ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5577

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/610903-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Elkerbout
  • A. Bosman
  • J. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongevallen met dodelijke afloop door verkeersdelict met hoge snelheid en onvoldoende oplettendheid

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een personenauto met te hoge snelheid een zebrapad naderde. De verdachte heeft niet tijdig opgemerkt dat een echtpaar de weg overstak, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de man overleed en de vrouw ernstig letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, en dat hij niet de vereiste voorzichtigheid in acht heeft genomen, gezien de verkeerssituatie ter plaatse. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de zaak een lichtere straf rechtvaardigden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een vergelijkbaar feit, en dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de ernst van het gepleegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om te allen tijde alert te zijn, vooral in situaties waar voetgangers zich op of nabij een zebrapad bevinden. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 toegepast in haar overwegingen en beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/610903-09
Datum uitspraak: 7 december 2009
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
adres: [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 november 2009.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr W.A. Koers, advocaat te Leusden, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Robert heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging.
Vaststaat dat verdachte op 13 januari 2009 in Den Haag met een personenauto van het merk [merk] op de Goudenregenstraat ter hoogte van het Goudenregenplein de heer [A] en mevrouw [A]-[B] heeft aangereden, toen zij op of nabij het zebrapad de straat overstaken. Ten gevolge van de aanrijding is de heer [A] overleden en heeft zijn echtgenote zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte wordt verweten dat hij gelet op de verkeerssituatie ter plaatse met een te hoge snelheid heeft gereden en dat hij geen voorrang heeft gegeven aan de heer en mevrouw [A], die op het zebrapad liepen.
Verdachte heeft verklaard dat
a) hij niet harder reed dan 40 tot 45 kilometer per uur, en dus niet te hard;
b) het echtpaar [A] voor hem plotseling, nadat hij het zebrapad al gepasseerd was, tussen geparkeerde auto’s vandaan kwam en de straat overstak; hij week nog wel uit naar links, maar kon een aanrijding niet meer voorkomen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Ad a)
Mevrouw [A] heeft verklaard dat zij en haar man, voor zij de weg overstaken, naar links hebben gekeken en dat zij toen twee stel lichten zagen aankomen, vermoedelijk dus van twee auto’s, en dat zij de indruk hadden dat deze auto’s nog heel ver weg waren. De getuige [getuige] , die met haar auto achter de auto van verdachte reed, heeft verklaard dat de auto voor haar hard reed en ver op haar auto uitliep. Ook heeft zij verklaard dat deze auto niet afremde voor het zebrapad. De verkeersongevalsanalyse heeft geen zekerheid kunnen geven omtrent de snelheid waarmee de auto van verdachte reed. Als meest waarschijnlijke hypothese komt volgens deze analyse in aanmerking dat de snelheid van deze auto hoger lag dan wettelijk was toegestaan. De waarneming van getuige [getuige], dat verdachte niet heeft geremd, wordt in de analyse bevestigd. Opvallend is voorts dat verdachte direct na het ongeluk heeft gezegd dat hij vermoedde dat hij in de derde versnelling reed, maar dat tijdens het onderzoek is gebleken dat de vierde versnelling stond ingeschakeld. Uit dit één en ander leidt de rechtbank af dat verdachte in ieder geval met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (in de weg liggen tramrails, het wegdek was vochtig, het was donker en een verkeersbord waarschuwde dat een zebrapad werd genaderd), met een te hoge snelheid heeft gereden.
Ad b)
Mevrouw [A] heeft verklaard dat zij met haar man over het zebrapad de weg overstak. De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij het echtpaar op het zebrapad zag lopen. Deze beide verklaringen vinden bevestiging in het proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse, waarin melding wordt gemaakt van een (aan de heer [A] toebehorende) paraplu, welke op het zebrapad werd aangetroffen. Voor de rechtbank staat op grond hiervan vast dat de heer en mevrouw [A] over het zebrapad liepen toen zij werden aangereden.
Evenals de officier van justitie komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is als bestuurder van een personenauto met te hoge snelheid een binnen de bebouwde kom gelegen zebrapad genaderd en heeft niet tijdig opgemerkt dat een echtpaar de weg overstak. Ten gevolge van de aanrijding die hierdoor plaatsvond, is de man overleden en heeft zijn vrouw fracturen aan been, neus, bovenkaak, ribben en oogkassen, alsmede een klaplong opgelopen. Terwijl zij met dit ernstige letsel in het ziekenhuis lag, kreeg zij het vreselijke nieuws te verwerken dat haar man aan zijn verwondingen was bezweken. Door dit ongeval is niet alleen aan het leven van een vitale 77-jarige man abrupt een einde gekomen. Ook is aan diens familie en vrienden groot en onherstelbaar leed toegebracht.
De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat de aan verdachte wegens een overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 opgelegde transactie in het jaar 2000 geen strafverzwarende omstandigheid oplevert. Zij wijst hierbij op artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht, waarin zij een aanwijzing leest dat recidive alleen reden kan zijn voor strafverzwaring indien nog geen vijf jaren zijn verlopen sinds het eerdere misdrijf.
De rechtbank kan de officier van justitie evenmin volgen in haar toepassing van de richtlijnen voor straftoemeting van het openbaar ministerie ten aanzien van dit delict. De officier van justitie gaat er immers van uit dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden, en niet zeer onoplettend en onvoorzichtig. De door de officier van justitie geëiste straf past bij die laatste, zwaardere schuldvariant. De rechtbank zal een straf opleggen die past bij die eerste, lichtere schuldvariant. Zij merkt hierbij overigens nog op dat de zogeheten oriëntatiepunten voor de straftoemeting welke de rechtbank tot richtsnoer neemt, op dit punt niet afwijken van de richtlijnen van het openbaar ministerie.
De rechtbank zal gezien het vorenstaande aan verdachte een langdurige werkstraf opleggen alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 (honderdtachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 90 (negentig) DAGEN;
ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 (twee) JAREN;
bepaalt dat een deel van deze bijkomende straf, 1 (één) jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Bosman en Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Hamelink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2009.