ECLI:NL:RBSGR:2009:BK1412

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/369
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.D.J. van Reenen-Stroebel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering openbaarmaking documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak heeft eiser, [A], op 24 april 2008 een verzoek ingediend om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) bij de Commandant Koninklijke Marechaussee. Dit verzoek betrof documenten die verband hielden met de beëindiging van de tijdelijke tewerkstelling van zijn echtgenote. De minister van Defensie, als verweerder, heeft op 14 mei 2008 medegedeeld dat de WOB niet van toepassing was op het verzoek van eiser. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bezwaar werd op 6 februari 2009 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar en tegen het besluit van 6 februari 2009.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen belang meer had bij een uitspraak over het uitblijven van een beslissing op bezwaar, omdat verweerder inmiddels een beslissing had genomen. De rechtbank heeft zich vervolgens gericht op de vraag of verweerder terecht de openbaarmaking van de gevraagde documenten heeft geweigerd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van de WOB, maar van een individuele rechtspositionele aangelegenheid. Dit betekent dat de documenten niet openbaar gemaakt hoeven te worden. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 oktober 2009, waarbij de rechtbank de beslissing van verweerder heeft bekrachtigd. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/369 WOB
[A], wonende te [plaats], eiser
en
de minister van Defensie, verweerder.
I PROCESVERLOOP
Eiser heeft op 24 april 2008 een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (verder: WOB) ingediend bij de Commandant Koninklijke Marechaussee.
Bij brief van 14 mei 2008 is namens verweerder aan eiser medegedeeld dat de WOB op zijn verzoek niet van toepassing is.
Tegen deze mededeling heeft eiser op 24 juni 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 1 september 2008 heeft verweerder alsnog een besluit op het verzoek van eiser genomen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 1 oktober 2008 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 12 januari 2009 heeft eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij besluit van 6 februari 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij brief van 20 februari 2009 aan partijen medegedeeld dat het beroep met toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb geacht wordt mede te zijn gericht tegen het besluit van 6 februari 2009.
Bij brief van 2 maart 2009 heeft eiser de gronden van zijn beroep, thans mede gericht tegen het besluit van 6 februari 2009, aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 15 juli 2009 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A].
II OVERWEGINGEN
1. Wat betreft het uitblijven van een beslissing op eisers bezwaar is de rechtbank van oordeel dat eiser inmiddels geen belang meer heeft bij een uitspraak. Verweerder heeft immers op 6 februari 2009 alsnog een beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep dient daarom in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
2.1 Eiser heeft aan verweerder verzocht om hem met toepassing van de WOB inzage te geven in alle documenten (onder andere nota's, brieven, notities, emails etc.) met betrekking tot de besluitvorming voorafgaande aan het besluit van 15 februari 2008 waarbij de tijdelijke tewerkstelling van zijn echtgenote bij de Koninklijke Marechaussee (verder:KMar) is beëindigd. Voorts heeft eiser aan verweerder een aantal vragen gesteld.
2.2 Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft verweerder dit verzoek, dat is onderverdeeld in vijf onderdelen, afgewezen. De afwijzing berust op het standpunt van verweerder dat, afgezien van de vraag in hoeverre de gevraagde documenten opgemaakt zijn, het hier geen bestuurlijke aangelegenheid in de zin van de WOB betreft, dan wel dat op de gevraagde informatie de Wet bescherming persoonsgegevens (verder: Wbp) van toepassing is. Concrete vragen zijn voorts volgens verweerder niet aan te merken als een verzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de WOB.
3.1 Eiser heeft in beroep betwist dat geen sprake zou zijn van een bestuurlijke aangelegenheid. Eiser stelt dat zijn WOB-verzoek zich richt op het verkrijgen van alle documentatie waaruit het verband blijkt tussen zijn huwelijk, zijn functie als hoofd P&O bij de KMar en zijn functioneren enerzijds en het besluit tot beëindiging van de tijdelijke tewerkstelling bij de KMar van zijn echtgenote anderzijds.
