ECLI:NL:RBSGR:2009:BK7350

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/38500
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Identiteits- en nationaliteitskwesties in asielprocedure van een Burundese vrouw

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 november 2009 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een vrouw die zich op Schiphol meldde met een Burundese paspoort, haar identiteit en nationaliteit betwistte. Eiseres verklaarde dat de personalia in het paspoort niet van haar zijn en dat zij de Congolese nationaliteit bezit. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het paspoort als echt was beoordeeld, dit niet automatisch betekent dat het aan eiseres toebehoorde. Eiseres had ook een kieskaart uit de Democratische Republiek Congo (DRC) overgelegd, die als identiteitsbewijs wordt erkend. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren voor nader onderzoek naar de identiteit en nationaliteit van eiseres, vooral omdat het asielrelaas niet inhoudelijk was beoordeeld door verweerder op basis van de aangenomen Burundese nationaliteit. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,-.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, meervoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr.: AWB 08/38500
V-nummer [v-nummer]
Inzake: , naar eigen zeggen eiseres,
gemachtigde mr. M.E. Muller, advocaat te Gouda,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. A. Maas.
I Procesverloop
1 Eiseres is op 31 december 2007 Nederland binnengereisd met behulp van een paspoort op naam van , geboren op , te Bujumbura (Burundi). Op 2 januari 2008 heeft zij een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Op 8 juli 2008 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt tot afwijzing van de aanvraag. Bij brief van
1 augustus 2008 heeft eiseres haar zienswijze hierop naar voren gebracht. Bij besluit van
7 oktober 2008 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
2 Op 28 oktober 2008 heeft eiseres tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) beroep ingesteld bij de rechtbank. De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van
28 maart 2008 en nader aangevuld bij brieven van 18 augustus 2009 en 21 augustus 2009. Verweerder heeft op 27 augustus 2009 een verweerschrift ingediend.
3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 8 september 2009. Ter zitting is verschenen eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde. Aanwezig was ook , (gestelde) halfbroer van eiseres, woonachtig in België. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Tevens is verschenen K. van Wezel, tolk in de Franse taal.
II Overwegingen
1 Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen op grond van het eerste lid van artikel 31 van de Vw 2000. Hoewel eiseres in het eerste gehoor heeft verklaard dat haar naam is en dat zij geboren is op 25 juli 1968 in de Democratische Republiek Congo (DRC), stelt verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres de Burundese nationaliteit bezit. Verweerder legt hieraan ten grondslag dat het door eiseres overgelegde Burundese paspoort echt is bevonden. Nu eiseres volgens verweerder de nationaliteit van Burundi heeft en gesteld noch gebleken is dat eiseres in Burundi problemen heeft ondervonden (eiseres heeft aan haar asielaanvraag alleen gebeurtenissen ten grondslag gelegd die in de DRC hebben plaatsgevonden), kan zij naar Burundi terugkeren. Eiseres komt volgens verweerder dan ook niet in aanmerking voor de bescherming op grond van het Vluchtelingenverdrag of een verblijfsvergunning op één van de gronden genoemd in artikel 29 van de Vw 2000.
2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder uitgaat van een onjuiste identiteit en nationaliteit. De foto in het Burundese paspoort is niet van eiseres en ook de in het paspoort vermelde geboortedatum is niet juist: eiseres is duidelijk ouder dan 25 jaar. Eiseres heeft haar juiste identiteit en nationaliteit direct in het eerste gehoor naar voren gebracht. Daarnaast heeft zij een aantal documenten overgelegd ter onderbouwing van haar identiteit, waaronder een kieskaart uit de DRC die echt bevonden is. Eiseres stelt dat zij daarmee een voldoende onderbouwing van haar identiteit heeft gegeven, althans voldoende argumenten heeft aangedragen voor twijfel aan de juistheid van de stelling dat de gegevens in het paspoort op haar betrekking hebben. Onder verwijzing naar paragraaf 3.3.4 van het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 14 september 2007 stelt eiseres verder dat vervalste Burundese documenten makkelijk verkrijgbaar zijn. Daarnaast wijst zij erop dat de Belgische verblijfsvergunning, eveneens gesteld op naam van vals is bevonden. Ten slotte stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar psychische gesteldheid, zoals die in de Mapp rapportage van 5 januari 2008 is beschreven.
3 De rechtbank overweegt het volgende.
3.1 Het geschil spitst zich toe op de identiteit en nationaliteit van eiseres. De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende vaststaande, dan wel onvoldoende weersproken feiten en omstandigheden.
Eiseres is op 31 december 2007 aangehouden op de Luchthaven Schiphol. Eiseres heeft daarbij een paspoort overgelegd op naam van, geboren op in Bujumbura te Burundi en afgegeven op 10 augustus 2007 te Pafe. Tevens was eiseres bij binnenkomst in het bezit van een Belgische verblijfsvergunning op naam van Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2008 van de Koninklijke Marechaussee is het paspoort door de afdeling falsificaten ’goed’ bevonden, maar de verblijfsvergunning is vals bevonden. Eiseres heeft op 2 januari 2008 een nationaliteitsverklaring (nationaliteit Burundi) ondertekend.
