1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. De Staatssecretaris van Justitie, hierna verweerder, heeft op 5 augustus 2009 aan eiser een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 opgelegd. Eiser is daarbij opgedragen om met ingang van 5 augustus 2009 te verblijven in de gemeente Vlagtwedde. Daarnaast heeft verweerder bij besluit van 17 augustus 2009 aan eiser een maatregel van toezicht in de zin van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 opgelegd. Eiser is daarbij opgedragen zich één maal per dag te melden in de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel.
1.2. Eiser heeft hiertegen op 13 oktober 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank. De gronden van het beroep zijn op 13 oktober 2009 ingediend. Op 25 oktober 2009 heeft eiser nadere gegevens verstrekt.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en aan de gemachtigde van eiser toegezonden.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 26 oktober 2009. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen mr. P.A.L.A. van Ittersum. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen
2.1. Voorzover het door eiser ingediende beroep van 14 oktober 2009 is gericht tegen de maatregel in de zin van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 zal hiertegen eerst bezwaar moeten worden gemaakt. De in artikel 75 Vw 2000 genoemde afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht geldt immers niet voor besluiten die zijn afgegeven op grond van artikel 54, eerste lid, Vw 2000. Hieruit volgt dat het beroep gericht tegen de maatregel ingevolge artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000, niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard. Verweerder zal het beroep als bezwaar in behandeling dienen te nemen.
2.2. Ingevolge artikel 69, eerste lid, Vw 2000 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift, in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), vier weken.
Ingevolge het derde lid is, in afwijking van artikel 6:7 van de Awb, het instellen van een beroep als bedoeld in de artikelen 94 en 96 tegen een besluit als bedoeld in artikel 93 niet aan enige termijn gebonden. Ingevolge artikel 93, eerste lid, Vw 2000 wordt een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56 Vw 2000 voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelijkgesteld met een besluit. Ingevolge artikel 93, tweede lid, Vw 2000 is artikel 7:1 Awb niet van toepassing.
2.3. De rechtbank overweegt dat hetgeen is bepaald in artikel 69, derde lid,
Vw 2000 zich niet richt op het instellen van beroep tegen een maatregel van toezicht als bedoeld in artikel 56 Vw 2000, doch uitsluitend op een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in de artikelen 6, 58 en 59, Vw 2000. Daaruit volgt dat voor een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel de beroepstermijn als neergelegd in artikel 69, eerste lid, Vw 2000 geldt, derhalve een termijn van vier weken.
2.4. Niet in geschil is dat het beroepschrift van eiser buiten de daartoe bedoelde beroepstermijn is ingediend. Niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb. Eiser werd immers bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, aan wie op 7 augustus 2009 bericht is gestuurd dat de maatregel van bewaring is opgeheven en hij aansluitend op de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel zal worden geplaatst. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat zij uit deze mededeling heeft begrepen dat aan eiser een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. Ondanks de omstandigheid dat onder deze mededeling geen beroepsclausule was opgenomen en onder de vrijheidsbeperkende maatregel zelf geen beroepstermijn was opgenomen, is het overschrijden van de beroepstermijn onder de genoemde omstandigheden niet verschoonbaar. Voor zover het beroep is gericht tegen het opleggen van de maatregel, is het niet ontvankelijk.
2.5. Naar het oordeel van de rechtbank volgt evenwel uit artikel 93, tweede lid, Vw 2000 en uit het stelsel van de wet, waarin wordt gestreefd naar een adequate rechtsbescherming van vreemdelingen aan wie vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregelen worden opgelegd, dat ook tegen het voortduren van de maatregel van artikel 56 Vw 2000 beroep bij de rechtbank ingesteld kan worden. De omstandigheid dat hiervoor geen afzonderlijke procedure in de wet is opgenomen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. In het licht hiervan kan het door de gemachtigde van eiser op 13 oktober 2009 ingediende beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56, eerste lid, Vw 2000 tevens worden aangemerkt als een beroep tegen het voortduren van de maatregel.