dit betekent dat projectkosten worden vastgesteld op € 240.574,--. De ESF-EQUAL-subsidie bedraagt dan € 120.287,--. In verband met reeds ontvangen voorschotten ad € 234.640,-- dient verzoekster € 114.353,-- terug te betalen.
3.5 Verzoekster heeft bij brief van 6 april 2009 een zienswijze ingediend.
3.6 Verzoekster heeft bij brief van 6 april 2009 bezwaar gemaakt tegen het niet nemen van een besluit tot vaststelling van de subsidie. Voorts heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen (AWB 09/2966 BESLU). Dit verzoek is naar aanleiding van het besluit van 28 april 2009 ingetrokken.
3.7 Bij besluit van 28 april 2009 heeft verweerder in verband met eerdergenoemd project, voor de projectperiode (actie 2/3) 1 april 2005 tot en met 31 december 2007 de subsidiabele projectkosten actie 2/3 vastgesteld op € 239.560,-- en de ESF-EQUAL-subsidie (actie 2/3) vastgesteld op € 119.780,--. In verband met reeds ontvangen voorschotten ad € 234.640,-- dient verzoekster € 114.860,-- terug te betalen.
3.8 Bij brief van 6 mei 2009 heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 april 2009. Voorts heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen (AWB 09/3418 BESLU).
3.9 Bij besluit van 18 juni 2009 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
3.10 Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Het eerder ingediende verzoek om een voorlopige voorziening wordt gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de subsidievaststelling gehandhaafd op grond van de stelling dat verzoekster op een aantal punten niet heeft voldaan aan de administratievoorschriften, neergelegd in artikel 14 van de Regeling.
5. Niet in geschil is hetgeen verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen met betrekking tot de BTW, de positieve correctie met betrekking tot de accountantskosten en het abusievelijk verwerkte voorschot in de einddeclaratie.
Verzoekster heeft hetgeen verweerder heeft overwogen met betrekking tot de overige kostenposten betwist. Voorts stelt zij zich op het standpunt dat verweerder de einddeclaratie had moeten vaststellen, nu deze is voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring conform artikel 17, vierde lid, van de Regeling.
6. Bij brief van 9 juli 2009 heeft verweerder medegedeeld bereid te zijn om de invordering van terug te betalen bedragen op te schorten tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.
7.1 In artikel 14 van de Regeling zijn voorschriften neergelegd waaraan de subsidieontvanger moet voldoen bij het vastleggen van gegevens in zijn administratie.
Ingevolge artikel 14, vijfde lid, van de Regeling biedt de administratie voldoende mogelijkheden voor een goede accountantscontrole op de juiste naleving van de subsidievoorwaarden.
7.2 Ingevolge artikel 17, vierde lid, van de Regeling is de einddeclaratie voorzien van een verklaring van een accountant. De verklaring van de accountant is gebaseerd op een controle die is uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage 1 van deze regeling voorgeschreven controle- en accountantsprotocol.
8.1 De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat ter zitting van de kant van verweerder is medegedeeld dat thans niet de Staatssecretaris, maar de Minister bevoegd is tot het nemen van besluiten ter zake. Verweerder dient in beroep nader te bezien of het bestreden besluit bevoegd is genomen. Indien sprake is van een bevoegdheidsgebrek, kan de bevoegde bewindspersoon het bestreden besluit alsnog voor zijn rekening nemen. In verband hiermee ziet de voorzieningenrechter, zoals onder rechtsoverweging 1 is vermeld, geen aanleiding onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter ziet voorts geen aanleiding reeds op grond hiervan een voorlopige voorziening te treffen.
8.2.1 Bij besluit van 12 augustus 2005 is als voorwaarde opgenomen dat verzoekster de bij en krachtens de Regeling gestelde verplichtingen dient na te komen en dat de in de Handleiding projectadministratie ESF-EQUAL 2004 (hierna: de HPA) opgenomen vereisten moeten worden nageleefd. Niet in geschil is dat verzoekster bekend was met de aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden.
8.2.2 De voorzieningenrechter overweegt dat er geen voorschrift of beginsel van behoorlijk bestuur bestaat op grond waarvan verweerder periodiek zou moeten controleren of de subsidievoorwaarden nog worden nageleefd. Verzoekster kon er niet op vertrouwen dat de administratie wel in orde was op grond van het feit dat de Administratieve Organisatie/Interne Controle (hierna: AO/IC) door de projectaccountant was goedgekeurd.
8.2.3 De voorzieningenrechter overweegt dat de einddeclaratie is voorzien van een Accountantsverklaring Subsidieverklaring ESF-EQUAL 2004 van Hamilton accountants van mei 2008, waarbij goedkeuring is verleend aan de ingediende einddeclaratie met bijlagen, met uitzondering van de door verzoekster opgevoerde kosten van wetenschappelijk onderzoek door de Universiteit van Tilburg en de, te laag ingeschatte, accountantskosten.
Uit die verklaring blijkt voorts dat de administratie onoverzichtelijk was, waardoor de accountant veel aanvullende werkzaamheden heeft moeten verrichten om tot zijn oordeel te komen.
8.2.4 Verweerder heeft een aantal posten, die niet zijn uitgezonderd bij de goedkeurende accountantsverklaring, niet subsidiabel geacht.
Het voorhanden zijn van een goedkeurende accountantsverklaring laat de verplichtingen van verweerder om vast te stellen of aan de aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden is voldaan, onverlet.
8.2.5 Vanwege de gebreken in de administratie heeft verweerder verzoekster in de gelegenheid gesteld met behulp van andere documenten of anderszins alsnog aan te tonen dat is voldaan aan de aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden. Vastgesteld moet worden dat verzoekster van de geboden herstelmogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt.
Voor zover verzoekster meent dat zij niet kon voldoen aan het in de HPA neergelegde vereiste met betrekking tot het paraferen van de opgevoerde uren overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende. Verzoekster heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen het besluit van 12 augustus 2005, zodat de daarin neergelegde verplichting tot naleving van de HPA in rechte vast staat. Niet gebleken is dat verzoekster tijdig met verweerder contact heeft gezocht om tot een oplossing te komen op dit punt. Dit dient voor rekening van verzoekster te komen.
8.2.6 Verweerder heeft, gelet op het vorenstaande, de subsidie terecht vast gesteld op € 119.780,--. Niet gebleken is dat verweerder niet in redelijkheid tot terugvordering van hetgeen onverschuldigd is betaald heeft kunnen overgaan.
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
II BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier A.J. Faasse - van Rossum.
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.