ECLI:NL:RBSGR:2009:BK3140
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- C.W. Rang
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 november 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Ghanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 9 juli 2009 door de staatssecretaris van Justitie was afgewezen. Tegen deze afwijzing had verzoekster op dezelfde dag een bezwaarschrift ingediend, maar de werking van het besluit werd niet opgeschort door deze indiening. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet uit Nederland verwijderd zou worden tijdens de bezwaarprocedure.
De rechtbank overwoog dat de enkele omstandigheid dat een besluit voor uitvoering vatbaar is, geen spoedeisend belang oplevert zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank volgde hierbij de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat de mogelijkheid van uitzetting niet gelijkstaat aan een concrete uitzettingsdatum. Verzoekster had niet kunnen aantonen dat er een spoedeisend belang bestond bij haar verzoek, en de rechtbank concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was.
De voorzieningenrechter wees het verzoek af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid in samenhang met artikel 8:84 van de Awb. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.