2.2. het bestreden besluit
Het bestreden besluit strekt tot afwijzing van de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. In het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen heeft verweerder, samengevat en voor zover van belang voor de beoordeling van het beroep, het volgende overwogen.
Eiser heeft geen documenten overgelegd die zijn reisverhaal onderbouwen, wat hem kan worden toegerekend. Omdat sprake is van omstandigheden genoemd in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 moet van het asielrelaas van eiser een positieve overtuigingskracht uitgaan en dat is niet het geval. Het asielrelaas van eiser betreffende de ontploffing, arrestatie, detentie en ontsnapping wordt niet geloofwaardig geacht. Het overleden van de vader van eiser in december 2003 wordt wel geloofwaardig geacht, maar eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in verband hiermee problemen zal ondervinden bij terugkeer.
Het verstrekken van onjuiste gegevens aan de Nederlandse autoriteiten of het verzwijgen van informatie om in een gunstiger positie te geraken is een contra-indicatie voor verlening van een verblijfsvergunning. Deze contra-indicatie doet zich ten aanzien van eiser voor. Blijkens het proces-verbaal van 12 februari 2009 heeft eiser zijn vingertoppen gemanipuleerd. Op die datum waren alle vingertoppen van eiser erg glad en rood, tot bloedens toe. De verklaring van eiser dat hij bij het voetballen is gevallen en op zijn hand terecht is gekomen wordt niet gevolgd. Tijdens het nader gehoor heeft eiser verklaard dat de toppen van de vingers van één hand zijn beschadigd door deze val. Ook op 26 maart 2009 waren de vingertoppen van eiser van een te slechte kwaliteit voor het verrichten van dactyloscopisch onderzoek. Eiser maakt het de Nederlandse autoriteiten onmogelijk om onderzoek te doen naar de vraag of hij eerder een verblijfsvergunning heeft aangevraagd of dat hij voor zijn komst naar Nederland in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft verbleven. Gelet hierop komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Verweerder stelt zich subsidiair op het standpunt dat het asielrelaas van eiser gedeeltelijk ongeloofwaardig is, terwijl niet aannemelijk is dat eiser bij terugkeer problemen zal ondervinden vanwege het overlijden van zijn vader. Gezien het tijdsverloop tussen het overlijden van zijn vader en het vertrek van eiser uit Somalië komt eiser niet in aanmerking voor een vergunning op grond van het traumatabeleid. Verweerder acht geloofwaardig dat eiser afkomstig is uit [plaats] . Het frustreren van het onderzoek staat echter in de weg aan het verlenen van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, omdat deze frustratie het onderzoek naar de vraag of eiser een verblijfsalternatief heeft onmogelijk maakt.
De stelling van eiser dat het verbod van refoulement zwaarder dient te wegen dan de vraag welk Europees land de aanvraag in behandeling zou moeten nemen, volgt verweerder niet. Er is sprake van een contra-indicatie die wordt tegengeworpen op grond van het eigen gedrag van eiser. Bovendien is naast de vraag of eiser in een ander Europees land een asielaanvraag heeft ingediend, onder andere van belang of hij in Nederland eerder een asielaanvraag heeft ingediend. Nu op basis van de vingerafdrukken van eiser geen onderzoek kan worden gedaan met behulp van het Eurodacsysteem is een goede identificatie van eiser niet mogelijk. Bij het ontbreken van goede vingerafdrukken kan ook geen onderzoek gedaan worden naar criminele antecedenten.
Het beroep van eiser op artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn slaagt niet. Een beroep op deze bepaling is gelijk te stellen aan een beroep op artikel 3.105d van het Vb 2000. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 3.105d van het Vb 2000. De mate van willekeurig geweld in Zuid-Somalië is niet zo hoog dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat eiser bij terugkeer naar [plaats] louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op schade in de zin van de Definitierichtlijn.. Ook hier geldt dat, nu eiser onderzoek in Eurodac onmogelijk heeft gemaakt, niet kan worden vastgesteld of artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn voor hem van belang is. Immers, niet kan worden vastgesteld of eiser eerder in een van de bij de overeenkomsten van Dublin aangesloten landen heeft verbleven of in een dergelijk land verblijfsrecht heeft.