Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 8 september 2009,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 343367 / KG ZA 09-985 van:
de stichting Christelijke Woonstichting Vidomes,
gevestigd te Delft,
eiseres,
advocaat mr. E. de Ruiter te Rotterdam,
1. [gedaagde A.],
2. [gedaagde B.]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden,
advocaat mr. J.C. Zevenberg te Rijswijk.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 31 augustus 2009 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. (Een rechtsvoorgangster van) eiseres verhuurt sinds 25 september 1998 de ééngezinswoning gelegen aan het [adres] (hierna: de woning) aan gedaagde sub 1. Thans bewonen gedaagden de woning met hun vier kinderen en drie honden.
1.2. In de brief van 29 mei 2008 heeft eiseres aan gedaagden medegedeeld dat er diverse mensen in de woonomgeving van gedaagden aan eiseres hebben laten weten dat zij hinder ondervinden van de blaffende honden van gedaagden. Gedaagden worden uitgenodigd voor een gesprek op 10 juni 2008 op het kantoor van eiseres om de klachten persoonlijk te bespreken.
1.3. Gedaagden hebben in reactie op de onder 1.2 genoemde brief hun visie op de klachten uit de buurt uiteengezet in de brief aan eiseres van 12 juni 2008.
1.4. Bij brief van 17 juni 2008 heeft eiseres gedaagden opnieuw uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek op het kantoor van eiseres op 24 juni 2008, omdat het geplande gesprek van 10 juni 2008 geen doorgang heeft gevonden.
1.5. In de brief van 25 juli 2008 heeft eiseres aan gedaagden onder meer uiteen gezet welke overlast gedaagden volgens eiseres veroorzaken, te weten blaffende honden in de tuin van gedaagden, bedreigingen naar omwonenden, ruzies en camera's aan de gevel van de woning. Tevens wordt aangegeven dat eiseres verwacht dat gedaagden gehoor geven aan deze klachten en dat zij zullen stoppen met het veroorzaken van de overlast.
1.6. Bij brief van 5 augustus 2008 heeft de advocaat van eiseres gedaagden voor de laatste maal gesommeerd de door hen veroorzaakte overlast definitief te beëindigen. In deze brief wordt tevens aangegeven dat indien gedaagden geen gehoor geven aan de sommatie en opnieuw klachten binnenkomen over door hen veroorzaakte overlast eiseres rechtsmaatregelen zal treffen.
1.7. Op verzoek van eiseres heeft [naam rapporteur] van de politie Haaglanden, bureau Ypenburg/ Leidschenveen en voormalig wijkagent, een rapportage opgesteld gedateerd 1 september 2008. In dit rapport is onder meer vermeld :
"Uit vorenstaande blijkt dat de problematiek vanuit [adres] niet alleen complex van aard is, maar dat ook de openbare orde in de straat en omgeving in het geding is. Gezien de aard van de problematiek is bemiddeling tussen betrokkenen vanuit politiezijde niet meer mogelijk.
De politie ervaart de huidige situatie als uitzichtloos.
De politie kan alleen nog maar reageren op strafbare feiten, maar de opsporing daarvan wordt bemoeilijk omdat bewoners niet "durven"te verklaren tegen de bewoners [adres]."
1.8. Op 27 maart 2009 heeft er een bemiddelingsgesprek op het kantoor van eiseres plaatsgevonden, waarbij onder meer gedaagde sub 2 en zijn advocaat, mevrouw [C.] namens eiseres, de achterbuurman de heer [D.] en de wijkagent aanwezig waren. Dit gesprek is vroegtijdig geëindigd.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Eiseres vordert - zakelijk weergegeven - ontruiming van de woning, met machtiging de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen indien gedaagden in gebreke blijven aan een veroordelend vonnis te voldoen, alsmede gedaagden te veroordelen in de proceskosten.
