ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4694

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
350434 / KG ZA 09-1434
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verbod op overlevering aan Duitsland op humanitaire gronden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 november 2009 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, die in overleveringsdetentie verkeert, vorderde om gedaagde, de Staat der Nederlanden, te verbieden hem uit te leveren aan Duitsland. Eiser baseerde zijn vordering op humanitaire redenen, stellende dat hij detentieongeschikt is vanwege zijn medische toestand. De zaak volgde op een Europees Arrestatiebevel van 6 februari 2009, waarbij de officier van justitie van de Staatsanwaltschaft Berlin om de aanhouding en overlevering van eiser verzocht had in verband met de handel in verdovende middelen. Eiser was eerder voorgeleid bij de rechter-commissaris in Amsterdam, waar zijn gezondheid ter sprake kwam. De rechter-commissaris had op 28 juli 2009 de bewaring van eiser bevolen, met de toezegging dat de medische situatie van eiser geëvalueerd zou worden.

Eiser voerde aan dat zijn medische klachten niet adequaat waren onderzocht en dat hij de zorg van zijn artsen nodig had. De voorzieningenrechter oordeelde dat de officier van justitie in redelijkheid kon concluderen dat er geen ernstige humanitaire redenen waren die de feitelijke overlevering in de weg stonden. De rechter benadrukte dat de medische zorg in Duitsland gelijkwaardig is aan die in Nederland en dat de klachten van eiser daar ook behandeld konden worden. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiser af, waarbij hij oordeelde dat de medische situatie van eiser niet zodanig was dat overlevering niet verantwoord was. De kosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 24 november 2009,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 350434 / KG ZA 09-1434 van:
[eiser]
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in [verblijfplaats]
eiser,
advocaat mr. D. Moszkowicz te Maastricht,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te 's-Gravenhage.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 17 november 2009 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Bij Europees Arrestatiebevel van 6 februari 2009 heeft de officier van justitie van de Staatsanwaltschaft Berlin (Bondsrepubliek Duitsland) om de aanhouding en overlevering van eiser verzocht in verband met de vervolging van eiser voor, kort gezegd, de handel in verdovende middelen.
1.2. Op 28 juli 2009 is eiser voorgeleid bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de Rechtbank Amsterdam. Bij die gelegenheid is gesproken over de gezondheid van eiser. Bij beslissing van 28 juli 2009 heeft de rechter-commissaris de bewaring ex artikel 18 Overleveringswet (hierna: 'Olw') van eiser bevolen. Uit het proces-verbaal van de voorgeleiding volgt dat de officier van justitie heeft toegezegd dat zij direct de medische situatie van eiser zal laten evalueren en dat zij de bewaring van eiser zal schorsen indien blijkt dat de vereiste zorg niet zal kunnen worden geleverd.
1.3. Namens eiser is op 31 juli 2009 bij de Internationale Rechtshulpkamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot opheffing, subsidiair schorsing, van de bewaring ingediend. Aan dit verzoek heeft eiser onder meer ten grondslag gelegd dat hij vanwege medische redenen niet in detentie kan verblijven en dat hij de zorg en behandeling van zijn artsen nodig heeft. Bij dit verzoek heeft eiser een schrijven van geneesheer-psychiater D. van Gool (hierna: 'Van Gool') te Hasselt (België) overgelegd. De verklaring van Van Gool vermeldt onder meer dat eiser "100% detentieongeschikt" is, dat eiser "opgevolgd dient te worden door een psychiater voor psychotherapie en medicatie" en dat eiser "sinds 4 februari 2009 op regelmatige basis onder behandeling is".
Daarnaast heeft eiser brieven overgelegd van neuroloog dr. J. van Deun (hierna: 'Van Deun') te Genk (België) door wie eiser in april 2009 is onderzocht. Uit deze brieven volgt dat eiser "zeer neurologisch bepaalde gedragsstoornissen" vertoont die als matig tot ernstig te interpreteren zijn. De brief van 30 juli 2009 gericht aan de advocaat van eiser vermeldt voorts dat eiser "regelmatig opgevolgd moet worden zowel door zijn eigen familie" en dat een bijkomend onderzoek door Van Gool " aanbevelingswaardig" is.
