ECLI:NL:RBSGR:2009:BL2937

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
349002 HA RK 09-517 Wrakingsnummer 2009/20
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. von Maltzahn
  • A. Aarts
  • B. Bergman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een politierechter wegens procedurele beslissingen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 5 november 2009 een mondeling verzoek tot wraking behandeld, ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. M.A.R. Schuckink Kool. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. [X], de politierechter die op 30 september 2009 een getuige had gehoord tijdens een terechtzitting. Verzoeker stelde dat mr. [X] ten onrechte had belet dat zijn raadsman nadere vragen aan de getuige stelde, wat volgens hem noodzakelijk was om de juistheid van de getuigenverklaring te verifiëren. Verzoeker was van mening dat deze handelwijze de schijn van vooringenomenheid wekte en zijn mogelijkheden om succesvol appel in te stellen beperkte.

De wrakingskamer heeft op 26 oktober 2009 de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gehouden. Mr. [X] was niet verschenen, en ook de officier van justitie was afwezig. In zijn schriftelijke reactie gaf mr. [X] aan dat hij zijn bevoegdheid om vragen aan de getuige te beletten had gebruikt, omdat deze vragen niet relevant waren voor de getuigenverklaring. Hij betoogde dat verzoeker zich op een procesrechtelijke beslissing beroept, waartegen hoger beroep openstaat, en dat wraking in dit geval niet aan de orde is.

De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen uitzonderlijke situatie opleverden die de vrees voor vooringenomenheid van mr. [X] objectief gerechtvaardigd maakte. Het beletten van vragen aan een getuige werd gekwalificeerd als een procedurele beslissing, die volgens vaste jurisprudentie geen grond voor wraking kan opleveren. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE – MEERVOUDIGE WRAKINGSKAMER
Wrakingnummer 2009/20
rekestnummer: 349002 HA RK 09-517
parketnr: 09/407855-09
datum beschikking: 5 november 2009
BESCHIKKING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadsman: mr. M.A.R. Schuckink Kool
tegen
Mr. [X],
rechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
Verzoeker is gedagvaard om op 30 september 2009 op de terechtzitting van de politierechter te verschijnen. Op deze terechtzitting heeft mr. [X] als politierechter een getuige gehoord. Mr. [X] is ter zitting door verzoeker gewraakt, waarna het onderzoek is onderbroken in afwachting van de beslissing van de wrakingskamer
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 26 oktober 2009 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens verzoeker is mr. M.A.R. Schuckink Kool verschenen. Het wrakingsverzoek is door hem aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht.
Mr. [X] is, na voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.
De officier van justitie, mr. [officier van justitie], is niet verschenen.
3. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat mr. [X] zijn raadsman ten onrechte heeft belet om nadere vragen aan de getuige te stellen. Deze vragen achtte de raadsman noodzakelijk om te achterhalen of hetgeen de getuige verklaarde strookte met de feiten.
Verzoeker heeft mr. [X] vervolgens, met het oog op een eventueel appel, verzocht om zijn motivering voor het beletten van de vragen in het proces-verbaal op te nemen.
Dit heeft mr. [X] geweigerd. Verzoeker acht zich door deze handelwijze beperkt in zijn mogelijkheden om zo nodig succesvol appel in te kunnen stellen. Mr. [X] heeft de ruimte van de verdediging om haar rechten te effectueren verder beperkt dan nodig was en aldus de schijn van vooringenomenheid gewekt, aldus verzoeker.
4. Het standpunt van mr. [X]
Mr. [X] heeft in zijn schriftelijke reactie te kennen gegeven dat hij niet in de wraking berust. Hij stelt een aantal malen gebruik te hebben gemaakt van zijn bevoegdheid om (de beantwoording van) vragen aan de getuige te beletten, omdat deze geen betrekking hadden op hetgeen de getuige zelf waargenomen of ondervonden had. De vragen van de raadsman strekten volgens mr. [X] tot een nadere exegese van het door de getuige gegeven antwoord. Het verzoek om zijn opmerking dat hij geen behoefte had aan een nadere verklaring omdat het gegeven antwoord hem duidelijk was woordelijk op te nemen, heeft mr. [X] geweigerd aangezien het opnemen van de woorden van de rechter in het proces-verbaal geen grondslag vindt in de wet.
Verzoeker komt op tegen een procesrechtelijke beslissing, waartegen hoger beroep openstaat en niet het middel van wraking, aldus mr. [X]. Mr. [X] merkt nog op dat hij door te kennen te geven dat het antwoord van de getuige hem duidelijk was, niet is vooruitgelopen op de vraag of hij die verklaring juist of aannemelijk achtte en al helemaal niet op enig aspect van een eventuele bewezenverklaring.
5. Beoordeling
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van deze rechter kan rechtvaardigen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is het beletten van vragen aan een getuige een procedurele beslissing. Dergelijke beslissingen kunnen volgens vaste jurisprudentie, behoudens bijkomende feiten en/of omstandigheden, geen grond voor wraking opleveren. Zodanige feiten en/of omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Dit geldt eveneens voor de weigering van mr. [X] om zijn motivering voor het beletten van de vragen op te nemen in het proces-verbaal. Verzoeker had desgewenst per brief kunnen meedelen dat hij het niet eens was met de inhoud van het proces-verbaal, met het verzoek deze brief toe te voegen aan het dossier.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsman mr. M.A.R. Schuckink Kool;
• de officier van justitie mr. [officier van justitie];
• de rechter mr. [X].
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 5 november 2009 door mrs Von Maltzahn, Aarts en Bergman in tegenwoordigheid van mr. Ligthart als griffier.