RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Zaaknummer: AWB 09/25292 VERZET
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2009
[opposant],
geboren op [datum] 1986,
nationaliteit Chinese,
opposant,
gemachtigde mr. S.C. van Paridon,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 augustus 2009.
Bij uitspraak van 11 augustus 2009 heeft de rechtbank zich, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), onbevoegd verklaard kennis te nemen van het verzoek van opposant om de uitspraak van de rechtbank van 29 juni 2009 te herzien.
Opposant heeft tegen de uitspraak van 11 augustus 2009 op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb verzet gedaan bij verzetschrift van 25 augustus 2009, ontvangen ter griffie van de rechtbank op diezelfde datum.
1. Aan de orde is of het verzet tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 augustus 2009 gegrond is.
2. In deze uitspraak heeft de rechtbank -kort gezegd- overwogen dat ingevolge artikel 8:88 van de Awb de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak kan herzien op grond van feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De rechtbank heeft voorop gesteld dat het rechtsmiddel herziening een bijzonder rechtsmiddel is en dat de rechtbank daarom in het algemeen terughoudendheid dient te betrachten bij de toepassing van artikel 8:88 van de Awb. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 maart 1998 (JB 1998/97), heeft de rechtbank overwogen dat ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb uitsluitend een onherroepelijk geworden uitspraak voor herziening vatbaar is. Herziening heeft het karakter van een buitengewoon rechtsmiddel, dat geen toepassing kan vinden indien tegen de uitspraak nog het (gewone) rechtsmiddel van hoger beroep kan worden ingesteld. Evenmin kan een uitspraak waartegen hoger beroep heeft opengestaan worden herzien op gronden die in hoger beroep hadden kunnen worden aangevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat tegen de uitspraak van 29 juni 2009 hoger beroep open stond bij de Afdeling, dat namens verzoeker (opposant in verzet) op 6 juli 2009 tegen deze uitspraak ook hoger beroep was ingesteld en dat hierop ten tijde van de indiening van het verzoek om herziening nog niet was beslist, zodat die uitspraak op dat moment nog niet onherroepelijk was geworden. De rechtbank heeft zich, in verband hiermee, onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek om herziening van de uitspraak van 29 juni 2009. De rechtbank heeft, omdat opposant reeds hoger beroep had ingesteld, geen aanleiding gezien om het herzieningsverzoek, met overeenkomstige toepassing van artikel 6:15 van de Awb, naar de Afdeling door te zenden ter behandeling als hoger beroepschrift.
3. Namens opposant is in verzet - samengevat - aangevoerd dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van het herzieningsverzoek. Daarbij heeft opposant aangevoerd dat niet valt in te zien waarom de rechtbank het verzoek om herziening niet heeft kunnen behandelen. Immers, met de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2009 op het hoger beroep van opposant is de uitspraak van de rechtbank van 29 juni 2009 onherroepelijk geworden. De rechtbank heeft eerst op 11 augustus 2009 beslist op het herzieningsverzoek. Tot slot heeft opposant aangevoerd dat de gronden in het herzieningsverzoek nagenoeg gelijk zijn aan de gronden van het hoger beroep. De Afdeling heeft het hoger beroep met een standaardoverweging afgedaan.
4. De rechtbank overweegt met betrekking tot het verzet als volgt.
5. Ingevolge artikel 8:55 van de Awb kan tegen een uitspraak van de rechtbank via vereenvoudigde afdoening volgens artikel 8:54 van de Awb verzet worden gedaan bij de rechtbank. Die verzetsmogelijkheid heeft alleen betrekking op de vraag of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. Het gaat aldus alleen om een beoordeling van de ‘kennelijkheid’ van de door de rechtbank uitgesproken onbevoegdheid, (on)gegrondheid, of niet-ontvankelijkheid op het beroep.
6. De rechtbank is van oordeel dat opposant in verzet geen argumenten heeft aangevoerd die nopen tot het oordeel dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van het herzieningsverzoek.
Gelet op de door de rechtbank in haar uitspraak van 11 augustus 2009 aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 26 maart 1998, heeft de rechtbank zich terecht niet bevoegd geacht om van het herzieningsverzoek kennis te nemen, nu er ten tijde van de indiening van het herzieningsverzoek, bij brief van 13 juli 2009, geen sprake was een onherroepelijk geworden uitspraak.
De omstandigheid dat herziening geen toepassing kan vinden als nog hoger beroep openstaat en als inmiddels uitspraak in hoger beroep is gedaan, op gronden die in hoger beroep kunnen of konden worden aangevoerd, maakt dat het moment van ontvangst van het verzoek om herziening bepalend is voor de beoordeling of het verzoek tot herziening van de aangevallen uitspraak kan leiden. Zou worden aanvaard dat een verzoek om herziening, dat is ingekomen vóór de uitspraak in hoger beroep, maar waarop nog niet is beslist op het moment van die uitspraak, ook na de uitspraak in hoger beroep nog tot herziening van de aangevallen uitspraak zou kunnen leiden, dan zou dit het rechtsmiddel van hoger beroep illusoir maken. De omstandigheid dat de Afdeling in de uitspraak op het hoger beroep dat hoger beroep, naar opposant stelt, met een standaardoverweging heeft afgedaan, maakt dat niet anders.
7. De rechtbank heeft, gelet op het voorafgaande, terecht toepassing gegeven aan artikel 8:54 van de Awb.
8. Het verzet van opposant dient, onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb, dan ook ongegrond te worden verklaard. Ingevolge het bepaalde in het zesde lid van dit wetsartikel blijft de uitspraak van de rechtbank van 11 augustus 2009 in stand.
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in tegenwoordigheid van M.J.A. van Bree als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2009.