ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ9580

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/18513
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • G.W.S. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake tijdige besluitvorming door het COA

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 5 oktober 2009 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 5 juni 2009, waarin het beroep van opposante niet-ontvankelijk was verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Opposante had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA). De rechtbank overweegt dat er in dit geval geen wettelijke beslistermijn was vastgesteld, waardoor de redelijke termijn uit artikel 4:13 Awb normatief is. De gemachtigde van opposante heeft betoogd dat van verweerder verwacht mocht worden dat hij binnen een redelijke termijn, korter dan de uiterste beslistermijn van acht weken, een beschikking zou geven. De rechtbank concludeert dat de periode van acht weken niet als minimum kan worden beschouwd, maar als een maximum. Gelet op de omstandigheden van de zaak, oordeelt de rechtbank dat het beroep niet prematuur was en dat de eerdere niet-ontvankelijk verklaring onterecht was. Het verzet wordt gegrond verklaard, en de rechtbank zal het onderzoek voortzetten in de stand waarin het zich bevond, met een beslissing over de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 09 / 18513
Uitspraak ingevolge artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van de enkelvoudige kamer voor verzetzaken van 5 oktober 2009
in de zaak van:
[opposante],
geboren op [geboortedatum], van Iraakse nationaliteit,
opposante,
gemachtigde: mr. J.J. Wedemeijer, advocaat te Alkmaar,
tegen:
het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA),
geopposeerde, zetelend te Rijswijk.
1. Procesverloop
1.1 Opposante heeft bij brief van 22 mei 2009 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door geopposeerde.
1.2 Bij uitspraak van 5 juni 2009 heeft de rechtbank het beroep van opposante met toepassing van artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Tegen deze uitspraak heeft opposante bij brief van 15 juni 2009, per fax ter griffie ontvangen op 17 juni 2009, verzet gedaan. Hierbij heeft opposante aangegeven het verzet mondeling te willen toelichten.
1.4 De rechtbank heeft geopposeerde bij brief van 26 juni 2009 in kennis gesteld van het gedane verzet.
1.5De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 21 september 2009. Opposante is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1 In verzet heeft opposante, samengevat, bestreden dat het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag prematuur is geweest. Er diende op zeer korte termijn duidelijkheid te komen over de financiering van de contra-expertise voor documentenonderzoek waarvan het evident was dat deze in de besluitvormingsfase werd overgelegd. Het is immers ingevolge vaste jurisprudentie slechts mogelijk een expertise materieel te weerleggen door middel van concrete aanknopingspunten neergelegd in een contra-expertise. Er dient binnen twee weken na het voornemen, voor het indienen van de zienswijze, een definitieve opdracht voor een contra-expertise te zijn gedaan. Verweerder zou in zaken als de onderhavige binnen een week moeten beslissen.
2.2 De rechtbank oordeelt als volgt.
2.3 In deze procedure beperkt het geschil zich tot de vraag of deze rechtbank en nevenzittingsplaats het beroep van opposante bij uitspraak van 5 juni 2009 terecht en op goede gronden met toepassing van artikel 8:54 Awb niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4 Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de in het eerste lid bedoelde redelijke termijn in ieder geval is verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in artikel 4:14 Awb heeft gedaan.
2.5 De rechtbank overweegt dat nu in het onderhavige geval een wettelijke beslistermijn ontbreekt de redelijke termijn uit artikel 4:13 Awb normatief is. Gemachtigde van opposante heeft gemotiveerd aangegeven dat in onderhavig concreet geval van verweerder mocht worden verwacht een beschikking te geven binnen een redelijke termijn die korter is dan de uiterste beslistermijn van acht weken. Ingevolge de wet is bij de beoordeling van wat de redelijke beslistermijn is de periode van acht weken niet een minimum, maar een maximum. Gelet op de door opposante in casu beschreven omstandigheden volgt de rechtbank opposante in haar, door verweerder onbetwiste, stellingname dat geen prematuur beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op de aanvraag.
2.6 Het beroep is derhalve ten onrechte met toepassing van artikel 8:54 Awb niet-ontvankelijk verklaard.
2.7 Het verzet zal gegrond worden verklaard. Het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond waarbij tevens een beslissing over de kosten van de verzetprocedure zal worden genomen.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.S. de Groot, rechter, en op 5 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.