1.4. Bij beslissing van 13 augustus 2009 is het verzoek van eiser afgewezen. Hierbij heeft de raadkamer van de rechtbank onder meer overwogen dat het oordeel van Van Gool dat eiser 100% detentieongeschikt is, niet met redenen is omkleed.
1.5. Op 25 augustus 2009 heeft eiser opnieuw een verzoek tot opheffing subsidiair schorsing van de bewaring ingediend. Dit keer heeft hij een brief van Van Gool d.d. 18 augustus 2009 overgelegd die is opgesteld na een telefonisch consult met eiser. Deze brief vermeldt onder meer:
"Patiënt was erg gespannen en suïcidaal.
Hetgeen wel problematisch kan zijn tenzij er geen strikte toepassing is van juiste medicatie.
Ten aanzien vanuit medisch oogpunt en gebruikelijke behandeling van de betrokkene is diagnose en evaluatie noodzakelijk.
Dergelijke gevallen hebben het karakter van suïcidale toestanden onder voorbehoud van bijkomende complicaties tot gevolg, zeker bij afzondering (langdurige hechtenis) van het maatschappelijk en het sociaal aspect.
De huidige medische problemen van [eiser] zijn van zodanige aard waaruit blijkt dat het een noodzakelijke procedure is voor medische, psychiatrische behandeling buiten het huis van bewaring. Het risico blijft bestaan totdat belangrijke remissie optreedt. Het is een algemene klinische ervaring dat het risico van suïcide kan toenemen in de vroege stadia van herstel bij alle therapieën met antidepressiva. (...) Intensief toezicht, en vooral met een verhoogd risico is noodzakelijk bij de medicamenteuze behandeling.
(...)
Conclusie: detentie ongeschikt 100%"
1.6. Bij beslissing van 1 september 2009 is in raadkamer van de rechtbank Amsterdam het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie afgewezen en het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie voor onbepaalde tijd aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een onderzoek naar de detentieongeschiktheid van eiser in te stellen.
1.7. Bij beslissing van 8 oktober 2009 heeft de raadkamer van de rechtbank Amsterdam de schorsing van de overleveringsdetentie van eiser afgewezen. Bij deze beslissing heeft de rechtbank overwogen dat door het Openbaar Ministerie onvoldoende zorgvuldigheid is betracht bij het verkrijgen van informatie van de medische dienst. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de door de advocaat van eiser overgelegde stukken onvoldoende gebleken van medische noodzaak in relatie tot detentie in de huidige vorm dat deze detentie niet kan worden voortgezet. Ten overvloede is door de rechtbank overwogen dat het Openbaar Ministerie, indien overlevering toelaatbaar geacht wordt, gehouden blijft de medische toestand van eiser bij de voortdurende overleveringsdetentie te betrekken.
1.8. Bij brief van 13 oktober 2009 heeft de advocaat van eiser aan de officier van justitie verzocht om, ingeval de overlevering zou worden toegestaan, feitelijke overlevering uit te stellen teneinde alsnog tot een rapportage te komen over de detentieongeschiktheid van eiser.
1.9. Met een brief van 20 oktober 2009 heeft de huisarts van de penitentiaire inrichting te Haarlem, waar eiser in overleveringsdetentie verblijft, meegedeeld dat eiser "goed meedraait in de PI" en dat hij "in vergelijking met andere gedetineerden geen extra zorg nodig heeft".
1.10. Bij brief van 20 oktober 2009 heeft de officier van justitie aan de advocaat van eiser meegedeeld dat zij gelet op voornoemde verklaring van de huisarts geen aanleiding ziet om de feitelijke overlevering uit te stellen.
1.11. Bij uitspraak van 14 oktober 2009 heeft de rechtbank Amsterdam de overlevering van eiser toegestaan.
1.12. Op 29 oktober 2009 heef de heer W.G.E. Kuyck (hierna: 'Kuyck'), Forensisch psychiater van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: 'NIFP') eiser in consult gezien. Bij brief van diezelfde dag heeft Kuyck een advies uitgebracht over de detentieongeschiktheid van eiser. Deze brief vermeldt voor zover van belang:
"De exacte diagnose kan nu niet gesteld worden (...)
