ECLI:NL:RBSGR:2009:BK3143

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/23689
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.W. Rang
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening ongewenstverklaring vreemdeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 november 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een vreemdeling die in Nederland verblijft, was op 15 juni 2009 door de staatssecretaris van Justitie ongewenst verklaard. Tegen deze beslissing heeft verzoeker op 30 juni 2009 een bezwaarschrift ingediend, maar de werking van het besluit werd niet opgeschort door de indiening van het bezwaarschrift. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de beslissing op het bezwaarschrift in Nederland kan afwachten.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder moest beslissen op het bezwaarschrift inmiddels ruimschoots was verstreken. Er zijn geen zwaarwegende belangen aan de zijde van verweerder gebleken die zich verzetten tegen het treffen van de gevraagde voorziening. Verzoeker heeft een groot belang bij de gevraagde voorziening, wat de rechter heeft meegewogen in zijn beslissing.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst. Tevens is bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 150,-- dient te vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 322,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Rang, in tegenwoordigheid van griffier D. Bokma, en is op 3 november 2009 bekendgemaakt aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 09/23689
V-nr: *
uitspraak van de voorzieningenrechter
in het geding tussen:
verzoeker [naam], geboren [datum] in 1962, van Georgische nationaliteit,
gemachtigde: mr. M. Berg, advocaat te Amsterdam,
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder.
1. Procesverloop
Verzoeker verblijft als vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in Nederland. Bij besluit van 15 juni 2009 heeft verweerder verzoeker ongewenst verklaard. Verzoeker heeft op 30 juni 2009 tegen het besluit tot ongewenstverklaring een bezwaarschrift ingediend. De werking van dit besluit wordt niet opgeschort door de indiening van een bezwaarschrift.
Bij verzoekschrift van 30 juni 2009 heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorziening te treffen.
Bij brieven van 6 oktober 2009 is aan partijen verzocht om binnen vier weken nadere inlichtingen te verstrekken. Bij brief van 14 oktober 2009 heeft verweerder hierop een reactie ingediend. Bij brief van 27 oktober 2009 heeft verzoeker hierop een reactie ingediend.
2. Overwegingen
1. Verzocht is om opschorting van de rechtsgevolgen van de ongewenstverklaring en te bepalen dat verzoeker de beslissing op het ingediende bezwaarschrift in Nederland af mag wachten.
2. Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Een dergelijke voorziening kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Verzoeker heeft bij faxbericht van 27 oktober 2009 desgevraagd meegedeeld dat het bezwaar nog aanhangig is en dat hij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de voorlopige voorziening.
4. Verweerder heeft op 14 oktober 2009 gereageerd met de mededeling dat de besluitvorming in de onderhavige zaak vertraging heeft opgelopen door achterstanden ten aanzien van het afhandelen van lopende bezwaarprocedures. Verweerder zal zo spoedig mogelijk op het bezwaar beslissen, maar acht het niet mogelijk een concrete toezegging te doen omtrent de termijn waarop zal worden beslist.
5. Het bezwaarschrift dateert van 30 juni 2009. De termijn waarbinnen verweerder moest beslissen is inmiddels ruimschoots verstreken. Er is niet gebleken van zwaarwegende belangen aan de zijde van verweerder die zich verzetten tegen het treffen van de gevraagde voorziening. Bovendien is voldoende aannemelijk dat verzoeker een groot belang heeft bij de gevraagde voorziening.
6. Een afweging van de belangen leidt in dit geval tot toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is kennelijk gegrond. De gevraagde voorziening kan daarom worden toegewezen zonder toepassing van artikel 8:83, eerste lid, van de Awb.
7. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten zijn op de voet van het besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322,-- (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1). Tevens dient het betaalde griffierecht te worden vergoed door verweerder.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter
1. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit;
2. bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht ad € 150,-- vergoedt;
3. veroordeelt verweerder in de kosten van het geding, aan de zijde van verzoeker begroot op € 322,-- (zegge: driehonderd tweeëntwintig euro), te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 3 november 2009 door de voorzieningenrechter mr. C.W. Rang, in tegenwoordigheid van D. Bokma, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
de griffier de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op:
Coll:
D:B