ECLI:NL:RBSGR:2009:BK1042

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
321366 - FA RK 08-7981
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontkenning vaderschap in familierechtelijke procedure met Somalisch recht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 juni 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot ontkenning van het vaderschap. De moeder van het kind verzocht de rechtbank om de ontkenning van het vaderschap van de man, die in de geboorteakte als vader was opgenomen, gegrond te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man sinds september 2005 met elkaar zijn gehuwd, maar dat het huwelijk op 2 september 2008 is ontbonden. Het kind is op 22 augustus 2008 geboren. De moeder heeft gesteld dat de man niet de biologische vader is, maar dat dit de heer A is, en heeft een rapport van vaderschapsonderzoek overgelegd waaruit blijkt dat met 99,999% zekerheid is aangetoond dat de heer A de biologische vader is.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de moeder haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft verder overwogen dat, op basis van het Somalisch recht, het vaderschap van de man niet kan worden ontkend, omdat het kind als onwettig wordt aangemerkt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man, hoewel hij in de geboorteakte als vader is opgenomen, niet de juridische vader van het kind is. Hierdoor heeft de moeder geen belang bij haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap.

De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen en uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak is behandeld op 18 mei 2009, waarbij de moeder, haar advocaat, de biologische vader en de bijzonder curator aanwezig waren. De ambtenaar van de burgerlijke stand was ook aanwezig. De rechtbank heeft de relevante Somalische wetgeving in overweging genomen en vastgesteld dat de juridische positie van het kind niet verandert door de erkenning van het vaderschap door de man, omdat het kind als onwettig wordt aangemerkt volgens Somalisch recht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 08-7981
Zaaknummer: 321366
Datum beschikking: 29 juni 2009
Ontkenning vaderschap
BESCHIKKING op het op 23 september 2008 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekster],
de moeder,
wonende te [plaats A],
advocaat mr. F. Arslan te 's-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[belanghebbende],
de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
en
[de minderjarige],
het kind,
wonende te [plaats A],
in rechte vertegenwoordigd door mr. H.D. Gelderloos, advocaat te 's-Gravenhage, in de hoedanigheid van bijzonder curator.
Als informant wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,
zetelende te 's-Gravenhage,
hierna: de ambtenaar.
Feiten
* De moeder en de man zijn sinds in september 2005 te Somalië met elkaar gehuwd. Het huwelijk is op 2 september 2008 door echtscheiding ontbonden.
* Op 22 augustus 2008 is uit de moeder geboren: [de minderjarige]. De man is in de geboorteakte opgenomen als de vader van het kind. De moeder heeft de geboorte bij de ambtenaar aangegeven.
* Het kind komt niet voor in het gezagsregister van deze rechtbank.
* De moeder en het kind hebben een onbekende nationaliteit.
Procedure
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank de ontkenning van het vaderschap van de man ten aanzien van het kind door de moeder, gegrond verklaart, kosten rechtens.
Bij beschikking d.d. 3 november 2008 van deze rechtbank is mr. H.D. Gelderloos voornoemd tot bijzonder curator over het kind benoemd.
Op 5 december 2008 is het verweerschrift van de bijzonder curator ingekomen.
Ingekomen is een brief d.d. 13 maart 2009 van de zijde van de moeder. Als bijlage bij deze brief gaat een rapport van vaderschapsonderzoek d.d. 6 januari 2009 opgemaakt door Verilabs Nederland B.V. te Leiden (hierna: Verilabs).
Ingekomen is voorts een brief d.d. 16 april 2009 van de bijzonder curator.
Op 18 mei 2009 is de zaak ter terechtzitting behandeld.
Hierbij zijn verschenen: de moeder, vergezeld van een tolk, haar advocaat en de biologische vader van het kind, [de heer A], en de bijzonder curator. De ambtenaar is verschenen in de persoon van J.C. Jansen Verplancke.
De man is openbaar opgeroepen door middel van een advertentie in de op 18 maart 2009 verschenen editie van het dagblad AD/Haagsche Courant, zoals blijkt uit de door de griffier in het dossier gevoegde gegevens van de website http://www.bewijsnummers.nl. De belanghebbende man is evenwel niet verschenen.
Beoordeling
De hiervoor vermelde feiten vinden bevestiging in door de moeder overgelegde bescheiden en staan in rechte vast.
Nu de moeder de gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter gelet op het bepaalde in artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met betrekking tot het onderhavige verzoek rechtsmacht toe.
Op grond van artikel 2 lid 1 jo. artikel 1 lid 1 en 2 van de Wet conflictenrecht afstamming (Wca) wordt de vraag of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man kan worden ontkend, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vader en de moeder ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Ten aanzien van de nationaliteit van de moeder en de man overweegt de rechtbank dat die niet onomstotelijk vaststaat. De rechtbank houdt het er gelet op hetgeen door de vrouw is aangevoerd echter voor dat zij ten tijde van de geboorte van het kind de Somalische nationaliteit hadden. Derhalve is Somalisch recht op het verzoek van toepassing.
Het is de rechtbank bekend dat een kind naar Somalisch recht wettig is als het minstens 180 dagen na de huwelijkssluiting wordt geboren. Een kind dat binnen deze termijn wordt geboren geldt slechts als wettig wanneer het door de echtgenoot van de moeder wordt erkend. Als wettig kind geldt tevens het kind dat geboren wordt binnen de voorgeschreven wachttijd na de gerechtelijke ontbinding van het huwelijk of binnen twaalf maanden vanaf het moment van de onherroepelijke verstoting (talaq) of na het overlijden van de echtgenoot.
Een regeling met betrekking tot onwettige kinderen ontbreekt in het Somalisch recht, zodat overeenkomstig de algemeen geldende verwijzing naar het traditionele islamitische recht, de regels van dat recht worden toegepast. In principe ontstaan er tussen uit het buitenechtelijk geslachtsverkeer stammende kinderen en de echtgenoot van de moeder geen rechtsbetrekkingen. De erkenning van het kind door de echtgenoot van de moeder, waaruit blijkt dat het kind uit een buitenechtelijke verhouding voortkomt, verandert de rechtspositie van het kind niet. Daarentegen geldt het kind als wettig als de erkenning van het vaderschap niet met redenen omkleed is of niet tot uitdrukking brengt dat het kind uit een buitenechtelijke relatie voortkomt.
De moeder beroept zich op artikel 54 van het Somalisch personeel statuut en stelt dat er gedurende een langere periode dan twaalf maanden geen contact tussen haar en de man is geweest, zodat het vermoeden van vaderschap (van de man met betrekking tot het kind) ontkracht is. Voorts stelt zij dat niet de man maar [de heer A] de verwekker van het kind is. Ter staving van deze stelling heeft zij een door Verilabs opgemaakt rapport van vaderschapsonderzoek overgelegd waaruit blijkt dat met 99,999% zekerheid is aangetoond dat [de heer A] de biologische vader van het kind is.
De bijzonder curator heeft aangevoerd dat de hiervoor door de vrouw gestelde termijn door de moeder, volgens Somalisch recht, niet alleen dient te worden gesteld maar ook dient te worden bewezen. Nu een erkenning van het kind door de echtgenoot van de moeder niet heeft plaatsgevonden, staat het juridisch vaderschap van de man in die zin in ieder geval geenszins vast. Echter, gelet op het resultaat van het door de moeder overgelegde vaderschapsonderzoek ligt een ontkenning van het vaderschap van de man wel in de rede, aldus de bijzonder curator.
De man is behoorlijk opgeroepen en niet verschenen.
De ambtenaar heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de man, gelet op het voorgaande, volgens Somalisch recht ten onrechte als de vader van het kind in de geboorteakte is opgenomen. Dientengevolge dient verzocht te worden om verbetering van de geboorteakte ex artikel 1:24, lid 1, BW. [de heer A] kan vervolgens het kind erkennen. Nu [de heer A] een onbekende en de Nederlandse nationaliteit heeft zal het kind door die erkenning ook de Nederlandse nationaliteit verkrijgen.
De rechtbank overweegt als volgt. Naar haar oordeel is er sprake van een huwelijk tussen de moeder en de man en dient het kind, ingevolge Somalisch recht, te worden aangemerkt als onwettig. Dit leidt tot de conclusie dat de man, hoewel hij in de geboorteakte als zodanig is opgenomen, niet de juridische vader van het kind is. De gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap kan -nu de man naar Somalisch recht niet de juridische vader van het kind is- niet aan de orde zijn. De moeder heeft derhalve geen belang bij haar verzoek. Voor de moeder, danwel de ambtenaar, staat de weg open om op grond van respectievelijk artikel 1:24 lid 1, BW of 1:24a BW de geboorteakte van het kind in die zin te (laten) verbeteren. Het verzoek van de moeder tot gegrondverklaring van haar ontkenning
van het vaderschap van de man met betrekking tot het kind zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing:
De rechtbank:
wijst het verzoek van de moeder af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2009 in tegenwoordigheid van V. van den Hoed-Koreneef, griffier.