ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5227
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.C. Punt
- Rechtspraak.nl
Erkenning van de Nederlandse nationaliteit van een minderjarige geboren in Kaapverdië
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 november 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 25 juli 2008 was ingediend door de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige, geboren op 25 oktober 1992 in Kaapverdië. De wettelijk vertegenwoordiger verzocht de rechtbank vast te stellen dat de minderjarige in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en geen behoefte geuit aan een mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige is erkend door de wettelijk vertegenwoordiger, die op het moment van erkenning gehuwd was met een andere vrouw. De rechtbank heeft onderzocht of er een band bestaat tussen de wettelijk vertegenwoordiger en de moeder van de minderjarige die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen. De rechtbank concludeert dat er voldoende bewijs is dat de erkenning rechtsgeldig is, ondanks de huwelijkse staat van de wettelijk vertegenwoordiger op het moment van erkenning.
De rechtbank heeft daarbij de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) 1985 in acht genomen, die bepaalt dat een minderjarige vreemdeling die door een Nederlander wordt erkend, Nederlander wordt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenning van de minderjarige op 21 mei 1993 door de wettelijk vertegenwoordiger heeft plaatsgevonden en dat deze erkenning voldoet aan de voorwaarden van de RWN.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de minderjarige, geboren in Kaapverdië, vanaf 21 mei 1993 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Deze beschikking is gegeven door mr. B.C. Punt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.