ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6506

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/750006-06 Kenmerk RK: 09/1772
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake verzoekschrift tot vergoeding van kosten rechtsbijstand ex artikel 591a Sv

Op 17 november 2009 heeft de rechtbank 's-Gravenhage in raadkamer uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met het parketnummer 09/750006-06. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker, subsidiair tot afwijzing van het verzoek en meer subsidiair tot matiging van het verzoek. Verzoeker had verzocht om vergoeding van de kosten van zijn Filippijnse raadslieden, die in het klaagschrift als kosten ex artikel 591a Sv zijn aangeduid. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de raadsman van verzoeker een toevoeging is afgegeven, die niet was ingetrokken voordat de zaak was beëindigd. Hierdoor oordeelde de rechtbank dat de uitzonderingssituatie, zoals bedoeld in artikel 591a, tweede lid, Sv, zich voordeed, en verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, inclusief de kosten voor de onderhavige procedure.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de vragen over de vergoeding van kosten van buitenlandse raadslieden en de redelijkheid van de kosten onbeantwoord blijven. De beslissing van de rechtbank was dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoekschrift. De uitspraak werd gedaan door mr. G.H.M. Smelt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Terwel, griffier, en werd uitgesproken ter openbare zitting op 17 november 2009. Verzoeker was niet verschenen, maar zijn raadsvrouw, mr. S. Hopman, was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingekomen, aangezien de strafzaak tegen verzoeker was geëindigd door een kennisgeving van niet verdere vervolging van de officier van justitie op 31 maart 2009.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Parketnummer: 09/750006-06
Kenmerk RK: 09/1772
Beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1939 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
te dezer zake domicilie kiezende te Amsterdam,
Keizersgracht 560-562 (1017 EM), ten kantore van advocaat mr. M. Pestman,
ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 25 mei 2009, strekkende tot een vergoeding ten laste van de Staat van de kosten van zijn raadslieden tot een bedrag van in totaal
€ 40.055,29, vermeerderd met een bedrag van € 275, danwel € 540,- indien de behandeling in raadkamer zal plaatsvinden, in verband met de kosten van het indienen en behandelen van dit verzoekschrift.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De rechtbank heeft op 17 november 2009 dit verzoekschrift in raadkamer behandeld.
Verzoeker is -hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen- niet in raadkamer verschenen; wel aanwezig was zijn raadsvrouw, mr. S. Hopman, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot primair niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker in het verzoekschrift, subsidiair tot afwijzing en meer subsidiair tot matiging van het verzoek.
Beoordeling van het verzoekschrift.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoek.
De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door de kennisgeving van niet verdere vervolging van de officier van justitie gedateerd 31 maart 2009. Het verzoek is derhalve tijdig ingekomen.
In deze procedure wordt, naast de forfaitaire vergoeding van € 540,-, verzocht om vergoeding van de kosten van de Filippijnse raadslieden van verzoeker, in het klaagschrift geduid als kosten ex artikel 591a Sv.
Uit het strafdossier en ter zitting is gebleken dat in de onderliggende strafzaak op last van de rechter aan de raadsman van verzoeker een toevoeging is afgegeven en dat die toevoeging niet is ingetrokken of beëindigd voordat de zaak was geëindigd. Eveneens is gebleken dat de advocaten van het kantoor van mr. Pestman, de toegevoegd raadsman, hun werkzaamheden hebben verricht op basis van die toevoeging.
Reeds gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de uitzonderingssituatie, als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, Sv. zich voordoet , zodat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek tot vergoeding van de kosten rechtsbijstand, waaronder ook de kosten voor rechtsbijstand in de onderhavige procedure.
De vragen in hoeverre de kosten van buitenlandse raadslieden onder de vergoeding van artikel 591a Sv vallen, of de constatering van de rechtbank dat naast de urenspecificatie facturen/declaraties aan [verzoeker] ontbreken niet in de weg staat aan de toewijsbaarheid van het verzochte, of de overgelegde urenspecificatie voldoende duidelijk en specifiek is om te kunnen beoordelen of de berekende kosten redelijk zijn en ten slotte de vraag in hoeverre de kosten ook inderdaad redelijk zijn – waarbij onder andere de mogelijkheid van vermenging van kosten voor werkzaamheden ten behoeve van onderzoek in een eventuele Filippijnse (straf)zaak, de noodzaak van meer dan één Filippijnse advocaat en de werkzaamheden verricht in de periode dat verzoeker in beperkingen zat betrokken zouden moeten worden – blijven gelet daarop onbeantwoord.
Beslissing.
De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoekschrift.
Aldus gedaan te 's-Gravenhage door mr. G.H.M. Smelt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Terwel, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2009.