ECLI:NL:RBSGR:2009:BL2954

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
349551 / HK 09-537
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Loor-Alwin
  • A. Dedel-van Walbeek
  • J. van Wezel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster, PRINSEVIER VASTGOED B.V., een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend tegen de rechters mr. [X] en mr. [Y] van de Rechtbank 's-Gravenhage. Het verzoek tot wraking van mr. [X] is ingediend drie en een halve maand na de comparitiezitting, wat door de rechtbank als niet-tijdig werd beschouwd. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van mr. [X]. Voor wat betreft mr. [Y] oordeelde de rechtbank dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanwijzingen gaven voor een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank benadrukte dat procedurele beslissingen van een rechter niet automatisch leiden tot een vermoeden van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking van mr. [Y] werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een gebrek aan onpartijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 december 2009.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE – MEERVOUDIGE WRAKINGSKAMER
Wrakingsnr. 2009/21
rekestnummmer: 349551/ HK 09-537
zaaknummer: 320867/HA ZA 08-3267
datum beschikking: 7 december 2009
BESCHIKKING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
PRINSEVIER VASTGOED B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
verzoekster,
advocaat: mr. N. Roodenburg te ’s-Gravenhage,
tegen
Mrs. [X] en [Y],
rechters in de rechtbank te ’s-Gravenhage.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Op 11 juni 2009 is voor mr. [X] een comparitie gehouden ter zake van het geding over de vordering die [A] en [B] (hierna: belanghebbenden) op verzoekster stellen te hebben. Mr. [X] heeft na sluiting van de comparitie de zaak doorverwezen naar de rol van 15 juli 2009 voor overlegging van de confraternele correspondentie ten aanzien van de ingebrekestelling en het verzuim aan de zijde van belanghebbenden en ten aanzien van het aanbod tot nakoming aan de zijde van verzoekster. Vervolgens zijn de op de rolzitting van 15 juli 2009 van de zijde van verzoekster bij akte ingebrachte stukken geweigerd en is verzoekster in de gelegenheid gesteld op de rolzitting van 26 augustus 2009 een aangepaste akte in te dienen. Bij rolbeslissing van 23 september 2009 heeft mr. [Y] de door verzoekster ter rolzitting toegezonden akte geweigerd, met uitzondering van de producties, het verzoek van verzoekster om pleidooi afgewezen en bepaald dat op 4 november 2009 vonnis wordt gewezen.
1.2 Op 7 oktober 2009 heeft mr. Roodenburg namens verzoekster een verzoek tot wraking van mrs. [X] en [Y] ingediend.
1.3 Mr. [X] en mr. [Y] hebben schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 23 november 2009 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens verzoekster is verschenen mr. Roodenburg, vergezeld van mr. De Boorder en [C] (directeur). Belanghebbende [A], bijgestaan door zijn raadsman mr. B.D.W. Martens, is eveneens verschenen. Mrs. [X] en [Y] zijn, na voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.
3. Het standpunt van verzoekster
Ten aanzien van mr. [X] is namens verzoekster gesteld dat vanwege de samenloop van de door mr. [X] genomen beslissingen en haar persoonlijke instelling jegens verzoekster, de onpartijdigheid van mr. [X] in geding is. Ter onderbouwing hiervan heeft verzoekster -zakelijk weegegeven- het volgende aangevoerd.
Mr. [X] heeft twee nadrukkelijke verzoeken om de comparitie te verdagen afgewezen, ondanks het nadrukkelijke advies van de arts van [C] om thuis te blijven. Daarnaast heeft mr. [X] het bezwaar van verzoekster tegen de enorme hoeveelheid producties die namens belanghebbenden 6 dagen voor de comparitie in het geding zijn gebracht afgewezen, met de mededeling dat alle stukken al bekend zouden moeten zijn bij verzoekster, terwijl door verzoekster nadrukkelijk te kennen was gegeven dat zij het merendeel van de stukken niet kende. Verder heeft mr. [X] de opmerking van de gemachtigde van verzoekster dat zij in de gelegenheid gesteld wilde worden om inhoudelijk te reageren op een groot deel van de producties genegeerd. Voorts heeft verzoekster naar voren gebracht dat het proces-verbaal geen volledige weergave is van het verhandelde ter comparitie. Zo zou haar protest tegen de door belanghebbenden ingebrachte enorme stapel producties en tegen de beslissing dat er uitsluitend nog confraternele correspondentie mocht worden overgelegd, niet correct in het proces-verbaal zijn opgenomen.
Ten aanzien van mr. [Y] heeft verzoekster eveneens gesteld dat de onpartijdigheid van deze rechter in geding is. Verzoekster heeft daartoe -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd. Volgens verzoekster heeft mr. [Y] het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door het uitdrukkelijke bewijsaanbod van haar zijde ongemotiveerd te passeren en door twee maal toe een akte te weigeren. Ook heeft mr. [Y] door het weigeren van het uitdrukkelijke pleidooiverzoek van verzoekster het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Verder is verzoekster niet in de gelegenheid gesteld om mondeling te reageren op de vele producties die van de zijde van belanghebbenden in de procedure zijn ingebracht. Daarnaast mocht zij van mr. [Y] niet reageren op hetgeen tijdens de comparitie is besproken.
Subsidiair heeft verzoekster aangevoerd dat haar wrakingsverzoek ook tegen de gehele rechtbank is gericht, omdat zij het gevoel van onpartijdigheid in deze rechtbank geheel is kwijtgeraakt door de opeenstapeling van de partijdig getinte feiten, en het gegeven dat zowel de rolrechter als de behandelend rechter zich in haar ogen aan die feiten schuldig maken.
4. Het standpunt van mr. [X]
In haar schriftelijke reactie heeft mr. [X] de wrakingskamer meegedeeld dat zij niet in de wraking berust. Mr. [X] heeft te kennen gegeven dat het wrakingsverzoek, dat gebaseerd is op haar beslissingen voorafgaand aan en tijdens de comparitie van 11 juni 2009 te laat is ingediend, zodat dit verzoek als tardief en niet serieus is te beschouwen. Uit de door voor verzoekster negatief uitgevallen beslissingen valt niet af te leiden dat zij in het geschil tussen belanghebbenden en verzoekster vooringenomen is dan wel dat er gegronde vrees bestaat dat de rechterlijke onpartijdigheid in dat geschil ontbreekt.
Mr. [Y] heeft in haar schriftelijke reactie eveneens te kennen gegeven dat zij niet in de wraking berust. Volgens mr. [Y] heeft verzoekster geen feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan haar rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Zij stelt dat het nemen van beslissingen die verzoekster onwelgevallig zijn niet een feit of omstandigheid is waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Volgens mr. [Y] heeft verzoekster ook geen belang bij haar verzoek tot wraking van haar aangezien zij niet de zaaksrechter is die het vonnis gaat wijzen.
5. Het standpunt van belanghebbenden.
Namens belanghebbenden is aangevoerd dat uit de door beide rechters genomen beslissingen niet blijkt van vooringenomenheid. De vlak voor de comparitie door hen overgelegde stukken waren voor een groot gedeelte bekend bij verzoekster. Deze stukken zijn ook besproken tijdens de comparitiezitting.
6. Beoordeling
6.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.2 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijke apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.3 Ten aanzien van de wraking van mr. [X] wordt het volgende overwogen.
Artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het onderhavige verzoek tot wraking ten aanzien van mr. [X] is gebaseerd op feiten en omstandigheden die voorafgaand aan de comparitiezitting en tijdens de comparitiezitting van 11 juni 2009 hebben plaatsgevonden. Nu het verzoek tot wraking pas drie en een halve maand na de comparitiezitting bij de rechtbank is ingekomen, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek niet tijdig is gedaan. Gelet op het vorenstaande dient verzoekster niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoek tot wraking van mr. [X].
6.4 Ten aanzien van de wraking van mr. [Y] wordt het volgende overwogen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door mr. [Y] genomen beslissingen met betrekking tot het passeren van het bewijsaanbod van verzoekster, de weigering van een akte en de afwijzing van het verzoek om pleidooi van procedurele aard. Dergelijke beslissingen kunnen volgens vaste jurisprudentie geen grond voor wraking opleveren.
De juistheid van de beslissingen van mr. [Y] is niet ter beoordeling van de wrakingskamer. Procedurele beslissingen kunnen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek, indien uit die beslissingen blijkt van een vooringenomenheid van de rechter die deze beslissingen heeft genomen. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden daar niet op. Het enkele feit dat mr. [Y] beslissingen heeft genomen waar verzoekster zich niet in kan vinden, geeft geen blijk van vooringenomenheid jegens verzoekster.
6.5 Dat het proces-verbaal geen deugdelijke weergave zou zijn van de comparitiezitting, zoals door verzoekster is gesteld, staat niet ter beoordeling van de wrakingskamer.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich overigens geen omstandigheden voor die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. [Y] dan wel de uiterlijke schijn daarvan, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
Voor zover het verzoek ziet op wraking van de hele rechtbank, oordeelt de rechtbank dat dit niet mogelijk is, omdat de wet niet voorziet in wraking van een rechter die geen bemoeienis heeft met de zaak. Verwezen wordt naar het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1998 (NJ 1999, nr. 271).
7. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van mr. [X];
- wijst het verzoek tot wraking van mr. [Y] af;
- bepaalt dat het geding wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat deze beslissing onverwijld wordt medegedeeld aan:
* verzoekster;
* mr. [X];
* mr. [Y];
* mr. N. Roodenburg;
* mr. B.D.W. Martens.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2009 door
mrs. De Loor-Alwin, Dedel-van Walbeek en Van Wezel, in tegenwoordigheid van
mr. Jadoenathmisier als griffier.