ECLI:NL:RBSGR:2009:BK3928

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
351983 / KG ZA 09-1547
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.Th. Nijhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlating staatssecretaris van Financiën in televisieprogramma over belastingadviseur

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 november 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, mr.drs. S. Bharatsingh, en gedaagde, de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën). Eiser vorderde rectificatie van een uitlating die de staatssecretaris, mr.drs. J.C. de Jager, had gedaan in het televisieprogramma 'De Wereld Draait Door'. De staatssecretaris had gesteld dat eiser in de krant adviseert om zwartspaarders in sommige gevallen aan te sporen om illegaal te blijven werken. Eiser betoogde dat deze uitlating onrechtmatig was en zijn eer en goede naam aantastte.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlating van de staatssecretaris onvoldoende steun vond in de feiten en dat deze onrechtmatig was jegens eiser. De rechter benadrukte dat de staatssecretaris, als publieke figuur, zich bewust moest zijn van de impact van zijn woorden en dat zijn uitlatingen zorgvuldig moesten zijn. De voorzieningenrechter gaf gedaagde de opdracht om de uitlating te rectificeren in vier landelijke dagbladen, met een tekst die de onrechtmatigheid van de uitlating erkende.

Daarnaast wees de rechter de vordering van eiser tot schadevergoeding af, omdat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij door de uitlating daadwerkelijk schade had geleden. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van eiser bij bescherming van zijn goede naam zwaarder woog dan het belang van de staatssecretaris bij vrijheid van meningsuiting. De kosten van het geding werden toegewezen aan gedaagde, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 20 november 2009,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 351983 / KG ZA 09-1547 van:
[S. B.], in zijn hoedanigheid van advocaat en belastingadviseur,
zaakdoende te Hilversum en aldaar woonplaats kiezende,
eiser,
advocaat mr. A.J.F. Gonesh te Den Haag,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. W.I. Wisman te Den Haag.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 16 november 2009 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. De huidige staatssecretaris verbonden aan het Ministerie van Financiën, mr.drs. J.C. de Jager, (hierna: de staatssecretaris) heeft de aanpak van ‘zwartspaarders’ tot prioriteit verheven en het beleid op dit punt geïntensiveerd. Kort gezegd krijgen belastingplichtigen met een voor de belastingdienst onbekende bankrekening in het buitenland tot 2010 de mogelijkheid om alsnog openheid van zaken te geven aan de belastingdienst. In dat geval verbeuren zij geen boete maar dienen zij wel alsnog belasting over de tegoeden te voldoen.
1.2. Eind oktober, begin november 2009 is bekend geworden dat in dat verband de belastingdienst een overeenkomst met een onbekend persoon heeft gesloten, die er op neerkomt dat die persoon in ruil voor tipgeld informatie verstrekt over honderden door Nederlandse belastingplichtigen in het buitenland aangehouden bankrekeningen.
1.3. Op 5 november 2009 heeft eiser in een artikel in de Telegraaf, met de titel “kort geding rondom aanpak zwartsparen” doen aankondigen dat hij een kort geding tegen het Ministerie van Financiën zal aanspannen over de aanpak van zwartspaarders. In het artikel staat het navolgende, voor zover relevant:
“(…) Bharatsingh eist dat het ministerie de namen van de landen waar de vermeende bankrekeningen zich bevinden, bekendmaakt. Ook wil hij weten of de informatie van de tipgever van de banken zelf komt.
(…) Bharatsingh: “Mensen vragen mij of ze moeten ‘inkeren’. Dat houdt in dat ze hun verzwegen rekening alsnog vrijwillig aanmelden bij de fiscus. Ik heb meer informatie nodig om ze te kunnen adviseren. Vanaf 2010 geldt hoge boete.”
1.4. Op donderdag 5 november 2009 heeft in het televisieprogramma “De Wereld Draait Door” een vraaggesprek plaatsgevonden tussen de presentator van dat programma, en gedaagde die daarbij vertegenwoordigd werd door de staatssecretaris. Aanleiding voor dit item in de uitzending waren onder meer voornoemde recente fiscale ontwikkelingen op het gebied van buitenlands vermogen.
1.5. Voorafgaand aan de uitzending heeft het desbetreffende programma een interview opgenomen met eiser, waarin hij het navolgende zegt, voor zover relevant:
“(…) Als Kees de Jager, meneer Kees De Jager, namelijk de gegevens wil verzamelen door geld te betalen aan mensen die gestolen gegevens aan hem gaan leveren, dan vind ik dat meneer Kees de Jager zich zelf schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beloning van de tipgever door Kees de Jager vind ik niet passen in ons stelsel. Want als je namelijk mensen gaat betalen voor het achterover drukken van gegevens – en die ga je belonen – past het niet in ons democratisch stelsel.”
