[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert Flynth in de vordering niet ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, zulks met veroordeling van Flynth in de kosten van het geding. [gedaagde] stelt daartoe - verkort weergegeven - het navolgende.
3.1 Staking van de executie van een vonnis of beschikking kan slechts worden bevolen als de rechter van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen van de geëxecuteerde, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van hoger beroep tot ten uitvoer leggen over te gaan. Dat is het geval indien de te executeren beslissing klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de executie op grond van na de beslissing voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan.
3.2 Een executiegeschil als het onderhavige kan slechts handelen over de wijze van executie alsmede over de rechtmatigheid en de opportuniteit daarvan, maar niet over de inhoud van de te executeren beslissing. Zelfs de mogelijkheid of waarschijnlijkheid van vernietiging van de executoriale titel in hoger beroep is op zichzelf niet voldoende voor ingrijpen van de rechter in de executie. In deze zaak is de kans op vernietiging uiterst onwaarschijnlijk.
3.3 Ten tijde van het nemen van de ontbindingsbeschikking, 28 augustus 2009, bestond de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog en was ook niet opgezegd. Dat is pas daarna gebeurd; de brief terzake heeft [gedaagde] op 31 augustus 2009 bereikt.
3.4 De ontbindingsbeschikking is voor wat betreft de toekenning van de vergoeding niet voorwaardelijk. De beschikking kreeg, blijkens een uitspraak van de Hoge Raad in 1997, rechtskracht op het moment van de uitspraak.
3.5 Het is niet duidelijk op grond waarvan Flynth meent dat de kans van slagen in hoger beroep tegen de ontbindingsbeschikking positief zouden zijn, nu de arbeidsovereenkomst nog bestond op het moment dat de kantonrechter de beschikking uitsprak. De kantonrechter was overigens bekend en heeft mede in zijn beoordeling betrokken het feit dat Flynth verwachtte op korte termijn een ontslagvergunning te verkrijgen en in dat geval voornemens te zijn de arbeidsovereenkomst tegen 1 september 2009, zonder inachtneming van opzegtermijn, op te zeggen. De kantonrechter achtte dat strijdig met goed werkgeverschap.
3.6 Het executoriale beslag is rechtsgeldig, nu [gedaagde] beschikt over een geldige titel en overigens aan alle formaliteiten die gesteld zijn aan een dergelijk beslag heeft voldaan. Hij maakt ook geen misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW. Zijn doel is immers niet een ander te schaden.
3.7 Ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is de executie door [gedaagde] volstrekt aanvaardbaar. Het is veeleer Flynth die zich niet redelijk heeft gedragen door onder meer per 1 september 2009 direct iedere betaling aan [gedaagde] te staken - behoudens de afrekening van vakantiegeld en winstdeling - waardoor [gedaagde] sinds die tijd zonder enig inkomen zit. Het UWV gaat er vanuit dat de fictieve opzegtermijn tot 1 december 2009 duurt, zodat [gedaagde] vooralsnog geen WW ontvangt. Bij belangenafweging zal het belang van [gedaagde] zwaarder moeten wegen.
3.8 Het is juist dat [gedaagde] op 20 juni 2009 een eigen onderneming heeft geregistreerd als besloten vennootschap in oprichting. Naast zijn sollicitatieactiviteiten heeft hij gemeend de kans op inkomen te moeten vergroten door open te staan voor interim opdrachten en projectmatige diensten. Desondanks heeft hij nog geen substantiële inkomsten weten te genereren en voorziet hij dat dat ook nog wel even kan duren, omdat het buitengewoon moeilijk voor hem zal zijn een nieuwe baan te vinden op het niveau dat hij had.
Na de Beschikking heeft [gedaagde] op 25 september 2009 zijn vennootschap opgericht, zodat hij gebruik kan maken van de stamrechtvrijstelling voor de loonbelasting en heeft hij derhalve betaling van de gehele vergoeding bruto en zonder inhoudingen gevorderd.
3.9 Partijen hebben via hun gemachtigden overleg gevoerd, maar dat overleg heeft niet tot overeenstemming geleid. De achterliggende gedachte daarbij was dat Flynth hoe dan ook een (schade)vergoeding aan [gedaagde] verschuldigd is, ook als de Beschikking wordt vernietigd, in dat geval terzake van schadeplichtigheid wegens onregelmatige opzegging en kennelijk onredelijke opzegging. De door Flynth berekende xyz-vergoeding is evenwel niet juist, terwijl er meer reden is in dit geval de benadering van het Hof Den Haag te volgen of de benadering van de AG in zijn conclusie van 4 september 2009. Indien de xyz benadering wordt gevolgd zou de uitkomst € 158.208,- of € 79.104,- zijn en de benadering van het hof Den Haag zou een berekening opleveren die uitkomt op € 94.500,-, terwijl de gedachten van de AG volgens de uitkomst € 135.000,- zou zijn.
3.10 Een restitutierisico is er niet of nauwelijks. [gedaagde] zal immers de gehele vergoeding aanwenden als storting in zijn vennootschap en naast de aanschaf van enige kantoormiddelen, zoals laptop en printer, zou hij zichzelf een minimaal inkomen gunnen, waarmee naar schatting ongeveer € 35.000,- of € 40.000,- is gemoeid. Bovendien zal Flynth hoe dan ook aan [gedaagde] moeten betalen, hetzij de ontbindingsvergoeding hetzij de vergoeding wegens onregelmatig en kennelijk onredelijke ontslag.