ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0276

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
343569 / KG ZA 09-996
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.F.M. Hofhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar Polen; eindvonnis in kort geding met betrekking tot detentiegeschiktheid

In deze zaak, die op 3 september 2009 door de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om een kort geding waarin de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.G.J. Knoops, een vordering had ingediend tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), vertegenwoordigd door advocaat mr. R.W. Veldhuis. De zaak betrof de overlevering van de eiser aan Polen, waarbij de rechtbank eerder een tussenvonnis had uitgesproken op 25 augustus 2009. In dat tussenvonnis was de beslissing op onderdelen van de vordering afhankelijk gesteld van de uitkomsten van een psychiatrisch onderzoek bij de eiser. De eiser was echter niet verschenen voor dit onderzoek, ondanks de mogelijkheid die hem was geboden. De rechtbank oordeelde dat de redenen die de eiser had opgegeven voor zijn afwezigheid niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen sprake was van overmacht. Hierdoor kon het beoogde onderzoek niet plaatsvinden, wat leidde tot de conclusie dat de resterende onderdelen van de vordering niet konden worden toegewezen. De rechtbank wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem in de kosten van het geding, die op € 1.078,-- werden begroot. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken op 3 september 2009.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 3 september 2009,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 343569 / KG ZA 09-996 van:
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. G.G.J. Knoops te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. R.W. Veldhuis te Den Haag.
1. Het procesverloop
In dit kort geding is op 25 augustus 2009 een vonnis uitgesproken dat deels een eindvonnis is en deels een tussenvonnis. Daarna heeft de advocaat van eiser een fax van 28 augustus 2009 aan de rechtbank gezonden, waarop de advocaat van gedaagde heeft gereageerd met een fax van 31 augustus 2009. De griffier van de rechtbank heeft, met een fax van 1 september 2009, aan de advocaten bericht dat naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter de zaak, voor zover nog aanhangig, rijp is voor een eindvonnis. Partijen is de gelegenheid gegeven te reageren op deze voorlopige zienswijze. Vervolgens heeft de rechtbank van elk van de advocaten een fax van 1 september 2009 ontvangen, met dien verstande dat de fax van de zijde van gedaagde afkomstig is van een kantoorgenoot van diens advocaat. Hierop is de datum voor dit vonnis bepaald op heden, 3 september 2009.
2. De nadere beoordeling van het geschil
2.1. In het vonnis van 25 augustus 2009 is al beslist op de onderdelen (1) en (3) van de vordering. Aan de orde zijn dus nog de onderdelen (2) en (4). De beslissing op deze beide onderdelen is afhankelijk gesteld van de uitkomsten van een psychiatrisch (en eventueel ook psychologisch) onderzoek bij eiser. Voorwaarde hiervoor was dat eiser zich binnen twee dagen na de betekening van bedoeld vonnis bij gedaagde zou melden.
2.2. Blijkens de fax van 28 augustus 2009 van zijn advocaat heeft eiser zich niet gemeld bij gedaagde en is hij – om in die fax opgegeven redenen – ook niet van plan dit te doen. Dit betekent dat de onder 2.1, slot, vermelde voorwaarde niet is vervuld en dat het beoogde onderzoek niet kan plaatsvinden. Opmerking verdient hierbij dat de door eiser opgegeven redenen niet door enig (nader) bewijsstuk zijn gestaafd, zodat niet – met de hier vereiste mate van aannemelijkheid – kan worden vastgesteld dat er op dit punt sprake is van overmacht aan eisers zijde.
2.3. Bij gebreke van een onderzoek zoals in het vonnis van 25 augustus 2009 bedoeld, kunnen de nog resterende onderdelen van de vordering niet worden toegewezen. Nu een (deugdelijke) medische beoordeling ontbreekt, is er geen grond voor het (voorlopige) oordeel dat klemmende medische redenen eraan in de weg staan dat hij, overeenkomstig de onherroepelijke uitspraak van 22 juli 2009 van de rechtbank Amsterdam, wordt overgeleverd aan Polen. De onderdelen (2) en (4) van eisers vordering dienen dus te worden afgewezen.
2.4. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van dit geding.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde onder (2) en (4) af;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.078,--, waarvan € 262,-- aan salaris advocaat en € 816,-- aan griffierecht;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en in het openbaar uitgesproken op
3 september 2009.