1.6. Nadat de staatssecretaris tijdens de uitzending is geconfronteerd met interview, heeft hij het volgende opgemerkt:
“We hebben uiteraard dit allemaal erg goed uitgezocht. Dus deze meneer die overigens in de krant schrijft dat ie dit soort zwartspaarders adviseert in sommige gevallen om gewoon illegaal te blijven werken, heb ik begrepen, uhm maar nu is het zo dat wij zowel de landsadvocaat heel expliciet tot twee keer toe hebben gevraagd en het openbaar ministerie (…)”
1.7. Bij brief van 9 november 2009 heeft eiser de staatssecretaris gesommeerd om een rectificatie te publiceren in vier landelijke dagbladen, bij gebreke waarvan hij een kort gedingprocedure dreigde aan te spannen.
1.8. Bij e-mail van 10 november 2009 heeft de directeur Bestuurlijke en Juridische Zaken van gedaagde in reactie op voornoemde sommatie bericht dat de inhoud van de brief geen aanleiding vormt om over te gaan tot de verzochte rectificatie.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Eiser vordert – na wijziging van eis – dat gedaagde het gebod wordt opgelegd om binnen een dag na betekening van dit vonnis op de voorpagina’s van vier landelijke dagbladen een open brief te doen publiceren met de tekst:
“Op 5 november jl. heb ik in de uitzending van het programma ‘De Wereld Draait Door’ gezegd dat de heer mr. drs. S. Bharatsingh in de krant schrijft dat ie dit soort zwartspaarders adviseert in sommige gevallen om gewoon illegaal te blijven werken.
Door deze uitlating van mij heb ik de indruk gewekt, dat de heer mr.drs. S. Bharatsingh in sommige gevallen mensen aanzet tot zwart sparen en het verzwijgen van vermogen en inkomen uit dat vermogen voor de belastingdienst.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van …… 2009 geoordeeld dat deze uitlating onvoldoende steun vindt in het aan de voorzieningenrechter bekend gemaakte feitenmateriaal en dat ik met mijn uitlating in het programma ‘De Wereld Draait Door’ van 5 november jl. onrechtmatig heb gehandeld jegens de heer mr.drs. S. Bharatsingh.
Getekend
Mr.drs. J.C. de Jager
(Staatssecretaris van Financiën)”
Bij gebreke waarvan gedaagde aan eiser een dwangsom verbeurt van € 25.000,- per dag. Verder vordert eiser gedaagde te veroordelen tot betaling van € 1,- aan schadevergoeding.
2.2. Daartoe voert eiser het volgende aan.
De door de staatssecretaris gedane uitlating dat eiser in de krant geschreven heeft dat hij zwartspaarders adviseert om illegaal te blijven werken, is misleidend en onrechtmatig jegens eiser en vindt geen enkele grondslag in de feiten. De staatssecretaris heeft ten onrechte gezegd dat eiser zwartspaarders adviseert om illegaal te blijven werken. Daarbij is van belang dat de uitlating van de staatssecretaris is geponeerd als feit en niet slechts als waardeoordeel of mening. Bovendien is de staatssecretaris een drager van een hoog staatsambt, van wie meer verwacht kan worden dan van een gewoon burger dat hij de zorgvuldigheidsnormen in acht neemt. Dit klemt temeer daar de uitlating diffamerend richting eiser is en zeer schadelijke gevolgen heeft voor eiser. Daar komt nog bij dat de staatssecretaris de uitlating in een nationale televisie-uitzending heeft gedaan.
Eiser is door de uitlating in zijn eer en goede naam en reputatie aangetast, zodat een rectificatie op zijn plaats is. Daarnaast heeft hij schade geleden en zal hij deze nog lijden, omdat cliënten het vertrouwen in hem opzeggen.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Eiser legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat gedaagde jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter – in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding – tot kennisneming van de vorderingen gegeven.
3.2. In dit geding is aan de orde de vraag of de uitlating van de staatssecretaris “Dus deze meneer die overigens in de krant schrijft dat ie dit soort zwartspaarders adviseert in sommige gevallen om gewoon illegaal te blijven werken, heb ik begrepen” (rechtsoverweging 1.5) onrechtmatig is jegens eiser en derhalve een rectificatie rechtvaardigt. Vooropgesteld dient te worden dat voor rectificatie op de voet van artikel 6:167 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts plaats is, indien sprake is van een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie of uitlating. De vraag of een uitlating of publicatie onrechtmatig is ligt in het spanningsveld tussen het recht op uitingsvrijheid (artikel 10 EVRM) enerzijds en het recht op bescherming van eer en goede naam, de persoonlijke levenssfeer en het recht om gevrijwaard te worden van discriminatie anderzijds (artikel 8 EVRM). Bij de vraag of een uitlating in strijd is met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid staan in beginsel twee maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publicaties of uitlatingen in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen, aan de andere kant het belang dat het publiek recht heeft geïnformeerd te worden over maatschappelijk belangrijke onderwerpen (Hoge Raad 24 juni 1984, NJ 1984, 801). Welk belang de doorslag behoort te geven hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden van het geval.
