RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Assen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaksnummer: AWB 09/513 BEPTDN S6
Uitspraak van de rechtbank van 3 november 2009
[..],
geboren op [...],
van Chinese nationaliteit,
IND-dossiernummer: [...],
V-nummer: [...],
eiseres,
gemachtigde: mr. C.F. Roza, advocaat te Zwolle,
de Staatssecretaris van Justitie,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: F.W.A. Croonen, ambtenaar bij de IND.
Procesverloop
Op 8 november 2007 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Bij besluit van 29 december 2008 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Bij beroepschrift van 7 januari 2009 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 22 september 2009. Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Het geschil
In geschil is de vraag of verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, Vw 2000, door haar artikel 1F van het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1954, 88) zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 31 januari 1967 (Trb. 1967, 76) (hierna: Vluchtelingenverdrag) tegen te werpen.
Standpunten van partijen
Standpunt van eiseres
Blijkens het rapport van nader gehoor van 22 januari 2008 heeft eiseres het volgende verklaard.
Eiseres is afkomstig uit de stad [...], gelegen in de provincie Xingjiang in China. Zij behoort tot de etnische bevolkingsgroep van de Oeigoeren. In december 2006 is de man van eiseres gearresteerd en veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaar omdat hij zich op de werkvloer negatief had uitgelaten over de behandeling van Oeigoeren door de Chinese overheid.
Eiseres was verpleegkundige, maar werkte als gynaecologisch assistent bij de bevallingsafdeling van een ziekenhuis in [...]. In het ziekenhuis vonden gedwongen abortussen plaats en werden Oeigoerse vrouwen niet geholpen, tenzij ze geld betaalden. Vanwege het geboortebeperkingsbeleid heeft eiseres een heleboel Oeigoerse vrouwen geholpen door ze door te sturen naar een plek ver weg waar een minder streng beleid gold. Begin juni 2007 heeft eiseres een patiënte die acht maanden zwanger was geholpen om aan gedwongen abortus te ontkomen. Op 11 juni 2007 is eiseres ontslagen op grond van haar ideeën en vanwege het helpen van zwangere Oeigoerse vrouwen.
In oktober 2007 werd eiseres door de veiligheidsdienst een termijn van 20 dagen gesteld waarbinnen zij alles wat zij wist en had gedaan moest vertellen. Als ze dat niet zou doen, zou haar hetzelfde lot treffen als haar man.
Op 1 november 2007 heeft eiseres haar land verlaten.
Tijdens het aanvullend gehoor 1F op 8 juli 2008 heeft eiseres verklaard dat in het rapport van het nader gehoor ten onrechte is opgetekend dat zij zelf iets heeft gedaan. Zij heeft enkel verklaard dat gedwongen abortussen plaatsvonden in het ziekenhuis waar zij werkte. Het is waarschijnlijk verkeerd vertaald. Voorts heeft eiseres verklaard dat haar functie in het ziekenhuis assistent-verloskundige voor uitsluitend natuurlijke bevallingen was, vergelijkbaar met de functie van kraamverzorgster.
De verklaring in het rapport nader gehoor die inhoudt dat eiseres injecties heeft gegeven, heeft zij niet met haar advocaat besproken, omdat zij niet alle pagina's van het rapport hebben doorgenomen.
In beroep heeft eiseres onder meer het volgende aangevoerd.
Ten onrechte heeft verweerder nagelaten de bronnen kenbaar te maken waarop het besluit mede is gebaseerd. Van eiseres kan niet verlangd worden alle literatuur te gaan opzoeken.
Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat de verklaringen van eiseres die volgens verweerder wijzen op een persoonlijke betrokkenheid van eiseres bij de gedwongen abortussen het resultaat zijn van een of meerdere vertaalfouten die gemaakt zijn door de tolk. Eiseres weigerde mee te werken aan gedwongen abortussen en is mede daarom ontslagen. Dit is in tegenspraak met de conclusie van verweerder dat eiseres abortussen pleegde. In haar eerste gehoor heeft eiseres nadrukkelijk verklaard dat zij moest aborteren, maar dat niet deed. Verweerder heeft deze verklaring ten onrechte buiten beschouwing gelaten. De verklaringen sporen niet met elkaar, en daarop is ten onrechte in het aanvullend gehoor 1F niet ingegaan. De toenmalige gemachtigde van eiseres heeft haar niet gewezen op de passages in haar verklaringen waaruit verweerder afleidt dat zij persoonlijk betrokken was bij het plegen van gedwongen abortussen. Zij hebben niet alle bladzijden samen besproken.