2.2. Daartoe voert eiseres het volgende aan. Gedaagden veroorzaken structurele overlast in de buurt. Zo veroorzaken de drie honden van gedaagden veel geluidsoverlast en gedragen gedaagden zich intimiderend en agressief naar omwonenden. Eiseres heeft gedaagden meerdere malen gesommeerd een einde te maken aan de door hen veroorzaakte overlast, maar gedaagden ontkennen dat zij overlast veroorzaken. Het is niet mogelijk om met gedaagden in gesprek te komen om zo een oplossing voor het probleem te vinden. Nadat het bemiddelingsgesprek van 27 maart 2009 ook niet heeft geleid tot oplossing van het geschil, rest eiseres geen andere mogelijkheid dan een procedure te entameren teneinde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te vorderen. Van de omwonenden kan niet worden verwacht dat zij nog langer met de overlast moeten leven. Eiseres heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen, omdat zij bang is dat de situatie in de wijk zal escaleren.
2.3. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Ten aanzien van de ontruiming van de woning wordt vooropgesteld dat in het kader van een beoordeling in kort geding een onverwijlde ontruiming van een gehuurde woning in beginsel slechts gerechtvaardigd is indien zich aan de zijde van de verhuurder, in dit geval eiseres, bijzondere omstandigheden voordoen die zodanig zijn dat in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Een toewijzende ontruiming in een kort geding is immers een diep ingrijpende maatregel in het woonrecht van een huurder, in dit geval gedaagden, en zal in de praktijk een definitief karakter hebben. Naar voorlopig oordeel zijn zodanige bijzondere omstandigheden onder meer aanwezig indien er sprake is van ernstige en structurele overlast.
3.2. Gedaagden hebben uitdrukkelijk betwist dat zij (structureel) overlast veroorzaken. Volgens gedaagden zijn het alleen de directe achterburen de familie [D.] en de familie [E.] die geklaagd hebben over overlast van de honden. Gedaagden betwisten dat zij de honden uitlaten in de tuin en dat de honden de hele dag in de tuin zijn. Volgens gedaagden intimideren zij niet de buurtbewoners, maar is het de familie [D.] die de buurt "terroriseert" en gedaagden en hun kinderen bedreigt.
3.3. De standpunten van partijen staan lijnrecht tegenover elkaar. Het is de voorzieningenrechter duidelijk dat de verhouding tussen gedaagden en in ieder geval de directe achterburen de familie [D.] en de familie [E.] ernstig verstoord is en dat er verschillende zaken tussen hen zijn voorgevallen. Zo heeft de heer [D.] op 8 februari 2008 een steen door de ruit bij gedaagden gegooid, wat eiseres overigens ook niet ontkent.
Gezien de uiteenlopende standpunten van partijen en de door hen overgelegde verklaringen van buurtbewoners over hetgeen zich in de buurt tussen gedaagden en met name de directe achterburen van gedaagden afspeelt en in het verleden heeft afgespeeld en wat daarvan de consequentie moet zijn, kan niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid een antwoord worden gegeven op de vraag of gedaagden door middel van hun gedrag ernstige en structurele overlast veroorzaken. Bewijs door middel van getuigen of anderszins zou nodig zijn op dit punt, hetgeen het kader van dit kort geding te buiten gaat.
3.4. Bij deze stand van zaken is er onvoldoende grond om de gevraagde voorzieningen te kunnen toewijzen. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging dat zij (nogmaals) in overleg treden teneinde te zoeken naar een oplossing voor de in de buurt gerezen problemen. Het is van belang dat de direct omwonenden van gedaagden en zo mogelijk ook de wijkagent hierin betrokken worden. Gedaagden hebben ter zitting verklaard mee te willen werken aan het vinden van een oplossing voor de tussen hen en de directe achterburen de familie [D.] en de familie [E.] gerezen problemen en dat zij openstaan voor overleg. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat gedaagden deze toezegging gestand zullen doen en hierbij een welwillende houding zullen (blijven) innemen. Daarbij wordt nog opgemerkt dat het eiseres vanzelfsprekend vrij staat ontbinding in een bodemprocedure, mét de bewijsmogelijkheden die aan zodanige procedure inherent zijn, aan de orde te stellen.
3.5. Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- wijst af de vorderingen;
- veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagden begroot op € 1.078,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 262,-- aan griffierecht, welke kosten op de voet van artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moeten worden betaald aan de griffier van deze rechtbank.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op
8 september 2009.