ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5950

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/7975 en 7976
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • C.C. Dedel-van Walbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot ongeldigverklaring van rijbewijs en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 4 december 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H.T. de Haas, en verweerster, de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 augustus 2009, waarbij zijn rijbewijs voor alle categorieën ongeldig was verklaard per 18 augustus 2009. Het bezwaar werd door de CBR op 22 oktober 2009 ongegrond verklaard, waarop eiser beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de psychiatrische rapportages, die ten grondslag lagen aan het besluit van de CBR, niet voldoende concludent waren om het besluit te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de conclusie van alcoholmisbruik niet kon worden gedragen door de bevindingen in de rapportages. Daarom werd het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De CBR werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser.

Daarnaast werd een voorlopige voorziening getroffen, waarbij de geldigheid van het rijbewijs van eiser herleefde tot zes weken na de bekendmaking van de nieuw te nemen beslissing op bezwaar. De CBR werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die op € 1311,-- werden vastgesteld, en tot vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 december 2009, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3
Reg.nrs.: AWB 09/7975 en 7976 WVW
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:84, eerste lid, en artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om een voorlopige voorziening en op het beroep van
[A], wonende te [plaats], eiser,
gemachtigde mr. A.H.T. de Haas,
ter zake van het besluit van 22 oktober 2009 van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerster, waarbij het bezwaar van eiser tegen het besluit van 11 augustus 2009, houdende de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser voor alle categorieën per 18 augustus 2009, ongegrond is verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 12 november 2009 beroep ingesteld (AWB 09/7976 WVW). Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (AWB 09/7975 WVW).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 december 2009.
Verzoeker is verschenen bij gemachtigde, mr. A.H.T. de Haas.
Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.R.J. de Haan.
I OVERWEGINGEN
1.Er bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Awb eveneens te beslissen in de hoofdzaak.
2.Bij uitspraak van 1 oktober 2009 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het ter zake van het thans gehandhaafde primaire besluit van 11 augustus 2009 door eiser gevraagde verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen in die zin dat het besluit van 11 augustus 2009 wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar (AWB 09/5853 WVW).
Eiser is als gevolg van deze uitspraak voorlopig weer in het bezit gesteld van een geldig rijbewijs.
3.De voorzieningenrechter stelt vast dat in de psychiatrische rapportages, waarop het bestreden besluit van 22 oktober 2009 steunt, geen enkele afwijkende bevinding is te zien, behoudens de aanhouding na het eerder hebben gevolgd van de EMA. De conclusie alcoholmisbruik in ruime zin kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gedragen door de bevindingen in beide onderzoeken. Nu de psychiatrische rapportages niet (voldoende) concludent zijn, kan hier niet op worden afgegaan. De voorzieningenrechter sluit zich aan bij de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 1 oktober 2009 (AWB 09/5853 WVW).
4.Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit van 22 oktober 2009 wordt vernietigd. Verweerster wordt opgedragen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. De voorzieningenrechter ziet aanleiding een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat de geldigheid van het rijbewijs van eiser herleeft tot zes weken na de bekendmaking van de nieuw te nemen beslissing op bezwaar.
5.Verweerster wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1311,--. Voorts dient verweerster het door eiser betaalde griffierecht in beide procedures te vergoeden.
IIBESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep (AWB 09/7965 WVW) gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit van 22 oktober 2009;
3. bepaalt dat verweerster met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiser;
4. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening (AWB 09/7975 WVW) toe in die zin dat de geldigheid van het rijbewijs van eiser herleeft tot zes weken na de bekendmaking van de nieuw te nemen beslissing op bezwaar;
5. bepaalt dat verweerster aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten 2x € 150,--, vergoedt;
6. veroordeelt verweerster in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1311,--, welk bedrag aan eiser moet worden vergoed.
Aldus vastgesteld door mr. C.C. Dedel-van Walbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier A.J. Faasse - van Rossum.
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak, voor zover daarbij op het beroep is beslist, kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.