ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4208

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/2228 WOB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering openbaarmaking emailbericht op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, gaat het om een beroep tegen de weigering van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een emailbericht openbaar te maken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eisers hebben op 2 april 2006 verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de aanleg van een brug over de [A]. De minister heeft op 29 mei 2006 geweigerd om het emailbericht openbaar te maken, met de mededeling dat de overige gevraagde documenten niet in zijn bezit waren. Dit besluit werd later door de rechtbank vernietigd, maar de minister handhaafde zijn besluit opnieuw op 29 februari 2008, met een gewijzigde motivering.

De rechtbank heeft in deze uitspraak de motivering van de minister beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de minister aanvankelijk onterecht een beroep deed op artikel 11 van de Wob, omdat het emailbericht nauwelijks persoonlijke beleidsopvattingen bevatte. Echter, in het bestreden besluit heeft de minister zich beroepen op artikel 10, tweede lid, van de Wob, waarin wordt gesteld dat informatie kan worden geweigerd als het belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat openbaarmaking van het emailbericht de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zou aantasten en dat de minister deze belangen zwaarder mocht laten wegen dan het openbaarheidsbelang.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard. De eisers zijn niet verschenen ter zitting, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eerdere beroepsgronden die gericht waren tegen de mededeling van de minister dat hij niet over meer documenten beschikte, reeds waren verworpen in een eerdere uitspraak, waartegen geen hoger beroep was ingesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 april 2009, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
derde afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/2228 WOB
UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eisers], wonende te [P], eisers,
en
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.
I Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 2 april 2006 hebben eisers bij verweerder verzocht om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met betrekking tot de aanleg van een brug over de [A] die de huiskavel gelegen aan de [adres] verbindt met de [A-]weg.
Bij besluit van 29 mei 2006 heeft verweerder geweigerd een emailbericht openbaar te maken en medegedeeld de overige gevraagde documenten niet openbaar te kunnen maken, omdat deze niet in het bezit zijn van verweerder.
Het besluit van 21 augustus 2006, waarbij dit besluit is gehandhaafd, is door de rechtbank vernietigd bij uitspraak van 17 januari 2008, verzonden 21 januari 2008 (AWB 06/7722).
Bij besluit van 29 februari 2008, verzonden 4 maart 2008, heeft verweerder het besluit van 29 mei 2006 opnieuw gehandhaafd, met wijziging van de motivering.
Eisers hebben tegen dit besluit bij brief van 21 maart 2008 beroep ingesteld.
Het beroep is op 18 maart 2009 ter zitting behandeld.
Eisers zijn niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.A.H.J. Anthonissen.
II Motivering
Bovenkant formulier
1. Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge de Wob achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer of het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen of derden.
2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob wordt ingeval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
3. Verweerder heeft aanvankelijk de openbaarmaking van het emailbericht geweigerd met een beroep op artikel 11, eerste lid van de Wob.
4. De rechtbank heeft deze afwijzingsgrond onjuist geacht, omdat zij heeft vastgesteld dat het emailbericht nauwelijks persoonlijke beleidsopvattingen bevat.
5. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het email bericht niet kan worden openbaar gemaakt op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob.
6. Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van het emailbericht is de rechtbank van oordeel dat de hierbedoelde uitzonderingsgronden terecht zijn ingeroepen. Het emailbericht bevat, naast de namen van de betrokken ambtenaren, namen van en gegevens over omwonenden, die evenals eisers nauw betrokken zijn geweest bij de Reconstructie Midden Delfland, die aanleiding gaf tot het verzoek om informatie. Openbaarmaking zou de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen aantasten en onevenredig nadeel opleveren voor betrokkenen. Verweerder heeft deze belangen zwaarder mogen laten wegen dan het openbaarheidsbelang.
7. Voor zover nog een beroepsgrond is gericht tegen verweerders mededeling dat hij niet over meer documenten beschikt, is deze grond uitdrukkelijk verworpen in de uitspraak van de rechtbank van 17 januari 2008, waartegen geen hoger beroep is ingesteld.
Dit punt kan daarom niet nogmaals door de rechtbank worden beoordeeld.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.C. Dedel-van Walbeek en in het openbaar uitgesproken op
1 april 2009, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.G. Egter van Wissekerke.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.