Bij aanvang van het eerste gehoor op 2 januari 2008 heeft eiseres verklaard dat haar persoongegevens niet juist zijn en dat haar naam is, dat zij geboren is op en de Congolese nationaliteit bezit. Tevens heeft eiseres aangegeven dat zij al eerder heeft verklaard dat het paspoort vals is en dat zij de Congolese nationaliteit bezit, maar dat de politie dit niet wilde opnemen.
Op 5 januari 2008 heeft een aanvullend eerste gehoor plaatsgevonden, waarin eiseres nader is gehoord over haar identiteit, etnische achtergrond, familie en haar leven in de DRC. Bij deze gelegenheid heeft eiseres een stem- c.q. kieskaart uit de DRC overgelegd met daarop een foto en haar gestelde naam, adres en geboortedatum. Uit de verklaring van onderzoek van 25 januari 2008 van het Bureau Documenten blijkt dat de kieskaart met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt is. Daarop is van de zijde van verweerder een intern voorstel gedaan tot wijziging van de indentiteitsgegevens van eiseres. Daarin is gesteld dat de stemkaart in Congo als identiteitskaart wordt gebruikt
In het rapport van het nader gehoor van 6 maart 2008 heeft verweerder beide personalia vermeld. Bij dit nader gehoor heeft eiseres aanvullende documenten overgelegd, zoals schoolrapporten en diploma’s op haar gestelde naam, .
In de verklaring van onderzoek van 23 juni 2008 van het Bureau Documenten is geconcludeerd dat het Burundese paspoort echt is, hetgeen volgens de toelichting inhoudt dat daarover ‘absolute zekerheid’ bestaat. Daarop heeft verweerder het standpunt ingenomen dat wordt uitgegaan van de Burundese nationaliteit van eiseres.
3.2 Ten aanzien van de vraag of verweerder doorslaggevende betekenis heeft kunnen toekennen aan het door eiseres gebruikte Burundese paspoort overweegt de rechtbank dat verweerder in beginsel ervan uit mag gaan dat een persoonsgebonden document ook aan de gebruiker/houder toebehoort. Onder omstandigheden kan nader onderzoek daarnaar echter zijn aangewezen.
De rechtbank stelt vast dat eiseres reeds in het eerste gehoor – het aangewezen moment voor het onderzoek naar identiteit en nationaliteit – heeft aangegeven dat zij een andere identiteit heeft dan in het paspoort staat vermeld. Eiseres heeft een kieskaart uit de DRC op haar gestelde naam overgelegd, welke kieskaart ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt’ is bevonden. Het feit dat de kieskaart volgens verweerder ‘van minder gehalte’ is dan het paspoort, doet niet af aan de omstandigheid dat de kieskaart in Congo onweersproken als identiteitskaart fungeert. Verweerder heeft ten aanzien van de kieskaart aangevoerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de persoon van de kieskaart is, maar dat geldt naar het oordeel van de rechtbank evenzeer ten aanzien van het paspoort. Het feit dat het paspoort ‘echt’ is bevonden houdt niet zonder meer in dat het paspoort ook aan eiseres toebehoort. In dat kader acht de rechtbank van belang dat in de verklaring van onderzoek van 23 juni 2008 van het Bureau Documenten ten aanzien van de inhoud van het paspoort is gesteld dat niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is en dat evenmin kan worden vastgesteld of betrokkene (eiseres) de in het Algemeen Ambtsbericht beschreven procedure tot verkrijging van de identiteitskaart en het paspoort gevolgd heeft. Tenslotte acht de rechtbank van belang dat de door eiseres gebruikte Belgische verblijfsvergunning, welke op dezelfde naam is gesteld als het door eiseres gebruikte paspoort, vals is bevonden.
Gesteld noch gebleken is dat door verweerder op enigerlei wijze is beoordeeld of de gegevens in het paspoort en de foto in het paspoort overeenkomen met de daadwerkelijke fysieke gegevens van eiseres. Het enkele feit dat eiseres in haar eerste gehoor heeft verklaard dat er van haar foto’s zijn gemaakt ten behoeve van het voor haar geregelde paspoort, biedt onvoldoende grondslag voor het achterwege laten van deze beoordeling. Eiseres heeft immers nimmer gesteld dat de gemaakte pasfoto’s ook daadwerkelijk op het door haar gebruikte paspoort zijn bevestigd.
3.3 In het licht van het voorgaande zijn er naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanwijzingen die nader onderzoek rechtvaardigen naar de identiteit en nationaliteit van eiseres. Mede gelet op de belangen die asielzaken aan de orde zijn – verweerder heeft vanwege de aangenomen Burundese nationaliteit van eiseres het asielrelaas van eiseres niet inhoudelijk beoordeeld – had het op de weg van verweerder gelegen nader onderzoek te doen naar de vraag of het door eiseres gebruikte paspoort ook aan haar toebehoort.
3.4 Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet gedragen kan worden door de daaraan ten grondslag gelegde motivering, hetgeen in strijd is met artikel 3:46 van de Awb.
4 Het beroep wordt derhalve gegrond verklaard.
5 De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1).
III Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
recht doende:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 vernietigt het bestreden besluit;
3 bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,-.
Aldus gedaan door mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter en mr. C. Laukens en
mr. J. Schukking, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.M.L.J. Spierings, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2009
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuurs¬rechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.
Afschrift verzonden op: