ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ9578

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
346917 - KG ZA 09-1187
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om incidenteel verlof voor crematie van moeder door directeur van penitentiaire inrichting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 september 2009 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door eiseres, die in voorlopige hechtenis verbleef. Eiseres had verzocht om incidenteel verlof om de crematie van haar moeder bij te wonen, maar dit verzoek was door de directeur van de penitentiaire inrichting afgewezen. De directeur had aangegeven dat er een risico op suïcide bestond en dat bewaking tijdens het verlof noodzakelijk was, waardoor onbegeleid verlof niet mogelijk was. Eiseres had eerder suïcidepogingen gedaan en haar psychische toestand was onderwerp van onderzoek in een lopende strafzaak. De voorzieningenrechter oordeelde dat de directeur in redelijkheid het verzoek had kunnen afwijzen, gezien de risico's die aan het verlenen van onbegeleid verlof verbonden waren. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat het suïciderisico was afgenomen. De rechter concludeerde dat de vordering van eiseres moest worden afgewezen en dat zij de kosten van het geding moest vergoeden. De uitspraak benadrukt de afweging tussen de rechten van gedetineerden en de verantwoordelijkheden van de penitentiaire inrichting om de veiligheid te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 7 september 2009,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 346917 / KG ZA 09-1187 van:
[eiseres]
verblijvende [locatie detentie-instelling]
eiseres,
advocaat mr. G.J. van Oosten te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden, (Ministerie van Justitie, meer in het bijzonder de directeur van de [locatie P.I.] alsmede de officier van justitie te Haarlem),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.
1. Het procesverloop
Eiseres heeft gedaagde op 7 september 2009 doen dagvaarden om op 7 september 2009 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld. Het vonnis is spoedshalve op 7 september 2009 uitgesproken. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 7 september 2009 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Eiseres verblijft momenteel in voorlopige hechtenis omdat zij ervan wordt verdacht op 5 september 2008 twee levensdelicten in de familiesfeer te hebben gepleegd. Na het plegen van deze delicten heeft eiseres vervolgens een suïcidepoging gedaan.
2.2. De strafzaak (parketnummer [0000000] is op 12 augustus 2009 door de rechtbank Haarlem voor onbepaalde tijd aangehouden en terugverwezen naar de rechter-commissaris voor het verrichten van een (nader) onderzoek naar de persoon van eiseres.
2.3. Op 2 september 2009 heeft eiseres de [locatie detentie-instelling] (hierna: de P.I.) om incidenteel verlof verzocht op grond van artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) teneinde afscheid te kunnen nemen van haar moeder. Vervolgens heeft de P.I. dit verzoek ter advisering aan de officier van justitie te Haarlem (hierna: de officier van justitie) voorgelegd. De officier van justitie heeft de P.I. (telefonisch) bericht dat geen bezwaar bestaat tegen het onder bewaking nemen van afscheid, maar dat gelet op de contra-indicaties in de strafzaak en de geïnteresseerdheid van derden er wel bezwaar bestaat tegen het verlenen van onbegeleid verlof.
2.4. Op 2 september 2009 is de moeder van eiseres overleden.
2.5. Bij brief van 3 september 2009 heeft eiseres zowel Bureau Selectie en Detentiebegeleiding (hierna: BSD) als de directeur van de P.I. om incidenteel verlof verzocht teneinde de crematie van haar moeder te kunnen bijwonen. Nadat de BSD afwijzend op dat verzoek had beslist, heeft eiseres diezelfde dag bij brief de officier van justitie verzocht om op de dag van de crematie de inrichting te mogen verlaten hetzij onbegeleid hetzij dat door de officier van justitie op die dag in begeleiding wordt voorzien.
2.6. Bij brief van 4 september 2009 heeft de directeur van de P.I. eiseres, voor zover relevant, bericht:
"(...)
In navolging van het gesprek d.d.03-09-2009 tussen u, een medewerker BSD en een PIW-er, laat ik u het volgende weten.
(...)
Ik heb, na beoordeling van terzake uitgebrachte rapporten en adviezen, positief beslist op uw verzoek. U heeft toestemming gekregen om onder bewaking van Dienst Vervoer en Ondersteuning afscheid te nemen voorafgaand aan de crematie.
U heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat u geen afscheid wilt nemen voorafgaand aan de crematie, u heeft aangegeven dat u het van belang vindt om aanwezig te zijn bij de crematie. Gelet op de vereiste beveiliging is dit uitgesloten. Het DV&O protocol geeft aan dat het bijwonen van een uitvaart niet door het personeel beveiligd wordt. Gelet op de regelgeving omtrent het tijdelijk verlaten inrichting geeft de directeur geen toestemming om u een dag verlof toe te kennen voor het bijwonen van de crematie.
(...)."
2.7. Eiseres is voornemens bij de beklagcommissie beklag in te dienen tegen de door de directeur van de P.I. genomen beslissing.
2.8. De crematie van de moeder van eiseres zal plaatsvinden op 8 september 2009 om 13.00 uur te [plaats A.].
3. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
3.1. Eiseres vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te gelasten dat eiseres in de gelegenheid wordt gesteld om door middel van (al dan niet begeleid) incidenteel verlof de crematie van haar moeder bij te wonen.
3.2. Daartoe voert eiseres het volgende aan.
Het verzoek van eiseres tot het verlenen van incidenteel verlof teneinde de crematie van haar moeder bij te wonen is ten onrechte afgewezen op grond van de algemene formulering dat de veiligheid van het personeel bij de crematieplechtigheid niet kan worden gewaarborgd. Eiseres is een vrouw van 64 jaar oud die bovendien geen enkel gevaar voor vlucht vormt, zoals ook blijkt uit het feit dat vluchtgevaar niet is opgenomen als grond voor de voorlopige hechtenis. Eiseres zou derhalve ook onbegeleid de crematie kunnen bijwonen. Gelet op de persoon van eiseres en de bescheiden aard van de plechtigheid valt niet in te zien waarom in dit geval de veiligheid van het personeel niet gewaarborgd kan worden en waarom om die reden het verzoek van eiseres om incidenteel verlof afgewezen is. Gedaagde handelt hiermee onrechtmatig jegens eiseres. Hoewel eiseres voornemens is om bij de beklagcommissie een beklag in te dienen over de door de directeur van de P.I. genomen beslissing, kan deze beklagprocedure echter niet worden afgewacht nu de crematie reeds op 8 september 2009 zal plaatsvinden.
3.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde jegens haar onrechtmatig handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vordering gegeven. Hoewel op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) tegen een afwijzende beslissing van de directeur van de P.I. beklag bij de beklagcommissie mogelijk is en daarna ingevolge artikel 69 Pbw beroep mogelijk is bij de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, kent deze rechtsgang echter niet de mogelijkheid van een voorlopige voorziening op de gewenste korte termijn. Nu de stelling van eiseres is dat de beslissing van de directeur van de P.I. onrechtmatig is en haar thans geen andere mogelijkheden ten dienste staan om daarin spoedig verandering te brengen, dient zij in deze vordering ontvangen te worden. Gedaagde heeft dit ook niet bestreden.
4.2. Kern van het geschil betreft de vraag of de directeur van de P.I. in redelijkheid afwijzend heeft kunnen beslissen op het verzoek van eiseres om de crematie van haar moeder op 8 september 2009 om 13.00 uur bij te wonen.
4.3. Ingevolge artikel 24 lid 1 van de Regeling kan incidenteel verlof onder meer worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een ouder van een gedetineerde. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het bezoek kan bestaan in het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium. Op grond van artikel 24 lid 3 van de Regeling is het bijwonen van de uitvaart uitgesloten indien bewaking is aangewezen. Aldus dient de vraag te worden beantwoord of gedaagde terecht de voorwaarde van bewaking bij het verlenen van incidenteel verlof aan eiseres heeft gesteld.
4.4. Eiseres heeft in dit kader gesteld dat met haar huidige medicatie geen acuut suïciderisico meer bestaat. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij inmiddels uit haar zware depressie is en dat geen sprake meer is van de situatie zoals die in het door haar overgelegde artikel uit Elsevier van 11 juli 2009 beschreven staat, te weten dat een forensisch psychiater die haar op 22 september 2008 heeft bezocht een gemaskeerde depressie heeft gesignaleerd en de kans op suïcide door eiseres hoog inschat. Gedaagde heeft de stelling van eiseres gemotiveerd betwist. Volgens gedaagde dient gelet op de persoon van eiseres thans nog steeds rekening te worden gehouden met suïcide, maar ook in - algemene zin - met onttrekking aan de detentie. Er zijn geen stukken door eiseres overgelegd waaruit blijkt dat het suïcidegevaar inmiddels is geweken, aldus gedaagde. In de strafzaak vindt uitvoerig onderzoek naar de psychische gesteldheid van eiseres plaats zodat het verlenen van onbegeleid verlof op dit moment volgens gedaagde onaanvaardbare risico's met zich mee zou brengen.
4.5. Tussen partijen staat niet ter discussie dat in ieder geval medio september 2008 gevaar voor suïcide door eiseres aanwezig was. Eiseres heeft tegenover de betwisting door gedaagde onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het risico op suïcide door eiseres thans geweken is. Gelet op het voorgaande is de vrees van gedaagde dat eiseres zich ten tijde van onbegeleid verlof aan haar detentie zal onttrekken, waaronder in dit verband met name wordt verstaan dat zij suïcide zal plegen, gerechtvaardigd. Geoordeeld wordt dan ook dat bewaking tijdens het incidenteel verlof van eiseres geïndiceerd is. Gedaagde kon derhalve in redelijkheid het verzoek van eiseres om op 8 september 2009 zonder begeleiding of bewaking met incidenteel verlof te gaan afwijzen. Dit brengt mee dat gelet op artikel 24, derde lid van de Regeling het bijwonen door eiseres van de crematie van haar moeder is uitgesloten. Daarbij is van belang dat eiseres door gedaagde de mogelijkheid is geboden om voorafgaand aan de crematie onder begeleiding van Dienst Vervoer en Ondersteuning een bezoek te brengen aan de rouwkamer waar haar moeder is opgebaard, teneinde afscheid van haar moeder te nemen. Eiseres heeft wegens haar moverende redenen van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden afgewezen. Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.078,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 262,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2009.