3.3. Vooropgesteld wordt dat bij de hier beschreven botsing van belangen komt grote betekenis toe aan het antwoord op de vraag of de verwijten waargemaakt kunnen worden of – op zijn minst genomen – op goede gronden voor waar kunnen worden gehouden. In de uitlating van de staatssecretaris staat in de kern het verwijt op de voorgrond dat eiser sommige van zijn cliënten adviseert om illegaal te blijven werken, althans niet tot inkeer te komen en de zwarte spaarvoorziening aan te houden.
3.4. Gedaagde voert in dat verband aan dat van een onjuiste of door onvolledigheid misleidende opmerking geen sprake is. De opmerking dient namelijk te worden bezien in de context waarin deze is gemaakt, waaronder het krantenartikel in de Telegraaf (rechtsoverweging 1.3) en de regelgeving op dit gebied die voorschrijft dat elke belastingplichtige gehouden is openheid van zaken te geven. In het licht van de uitspraken van eiser over een door hem tegen gedaagde aan te spannen kort geding, zoals deze op 5 november 2009 breed zijn uitgemeten in diverse landelijke media, kan de opmerking van de staatssecretaris, mede gelet op de context daarvan, niet onjuist, laat staan onrechtmatig jegens eiser worden geacht. Gelet op de inhoud en strekking van de uitspraak van eiser in de Telegraaf (“Mensen vragen mij of ze moeten ‘inkeren’. Dat houdt in dat ze hun verzwegen rekening alsnog vrijwillig aanmelden bij de fiscus. Ik heb meer informatie nodig om ze te kunnen adviseren.”) heeft de staatssecretaris gevoegelijk mogen aannemen dat het advies van eiser in bepaalde gevallen kennelijk luidt om geen gebruik te maken van de inkeerregeling. Dat impliceert dat belastingplichtigen in zo’n geval niet uit eigen beweging volledige openheid van zaken geven jegens de fiscus. De uitspraak van de staatssecretaris heeft in zoverre dan ook geen betrekking op de toelaatbaarheid van de advisering over de inkeerregeling maar op de toelaatbaarheid van het gedrag van een belastingplichtige die besluit geen gebruik te maken van de inkeerregeling, aldus steeds gedaagde.
3.5. Eiser betoogt in dit verband dat hij alvorens hij mensen, die zich tot hem wenden, kan adviseren of zij al dan niet gebruik moeten maken van de desbetreffende inkeerregeling, in staat moet zijn om te kunnen beoordelen of de inkeerregeling op hen van toepassing is, maar ook wellicht welke consequenties een en ander voor hen meebrengt. Hij dient dan ook in elk individueel geval de voor die zaak benodigde informatie te beschikken alvorens hij zijn advieswerkzaamheden kan uitoefenen, aldus steeds eiser.
3.6. De voorzieningenrechter overweegt dat ter beoordeling staat of het citaat in de Telegraaf, bezien in de context, zo kan worden gelezen dat het er voor gehouden kan worden dat eiser daarin schrijft dat hij in sommige gevallen zijn cliënten adviseert door te gaan met zwart sparen. Het is, gelet op de ernst van het verwijt dat gedaagde aan eiser maakt, aan gedaagde om dat in voldoende mate aannemelijk te maken, in die zin dat voor het aan eiser gemaakte verwijt duidelijke aanwijzingen moeten bestaan. Voorop staat dat in het citaat uit de Telegraaf niets is vermeld over de inhoud van de door eiser verstrekte adviezen: er is niet meer of anders in te lezen dan dat hij informatie nodig heeft om zijn cliënten van advies te kunnen voorzien. Voorop staat voorts dat een advocaat in het kader van zijn adviserende werkzaamheden de mogelijkheid moet hebben om zijn cliënten, gelet op hun persoonlijke situatie, te wijzen op de consequenties die verbonden zijn aan de keuzes die zij maken en dat hij, teneinde dat te kunnen doen, over de daartoe benodigde informatie dient te beschikken. Indien het voorgaande in aanmerking wordt genomen, heeft de staatssecretaris dan ook ten onrechte het citaat in de Telegraaf aldus geïnterpreteerd dat eiser laat opschrijven dat hij zijn cliënten in sommige gevallen adviseert om illegaal te blijven werken; wellicht zijn er personen die, nadat eiser zijn advies heeft verstrekt, ervoor kiezen om geen openheid van zaken te geven aan de belastingdienst, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat eiser in de Telegraaf heeft laten optekenen dat hij in sommige gevallen zijn cliënten adviseert om “gewoon” illegaal te blijven werken. Een en ander leidt tot het voorlopig oordeel dat de staatssecretaris uit de uitspraak van eiser in de Telegraaf, bezien in de context, niet redelijkerwijze heeft kunnen afleiden dat hij in sommige gevallen adviseert om illegaal te blijven werken. Daartoe beschikte hij niet over duidelijke aanwijzingen.
