ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6506
Rechtbank 's-Gravenhage
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beschikking inzake verzoekschrift tot vergoeding van kosten rechtsbijstand ex artikel 591a Sv
Op 17 november 2009 heeft de rechtbank 's-Gravenhage in raadkamer uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met het parketnummer 09/750006-06. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker, subsidiair tot afwijzing van het verzoek en meer subsidiair tot matiging van het verzoek. Verzoeker had verzocht om vergoeding van de kosten van zijn Filippijnse raadslieden, die in het klaagschrift als kosten ex artikel 591a Sv zijn aangeduid. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de raadsman van verzoeker een toevoeging is afgegeven, die niet was ingetrokken voordat de zaak was beëindigd. Hierdoor oordeelde de rechtbank dat de uitzonderingssituatie, zoals bedoeld in artikel 591a, tweede lid, Sv, zich voordeed, en verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, inclusief de kosten voor de onderhavige procedure.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de vragen over de vergoeding van kosten van buitenlandse raadslieden en de redelijkheid van de kosten onbeantwoord blijven. De beslissing van de rechtbank was dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoekschrift. De uitspraak werd gedaan door mr. G.H.M. Smelt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Terwel, griffier, en werd uitgesproken ter openbare zitting op 17 november 2009. Verzoeker was niet verschenen, maar zijn raadsvrouw, mr. S. Hopman, was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingekomen, aangezien de strafzaak tegen verzoeker was geëindigd door een kennisgeving van niet verdere vervolging van de officier van justitie op 31 maart 2009.