Eiser stelt dat het betrekken van zijn huwelijk, functie en functioneren in de besluitvorming in strijd is met het zorgvuldigheids-, motiverings- en vertrouwensbeginsel. Hij stelt voorts dat het verzoek niet alleen is gericht op zijn casus maar op het algemeen belang van alle partners/echtgenoten die bij dezelfde overheidsinstelling werken. Gezien dit belang is naar eisers mening sprake van een bestuurlijke aangelegenheid.
Eiser herhaalt voorts in beroep zijn verzoek om een uitdraai van het tabblad arbeidsplaatsenbeheer van 7 november 2007 en 1 januari 2008, teneinde te bezien wie de lijnmanager van hoofd Afdeling V&I was op deze twee data.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan eiser bij brief van 7 juli 2009 alsnog de door hem verzochte uitdraaien uit het peoplesoft systeem heeft toegezonden. Hiermede is verweerder aan eiser tegemoetgekomen voor wat betreft punt 3. van zijn verzoek. Ter zitting heeft eiser medegedeeld zijn beroep voor wat betreft dit onderdeel niet te handhaven. Voor zover het beroep zich op dit punt richt behoeft het derhalve geen verdere bespreking.
5.1 De rechtbank dient in de eerste plaats de vraag te beantwoorden of verweerder terecht verstrekking van de gevraagde informatie heeft geweigerd omdat geen sprake is van een bestuurlijke maar van een individuele rechtspositionele aangelegenheid.
5.2 Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de WOB kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 1, onder b, van de WOB wordt onder bestuurlijke aangelegenheid verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering daarvan.
De term bestuurlijke aangelegenheid moet ruim worden opgevat, aldus de Memorie van Toelichting. Een verzoek om informatie betreft een bestuurlijke aangelegenheid als het verband houdt met de beleidsvorming, beleidsvoorbereiding of beleidsuitvoering van een bestuursorgaan. Het begrip "bestuurlijk" omvat niet slechts de uitoefening van bestuurlijke taken en het gebruik van bestuursbevoegdheden, maar heeft betrekking op "het openbaar bestuur in al zijn facetten". Dat het begrip ruim moet worden opgevat blijkt ook uit de jurisprudentie ter zake.
5.3 Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat in dit geval uitsluitend sprake is van een arbeidsrechtelijke en niet van een bestuurlijke aangelegenheid.
5.4 De rechtbank onderschrijft dit standpunt van verweerder. De documenten waar eiser om heeft verzocht hebben alle betrekking op de voorbereiding en het nemen van een rechtspositionele beslissing met betrekking tot zijn echtgenote, die werkzaam was bij hetzelfde onderdeel als eiser. Eiser was in de betreffende periode hoofd P&O. Dat eiser uit hoofde van zijn functie in meer of mindere mate is betrokken geraakt bij de besluitvorming met betrekking tot zijn echtgenote maakt nog niet dat het hier een aangelegenheid betreft die het individuele rechtspositionele belang van eisers echtgenote overstijgt.
Voor zover eiser heeft betoogd dat het handelen van verweerder als werkgever per definitie een bestuurlijke aangelegenheid is, volgt de rechtbank eiser hierin niet. Het is de rechtbank niet gebleken dat door verweerder in eisers geval op enigerlei wijze toepassing is gegeven aan bestaand beleid ten aanzien van partners/echtgenoten die bij hetzelfde onderdeel werkzaam zijn, noch dat sprake is van de voorbereiding van beleid, noodzakelijk geworden door zich herhalende problematiek.
5.5 De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder terecht de openbaarmaking van de door eiser gevraagde documenten, voor zover aanwezig, heeft geweigerd. Het beroep is dus ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III BESLISSING
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
- verklaart het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar niet ontvankelijk:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 6 februari 2009 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel, in tegenwoordigheid van de griffier M. de Graaf.
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.