ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4208
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.C. Dedel-van Walbeek
- H.G. Egter van Wissekerke
- Rechtspraak.nl
Weigering openbaarmaking emailbericht op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, gaat het om een beroep tegen de weigering van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een emailbericht openbaar te maken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eisers hebben op 2 april 2006 verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de aanleg van een brug over de [A]. De minister heeft op 29 mei 2006 geweigerd om het emailbericht openbaar te maken, met de mededeling dat de overige gevraagde documenten niet in zijn bezit waren. Dit besluit werd later door de rechtbank vernietigd, maar de minister handhaafde zijn besluit opnieuw op 29 februari 2008, met een gewijzigde motivering.
De rechtbank heeft in deze uitspraak de motivering van de minister beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de minister aanvankelijk onterecht een beroep deed op artikel 11 van de Wob, omdat het emailbericht nauwelijks persoonlijke beleidsopvattingen bevatte. Echter, in het bestreden besluit heeft de minister zich beroepen op artikel 10, tweede lid, van de Wob, waarin wordt gesteld dat informatie kan worden geweigerd als het belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat openbaarmaking van het emailbericht de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zou aantasten en dat de minister deze belangen zwaarder mocht laten wegen dan het openbaarheidsbelang.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard. De eisers zijn niet verschenen ter zitting, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eerdere beroepsgronden die gericht waren tegen de mededeling van de minister dat hij niet over meer documenten beschikte, reeds waren verworpen in een eerdere uitspraak, waartegen geen hoger beroep was ingesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 april 2009, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.