In detentie is het bekend dat opgesloten zijn voor sommigen zodanige invloed heeft dat verblijf in een detentiecel problemen oplevert. Echter daar is zeker wat aan te doen (behandeling, zoals psychotherapie en/of medicatie).
Detentieongeschiktheid is een term die niet meer wordt gehanteerd, sinds de zorg in detentie equivalent is aan de zorg in de GGZ. Echte detentieongeschiktheid (...) komt nauwelijks voor. Echter, betrokkene en diens klachten dienen wel nader te worden onderzocht door een neuroloog in Nederland, om ernstige neurologische stoornissen uit te sluiten dan wel vast te stellen. (...) Verder zal de psychiater en/of de psycholoog in detentie nader met betrokkene in gesprek kunnen gaan, ook om de medicatie te beoordelen, m.n. of deze optimaal zijn voorgeschreven (...) en verder om de klachten goed in kaart te brengen (...)
De periode van onderzoek door een neuroloog en psychiater/psycholoog moet binnen twee tot drie maanden afgerond kunnen zijn."
1.13. Met een e-mailbericht van 6 november 2009 heeft Kuyck op een vraag van M.J.C. de Vries (hierna: 'De Vries'), parketsecretaris bij de rechtbank Amsterdam, het volgende meegedeeld:
"De onderzoeken kunnen ook in Duitsland worden uitgevoerd (daar is een goed opgebouwde gezondheidszorg.). Die overweging laat ik aan u, vandaar dat ik dat niet speciaal heb genoemd. Nadeel van Duitsland is wellicht: dat de gegevens van Nederland dan opgevraagd moeten worden, gaat weer tijd overheen."
1.14. Met een brief van 12 november 2009 heeft de Oberstaatsanwalt van het Generalstaatsanwaltschaft Berlin aan De Vries het volgende bericht:
"da jeder Gefangene in der Bundesrepublik Anspruch auf medizinische Behandlung hat, ist die Fohrtführung einer jeden medizinisch gebotenen Behandlung eine Selbstverständlichkeit. Ich werde die übersandten Unterlagen nach Übersetzung der im Falle der Auslieferung zuständigen Haftanstalt zuleiten, damit die dortigen Ärtze bereits vorab informiert werden können."
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Eiser vordert, na aanvulling van eis, zakelijk weergegeven, primair om gedaagde te verbieden eiser uit te leveren aan Duitsland en subsidiair gedaagde te bevelen om niet over te gaan tot overlevering voordat de uitspraak in kort geding onherroepelijk geworden is en niet voordat de noodzakelijk medische onderzoeken bij eiser zijn uitgevoerd, totdat is bepaald welke medische aandoening eiser heeft en totdat is bepaald dat de aandoening van eiser niet van die aard is dat hij feitelijk niet overgeleverd kan worden.
2.2. Daartoe voert eiser het volgende aan.
De medische toestand van eiser is onduidelijk en tot op heden is er onvoldoende onderzoek gedaan. Het is schrijnend dat er tot aan het onderzoek door Kuyck nauwelijks aandacht is besteed aan de gezondheid van eiser. Het Openbaar Ministerie heeft zijn beslissing dat eiser niet detentieongeschikt is in eerste instantie volledig gebaseerd op de uiterst summiere verklaring van 20 oktober 2009 van de huisarts, terwijl op 28 juli 2009 reeds de toezegging gedaan was dat de medische situatie van eiser geëvalueerd zou worden.
Uit het pas zeer recent uitgebrachte advies van Kuyck volgt voorts dat de klachten van eiser serieus genomen moeten worden en dat onderzoek in Nederland geïndiceerd is.
Er zijn geen garanties dat de Duitse autoriteiten de benodigde onderzoeken zullen doen. De toezeggingen van Duitsland zijn voor eiser onvoldoende. Daarbij komt dat het uitvoeren van de onderzoeken in Duitsland de nodige vertraging meebrengt, aangezien dan eerst de bestaande medische stukken dienen te worden opgevraagd en vertaald.