Voor zover eiseres al zou hebben verklaard dat zij injecties heeft gegeven, gaat het om de tweede injectie, die de dode vrucht op natuurlijke wijze het lichaam deed verlaten. De abortus was dan al gepleegd en daar had eiseres niets mee te maken en dat heeft zij nimmer op welke wijze dan ook gefaciliteerd.
Bovendien mocht eiseres geen injecties toedienen omdat dit geen deel uitmaakte van haar takenpakket. Zij heeft daartoe ook nimmer opdracht gekregen. Eiseres heeft in dit verband verwezen naar een verklaring van het ziekenhuis waar zij werkzaam is geweest, waaruit blijkt dat zij zich bezighield met babyverpleging.
Er is, aldus eiseres, geen sprake van een 1F situatie zodat knowing of personal participation niet aan de orde is.
Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat minderheden in China recht hebben om twee kinderen te krijgen, in plaats van één (zoals blijkt uit het ambtsbericht van april 2008). In weerwil daarvan heeft verweerder de stelling van eiseres geloofwaardig geacht. Daarom is de beschikking onvoldoende en/of tegenstrijdig gemotiveerd.
Standpunt van verweerder
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder k, Vw, omdat ten aanzien van eiseres ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder heeft daartoe overwogen dat, gezien haar verklaringen en de overgelegde documenten, geloofwaardig is dat eiseres als verpleegkundige werkzaam is geweest in een ziekenhuis in de stad [...] in China. Zij heeft, aldus verweerder, verklaard in haar hoedanigheid als assistent-verpleegkundige gedwongen abortussen te hebben uitgevoerd bij zwangere vrouwen. Bij de beoordeling zijn de verklaringen die eiseres tijdens het nader gehoor heeft afgelegd, en de correcties en aanvullingen daarop, tot uitgangspunt genomen. Deze verklaringen beoordeelt verweerder als consistent en geloofwaardig. Bovendien komen zij overeen met wat bekend is over gedwongen abortussen in China. De verklaringen van eiseres die inhouden dat zij zich niet persoonlijk met abortussen heeft beziggehouden, beschouwt verweerder als pogingen om haar eigen rol te bagatelliseren.
Verweerder heeft vastgesteld dat de door eiseres uitgevoerde gedwongen abortussen deel uitmaakten van het Chinese overheidsbeleid waarvan grote aantallen vrouwen het slachtoffer zijn geworden. Het uitvoeren van gedwongen abortussen vond zowel wijdverspreid als systematisch plaats. De handelingen van eiseres worden door verweerder aangemerkt als het plegen van misdrijven tegen de menselijkheid in de zin van artikel 1F , aanhef en onder a, van het Vluchtelingenverdrag, die zijn begaan tijdens een vredessituatie.
Ook moet het handelen van eiseres volgens verweerder worden gezien als absolute niet-politieke misdrijven en derhalve als ernstige misdrijven in de zin van artikel 1F, aanhef en onder b, van het Vluchtelingenverdrag. Tot slot zijn de handelingen van eiseres aan te merken als handelingen in de zin van het bepaalde in artikel 1F, aanhef en onder c, van het Vluchtelingenverdrag.
Volgens verweerder kan eiseres persoonlijk voor genoemde gedragingen verantwoordelijk worden gehouden, omdat zij weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van de betreffende misdrijven en op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen (knowing and personal participation, C4/3.11.3.3. Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000)).
Verweerder heeft voorts overwogen dat niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer naar haar land een risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) dan wel artikel 3 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft verweerder overwogen dat eiseres zich niet reeds gedurende tien jaar in een situatie bevindt waarin uitzetting naar het land van herkomst wegens schending van artikel 3 EVRM niet mogelijk is.
Beoordeling van het beroep
Wettelijk kader
Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder k, van de Vw 2000 wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.
Ingevolge artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag wordt een vreemdeling als vluchteling aangemerkt indien deze uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen.
Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag houdt in dat de bepalingen van dit Verdrag niet van toepassing zijn op een persoon ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat:
a. hij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft begaan, zoals omschreven in de internationale overeenkomsten welke zijn opgesteld om bepalingen met betrekking tot deze misdrijven in het leven te roepen;
b. hij een ernstig, niet-politiek misdrijf heeft begaan buiten het land van toevlucht, voordat hij tot dit land als vluchteling is toegelaten;
c. hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties.
Ingevolge artikel 3.107, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), wordt indien artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag aan het verlenen van een verblijfsvergunning aan de vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 in de weg staat, aan die vreemdeling evenmin een verblijfsvergunning verleend op één van de andere gronden bedoeld in artikel 29 van de Vw 2000.
Volgens C4/3.11.3.3. Vc 2000 gaat verweerder er in zijn beleid van uit dat het aan verweerder is om aan te tonen dat er 'ernstige redenen' zijn te veronderstellen dat de vreemdeling onder de criteria van artikel 1F van het vluchtelingenverdrag valt. Teneinde te kunnen bepalen of betrokkene individueel voor de in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag genoemde handelingen verantwoordelijk dient te worden gehouden, dient de 'personal en knowing participation test' te worden toegepast. Hieronder wordt blijkens de Vc verstaan dat moet worden bezien of ten aanzien van betrokkene kan worden aangenomen dat hij weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van het betreffende misdrijf ('knowing participation') èn of hij op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen ('personal participation'). Van 'knowing participation' wordt onder meer uitgegaan indien betrokkene werkzaam is geweest voor een onderdeel van een regerings- of overheidsorgaan, dat op systematische wijze en/of op grote schaal misdrijven als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag heeft gepleegd in de periode dat betrokkene daar werkzaam was. 'Personal participation' wordt aangenomen onder meer indien uit verklaringen van betrokkene of uit ontvangen informatie blijkt dat het misdrijf als bedoeld in artikel 1F door betrokkene direct is gefaciliteerd, dat wil zeggen dat zijn handelen en/of nalaten wezenlijk ertoe heeft bijgedragen. Onder wezenlijke bijdrage dient te worden verstaan dat de bijdrage een feitelijk effect heeft gehad op het begaan van een misdrijf en dat het misdrijf hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde wijze zou hebben plaatsgevonden indien niemand de rol van betrokkene had vervuld dan wel indien betrokkene gebruik had gemaakt van mogelijkheden het misdrijf te voorkomen.
Toetsing van de beoordeling van de feiten
Tussen partijen is onder meer in geschil of verweerder uit heeft mogen gaan van de verklaringen van eiseres, zoals neergelegd in het rapport nader gehoor, gehouden op
22 januari 2008.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van de door eiseres bij gelegenheid van het nader gehoor afgelegde verklaringen. Indien en voor zover de verklaringen van eiseres tijdens het nader gehoor onjuist of onvolledig zouden zijn vertaald, had het op de weg van eiseres gelegen daarvan in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor melding te maken. Nu eiseres dat niet heeft gedaan, mocht verweerder van die verklaringen uitgaan.
De rechtbank acht overigens niet aannemelijk dat eiseres en haar gemachtigde de betreffende verklaringen niet hebben besproken, nu de gemachtigde in de correcties en aanvullingen één van de aan het besluit ten grondslag gelegde verklaringen heeft aangevuld.
Beoordeling 1F
Vervolgens dient te worden beoordeeld of er ernstige redenen zijn te veronderstellen dat eiseres onder de criteria van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag valt. Het is aan verweerder om dat aan te tonen.
Blijkens het besluit, alsmede het daaraan voorafgegane voornemen, brengt verweerder eiseres in verband met het plegen van gedwongen abortussen in een ziekenhuis in [...] in China. Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat eiseres persoonlijk gedwongen abortussen heeft uitgevoerd. Niet in geschil is dat in de periode waarin eiseres in dat ziekenhuis werkzaam was, dergelijke misdrijven werden gepleegd, noch dat deze zijn aan te merken als misdrijven in de zin van artikel 1F onder a, b en c van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin is in geschil dat eiseres wist dat deze misdrijven plaatsvonden ('knowing participation').
Het geschil ter zake van 1F van het Vluchtelingenverdrag spitst zich toe op de vraag of sprake is van 'personal participation'.