3.7. Voorts komt in dat verband grote betekenis toe aan de omstandigheid dat de staatssecretaris de desbetreffende zinsnede heeft geponeerd als feit, terwijl dit feit zoals hiervoor overwogen niet is komen vast te staan. De nuancering die de staatssecretaris heeft aangebracht door eraan toe te voegen “heb ik begrepen” maakt dit niet anders. De staatssecretaris had, gelet op de positie die hij inneemt als publieke figuur, erop bedacht dienen te zijn dat zijn uitlating over de werkwijze van eiser tot veel aandacht in de media zou leiden en aldus zijn eer en goede naam in grote mate zou aantasten. De staatssecretaris dient zich er van bewust te zijn dat aan zijn mening grote waarde wordt gehecht. Daarbij speelt ook een rol dat het medium waarin de uitlating is gedaan een zeer groot publiek bereikt. Daar doet niet aan af dat eiser zichzelf profileert in de media. Dit brengt weliswaar mee dat hij zich een grotere belangstelling van de media dient te laten welgevallen dan de doorsnee burger, maar dit maakt niet dat de staatssecretaris daarom de grenzen van het onbetamelijk mag overschrijden. Daaraan doet evenmin af dat de staatssecretaris mag deelnemen aan een publiek debat.
3.8. Concluderend dient, gelet op het vorenoverwogene, in dit geval het belang van eiser bij de bescherming van zijn goede naam te prevaleren boven het belang van de staatssecretaris bij de vrijheid van meningsuiting. Op deze gronden heeft de staatssecretaris in de gegeven omstandigheden onrechtmatig gehandeld en is er plaats voor na te melden beperking van zijn vrijheid van meningsuiting.
3.9. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de vordering tot rectificatie kan worden toegewezen, met dien verstande dat, rekening houdend met het verweer van gedaagde, de tekst en de redactie van de rectificatie op na te melden wijze op onderdelen zal worden aangepast.
3.10. De vordering van eiser tot betaling van € 1,- bij wijze van voorschot op schadevergoeding, zal worden afgewezen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat ten aanzien van een geldvordering in kort geding terughoudendheid geboden. Naar voorlopig oordeel heeft eiser de door hem gestelde schade, gelet op de gemotiveerde betwisting door gedaagde, onvoldoende onderbouwd. De brieven die eiser heeft overgelegd van cliënten zijn daartoe onvoldoende, nu daaruit niet met de in dit geding benodigde mate van zekerheid kan worden afgeleid dat eiser door de uitlating van de staatssecretaris reeds in zodanige mate cliënten heeft verloren, dat hij daardoor materiële schade heeft geleden. Er bestaat derhalve onvoldoende grond om, vooruitlopend op de uitkomst van een bodemprocedure, de gevraagde voorzieningen toe te wijzen.
3.11. Voor een dwangsom ten laste van gedaagde bestaat geen aanleiding, nu gedaagde rechterlijke uitspraken pleegt na te komen.
3.12. Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- gebiedt gedaagde om binnen een dag na betekening van dit vonnis op de voorpagina’s van vier landelijke dagbladen de gedane uitlating te rectificeren middels plaatsing van de volgende tekst:
“Op 5 november jl. heb ik in de uitzending van het programma ‘De Wereld Draait Door’ gezegd dat de heer mr drs. S. Bharatsingh in de krant schrijft dat ie dit soort zwartspaarders adviseert in sommige gevallen om gewoon illegaal te blijven werken.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 20 november 2009 geoordeeld dat deze uitlating onvoldoende steun vindt in het aan de voorzieningenrechter bekend gemaakte feitenmateriaal en dat ik met die uitlating onrechtmatig heb gehandeld jegens de heer mr.drs. S. Bharatsingh.
Getekend
Mr.drs. J.C. de Jager
(Staatssecretaris van Financiën)”
- veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eiser begroot op € 1.150,25, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 262,-- aan griffierecht en € 72,25 aan dagvaardingskosten;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2009.
ib