Eiser heeft er recht op en belang bij dat de onderzoeken zo spoedig mogelijk in Nederland worden uitgevoerd en dat hij, in afwachting van de uitkomsten daarvan, niet aan Duitsland zal worden overgeleverd.
Dit geldt temeer nu het een feit van algemene bekendheid is dat het regime in de gevangenissen in Duitsland strenger is dan in Nederland en dat het suïciderisico voor eiser groter zal zijn, aangezien hij daar mede door de taalbarrière meer geïsoleerd zal zijn. Vooralsnog is bovendien niet gebleken dat eiser, in weerwil van het advies van Van Gool, detentiegeschikt geacht moet worden.
Het is in strijd met de zwaarwegende belangen van eiser om hem over te leveren zonder dat er een garantie is dat op korte termijn de benodigde onderzoeken worden uitgevoerd.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Nu bij uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2009 de overlevering van eiser toelaatbaar is verklaard, dient eiser op grond van de Overleveringswet zo spoedig mogelijk feitelijk te worden overgeleverd aan Duitsland.
Eiser heeft zowel aan zijn primair gevorderde algehele verbod tot overlevering, als aan zijn subsidiair gevorderde verbod, om niet over te gaan tot overlevering totdat er duidelijkheid is over de medische situatie van eiser, ten grondslag gelegd dat hij detentieongeschikt is. Volgens eiser verzetten humanitaire redenen zich tegen zijn overlevering, zodat hij, zo begrijpt de voorzieningenrechter, een beroep doet op artikel 35 lid 3 Olw.
3.2. Artikel 35 lid 3 Olw luidt:
"Feitelijke overlevering kan bij wijze van uitzondering achterwege blijven zolang er ernstige humanitaire redenen bestaan die aan de feitelijke overlevering in de weg staan, in het bijzonder zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de opgeëiste persoon niet verantwoord is om te reizen. De uitvaardigende justitiële autoriteit wordt onverwijld hiervan in kennis gesteld. De officier van justitie bepaalt, na overleg met de uitvaardigende justitiële autoriteit, de tijd en plaats waarop de feitelijke overlevering alsnog kan plaatsvinden. De feitelijke overlevering vindt alsdan uiterlijk tien dagen na de vastgestelde datum plaats."
Uit deze bepaling vloeit voort dat uit ernstige humanitaire redenen feitelijke overlevering uitgesteld kan worden, maar niet dat overlevering geweigerd kan worden. Hieruit volgt dat de primaire vordering van eiser dient te worden afgewezen.
3.3. De beoordeling van de vraag of eiser op humanitaire gronden ongeschikt is om te worden overgeleverd aan Duitsland, is ingevolge voornoemde bepaling exclusief voorbehouden aan de officier van justitie. Ter beoordeling van de subsidiaire vordering van eiser dient derhalve beoordeeld te worden of de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen komen tot het oordeel dat in het geval van eiser geen sprake is van ernstige humanitaire redenen die (voorlopig) aan zijn feitelijke overlevering in de weg staan. Vooropstaat dat de officier van justitie bij de vorming van zijn oordeel een zekere mate van beoordelingsvrijheid toekomt, hetgeen meebrengt dat zijn oordeel in kort geding slechts marginaal kan worden getoetst.
3.4. Tussen partijen staat vast dat eiser al voorafgaand aan zijn overleveringsdetentie bekend was met medische klachten die nadere diagnostiek, en zo nodig behandeling, behoeven. Eén en ander volgt uit de door eiser overgelegde medische rapporten van Van Gool en Van Deun. Hoewel uit de in deze rapporten genoemde medische klachten niet zonder meer kan worden afgeleid dat eiser detentieongeschikt zou zijn, volgt uit die rapporten dat onderzoek door een psychiater en een neuroloog op zijn plaats is om de medische conditie van eiser vast te stellen. Terecht heeft de officier van justitie op 28 juli 2009 dan ook toegezegd dat de medische situatie van eiser geëvalueerd zou worden om te bezien of de voor eiser benodigde zorg in detentie zou kunnen worden geleverd. Aan eiser moet worden toegegeven dat het lang geduurd heeft totdat de officier van justitie adequate actie heeft ondernomen. Na de toezegging van 28 juli 2009 heeft het tot 29 oktober 2009, derhalve tot na het uitbrengen van de dagvaarding in kort geding op 28 oktober 2009, geduurd eer er medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De rapportage van de huisarts van 20 oktober 2009 - die overigens ook geruime tijd na 28 juli 2009 is opgemaakt - is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als zodanig aan te merken, aangezien de omstandigheid dat een gedetineerde "goed meedraait op de P.I." onverlet laat dat er sprake is van ernstige klachten van medische aard. Hetzelfde geldt voor de opmerking dat eiser "in vergelijking met andere gedetineerden geen extra zorg nodig heeft". In het geval van eiser, gelet op zijn bekende medische klachten, was een diepgaander medisch onderzoek op zijn plaats geweest. Totdat een deugdelijk onderzoek had plaatsgevonden, kon de officier van justitie niet tot met voldoende zekerheid zich een oordeel vormen over de medische situatie van eiser en derhalve niet redelijkerwijs tot het oordeel komen dat feitelijke overlevering niet achterwege diende te blijven.
3.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de rapportage van Kuyck wel aangemerkt worden als een deugdelijk advies. Kuyck is immers een arts die na een consult met eiser een rapport heeft opgesteld met betrekking tot de detentiegeschiktheid van eiser. Met de officier van justitie is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit dit rapport volgt dat eiser niet detentieongeschikt is. Kuyck heeft vastgesteld dat er enerzijds sprake is van psychische klachten, die in detentie (nader) gediagnosticeerd en behandeld kunnen worden, en anderzijds van klachten van neurologische aard, die nader onderzocht moeten worden. Niet valt in te zien op welke grond het neurologisch onderzoek in Nederland dient plaats te vinden. Redengevend hiervoor is het volgende.
In de eerste plaats moet worden aangenomen dat de medische zorg in Duitsland, ook in detentie, even goed is als in Nederland en dat de klachten van eiser even zo goed in Duitsland als in Nederland kunnen worden gediagnosticeerd en behandeld. Niet valt in te zien op welke grond er getwijfeld zou kunnen worden aan de op 12 november 2009 door de Oberstaatsanwalt gedane toezegging om eiser de benodigde medische zorg te verschaffen en om de beschikbare medische stukken te vertalen en aan de behandelend artsen ter beschikking te stellen. Dat met het vertalen en ter hand stellen van de medische bescheiden enige tijd gemoeid is, leidt niet tot een ander oordeel. Het is immers niet aannemelijk geworden dat de daarvoor benodigde tijd de gezondheid van eiser ernstig in gevaar brengt. Dit geldt temeer nu niet is gesteld of gebleken welke behandeling of nadere (diagnostische) onderzoeken er voor zijn aanhouding op 27 juli 2009 waren gepland - anders dan de consulten bij psychiater Van Gool - nadat Van Deun in april 2009 neurologische klachten had vastgesteld. Evenmin is gesteld of gebleken dat de klachten van eiser sinds de aanvang van zijn overleveringsdetentie zijn verergerd.
In de tweede plaats ligt het voor de hand dat de nadere diagnostische onderzoeken in Duitsland zullen plaatsvinden, aangezien de behandeling, zolang eiser in Duitsland gedetineerd is, ook in Duitsland zal plaatsvinden. Niet valt in te zien dat eiser onder die omstandigheden gebaat is bij een diagnosestelling in Nederland. Daarbij komt dat er ook geen sprake is van een lopende behandeling in Nederland, zodat eiser er evenmin belang bij heeft dat de diagnosestelling en/of behandeling om die reden in Nederland zal plaatsvinden.
3.6. Het door eiser gestelde verhoogde suïciderisico is onvoldoende aannemelijk geworden. Enerzijds is dit niet gebleken uit het onderzoek van Van Kuyck en anderzijds mag van de Duitse autoriteiten verwacht worden dat zij in staat zijn om op een adequate manier om te gaan met het suïciderisico bij gedetineerden.
3.7. Slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen. In de omstandigheid dat pas na het uitbrengen van de dagvaarding in kort geding een deugdelijk medisch onderzoek heeft plaatsgevonden ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2009.
WJ