ECLI:NL:RBSGR:2009:BK3142
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- C.W. Rang
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 november 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 9 juli 2009 door de staatssecretaris van Justitie was afgewezen. Tegen deze afwijzing had verzoekster op dezelfde dag een bezwaarschrift ingediend, maar de werking van het besluit werd niet opgeschort door de indiening van het bezwaarschrift. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreesde voor uitzetting tijdens de bezwaarprocedure.
De voorzieningenrechter overwoog dat de enkele omstandigheid dat een besluit voor uitvoering vatbaar is, geen spoedeisend belang oplevert zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank volgde hierbij de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de mogelijkheid van uitzetting niet automatisch leidt tot een spoedeisend belang. Verzoekster was niet in staat aan te tonen dat er een reëel risico op uitzetting bestond binnen korte termijn.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.