Dat eiseres gedwongen abortussen heeft uitgevoerd, heeft verweerder afgeleid uit de verklaring die eiseres heeft afgelegd tijdens het nader gehoor en de in een brief van 19 februari 2008 daarop gedane aanvulling. Volgens verweerder heeft eiseres ondubbelzinnig verklaard dat zij persoonlijk injecties toediende bij zwangere vrouwen uit minderheidsgroeperingen.
Zoals blijkt uit het bestreden besluit is voornoemd standpunt van verweerder gebaseerd op de volgende verklaringen van eiseres:
-(Op de vraag of eiseres als assistent persoonlijk betrokken was bij het veroorzaken van baarmoederbeperkingen):
"Nee, zulke opdrachten kreeg ik niet want dat gebeurde tijdens een operatie en daar was ik zelf niet bij. Wat ik wel deed is dat ik via een injectie de baby moest verwijderen. De opdracht voerde ik uit (…)." Nader gehoor 22 januari 2008, p. 9.
-(op de vraag tot hoeveel weken/maanden eiseres dit soort injecties toediende):
"Tot zes/zeven maanden zwangerschap." Nader gehoor, 22 januari 2008, p. 9.
- "Ik heb niet alleen maar Oeigoerse vrouwen behandeld (pag 9). Ik behandelde vrouwen uit alle bevolkingsgroepen, zowel Chinese vrouwen, als Oeigoerse, Kazachse vrouwen als vrouwen uit andere minderheidsgroeperingen. Bij Chinese vrouwen heb ik nooit opdracht tot gedwongen abortus gekregen, alleen bij niet-Chinese vrouwen." Correcties en aanvullingen nader gehoor, brief 19 februari 2009, p. 3.
Daaraan heeft de vertegenwoordiger van verweerder ter zitting van de rechtbank nog toegevoegd dat verweerder het besluit bovendien heeft gebaseerd op de navolgende verklaring van eiseres:
-(Op de vraag of er verschil was tussen de afkomst van vrouwen wat betreft het gedwongen aborteren):
"Ik heb alleen maar Oeigoerse vrouwen behandeld." Nader gehoor, 22 januari 2008, p. 9, in verbinding met de hiervoor opgenomen aanvulling nader gehoor.
De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor weergegeven verklaringen weliswaar kan worden opgemaakt dat eiseres betrokken is geweest bij de behandeling van vrouwen die slachtoffer zijn geworden van gedwongen abortus, maar dat daaruit niet ondubbelzinnig blijkt dat eiseres persoonlijk handelingen heeft verricht die kunnen worden aangemerkt als het plegen van gedwongen abortus.
Uit het gegeven dat eiseres opdracht kreeg tot het uitvoeren van gedwongen abortus, dat zij een injectie toediende waardoor de baby werd verwijderd en dat zij zwangere vrouwen behorende tot minderheidsgroeperingen in het ziekenhuis behandelde, kan naar het oordeel van de rechtbank noch op zichzelf genomen, noch in samenhang met hetgeen door verweerder overigens naar voren is gebracht, worden afgeleid dat eiseres een faciliterende rol heeft gespeeld in het uitvoeren van gedwongen abortussen. Onvoldoende duidelijk is immers geworden of eiseres de haar gegeven opdrachten tot gedwongen abortus ook daadwerkelijk uitvoerde, wat de aard en de werking was van de door eiseres toegediende injectie en wat de behandeling van vrouwen uit minderheidsgroeperingen door eiseres inhield. De betekenis van de door verweerder aan zijn besluit ten grondslag gelegde verklaringen van eiseres is temeer niet eenduidig gelet op haar verklaring tijdens het eerste gehoor, inhoudende dat zij moest aborteren, maar het niet deed.
Op de hiervoor genoemde punten heeft ook het aanvullend gehoor 1F geen helderheid gebracht.
Hieruit volgt dat verweerders standpunt dat er ten aanzien van eiseres sprake is van 'personal participation' niet wordt gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
Reeds hierom is het beroep gegrond en kan het bestreden besluit, waarbij de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel is afgewezen, niet in stand blijven.
Hetgeen verder is aangevoerd behoeft geen bespreking.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat aanleiding.
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,00, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten aan de griffier moet voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.A. Vlietstra, rechter, bijgestaan door A.P. Kuiters, griffier.
A.P. Kuiters mr. N.A. Vlietstra
In het openbaar uitgesproken op 3 november 2009.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. In gevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.